Zwendel
Dat het gezag van de overheid tanend is blijkt, onder meer, uit de agressie die het politie-, ambulance- en brandweerpersoneel ondervindt. Het lijkt erop dat zodra het gezag z’n gezicht laat zien datzelfde gezicht in z’n gezicht wordt uitgelachen, dat het wordt gehinderd, getreiterd en geslagen. De overheid faalt jammerlijk in z’n handhavingstaak en de onvrede daarover komt altijd bij de verkeerde mensen uit. Niet bij de politici, en ook al niet bij de tsunami van Autoriteiten die ons sinds de Grote Deregulering deelachtig zijn geworden, Autoriteiten die alleen in naam gezag hebben. In feite ontberen ze elk gezag. Ze zijn, gelet op hun handhavingsopdracht, ernstig mislukt.
Handhaving is de kern van het overheidsgezag. Maak er een zootje van en de mensen die voor de handhaving moeten zorgen zijn de klos. De overheid maakt er een zootje van. Het heeft het gros van z’n handhavingstaken over de schutting gekieperd en noemt dat ‘zelfregulering’, één van de grofste drogredenen uit het brede arsenaal van de neoliberale leugen. De overheid is zelfs zo ver gegaan dat het ook die handhavingstaken die het nog niet heeft uitbesteed stelselmatig is gaan verwaarlozen. Ik denk aan de arbeidsinspectie, die geen arbeidsinspectie meer mag heten en sinds een paar jaar als de inspectie werk en inkomen door het leven gaat. Dat houdt in dat op het werk nog maar amper wordt gelet, want arbeidsomstandigheden zijn duur en daar willen we de werkgever niet mee opknappen. De aandacht gaat uit naar de centjes van de sociale zekerheid want stel je voor dat daar een uitkering tussendoor glipt die onbeschadigd de bureaucratische mallemolen heeft overleefd.
En er is de Autoriteit Persoonsgegevens, een handhavingsorgaan dat, zo vermeldt de website, ‘toezicht houdt op het gebruik van persoonsgegevens door organisaties’. Een organisatie die over persoonsgegevens van jou beschikt mag die niet doorgeven aan aan andere organisaties (in de praktijk komt dat meestal neer op verkopen, en er wordt goed aan verdiend), althans niet zonder jou daar van in kennis te stellen. Het staat in de wet – die wet is een dode letter en de Autoriteit heeft niks met dode letters. De Autoriteit laat het totaal op z’n beloop en dus heeft de incasso-industrie sinds jaar en dag vrij spel. Afnemers genoeg, lees ik (bij Karlijn Kuijpers, Thomas Muntz en Tim Staal, U staat op een zwarte lijst; De Groene 25 oktober 2017), afnemers zo divers dat het zo ongeveer alles tussen telefoonmaatschappijen en woningcorporaties bestrijkt.
De zwendelende incassobureaus bieden niet slechts persoonsgegevens aan, ze bewerken ze ook tot scores over de betalingsmoraal van mensen. Hoe die scores tot stand komen? Dat geven ze niet prijs, de afnemer kan het niet schelen en de dupe (de persoon wiens gegevens het waren en nu tot in het onherkenbare vervormd niet meer zijn), nou ja de dupe is nu eenmaal de lul. Dat is ons land anno nu: bureaus zonder enige moraal vellen een oordeel over de moraal van anderen en verkopen dat oordeel zonder dat er een haan naar kraait. Volgens de bureaus zijn niet zij verantwoordelijk, maar de kopers. Het zijn pooiers die de klanten verantwoordelijk houden. En de overheid, die kijkt toe.
Buma kondigt aan dat een eventueel referendum over de sleepwet, en dus over de privacy-zorgen van burgers, voor hem niet telt, wat de uitslag ook is. Een verstandig man. Je bent bestuurder om anderen aan de wet te houden, niet om er zelf door gehinderd te worden. Los van krokodillentranen, welke bestuurder denkt er anders over? Is niet elke politicus een bestuurder? En welke politicus kan vandaag nog met droge ogen beweren dat de privacy van de burger hem wat waard is? De politicus is liever solidair met malafide incassobureaus. Dat zeggen ze niet en ze denken het evenmin, onze politici, maar ze doen het. Doen is het nieuwe denken, ik hoor het onze nieuwe minister van Defensie (net als Buma afkomstig uit het CDA) weer zeggen.
Een overheid die een Autoriteit inlevert bij het loket van het eerste het beste incassobureau heeft geen gezag en verdient het ook niet.
29 oktober 2017
=0=
Paardenmiddel
Als niets helpt, helpt het paardenmiddel. Soms. Misschien. Als je een gelovige van je af wilt schudden heb je vroeger of later het paardenmiddel nodig. Dat komt omdat een gelovige het nooit zomaar met je oneens kan zijn. De gelovige is het aan zijn geloof verplicht je te wijzen op, te waarschuwen voor en je te behoeden voor de dwalingen jouws weegs. Zolang hij kan wil hij je redden en als dat betekent dat je stapelgek van hem wordt, dan moet dat maar. Hij heeft geen keus. Er staan levens op het spel. Meer nog, er staan zielen op het spel. Wil je hem het zwijgen opleggen dan rest je alleen maar dat paardenmiddel.
Ik las de column van Bert Keizer, gisteren in Trouw. Het ging over het gesprek tussen doven, tussen de gelovige en de filosoof in dit geval. Een hopeloos gesprek dat best te dulden is zolang je elkaar niets belet maar dat onduldbaar wordt zodra de ene partij de andere het leven – meestal de dood overigens – onmogelijk maakt. Zoals de gelovige het de niet-gelovige onmogelijk maakt zelf het einde van het leven te regisseren. In dat geval heeft de niet-gelovige baat bij, en wat mij betreft zelfs recht op, het paardenmiddel.
Ik bedoel het referendum. Ik ben geen vriend van het referendum maar om te voorkomen dat een kleine club bevindelijken de hele bevolking gijzelt met hun bevindingen over leven en dood mogen de anderen het referendum hebben. Vind ik. We moeten het referendum pas van stal halen als het debat niet meer helpt, dus pas aan het einde van de rit, niet aan het begin. En alle betrokkenen moeten kunnen stemmen – ik heb het niet over de Catalanen. Maar wat wel vanaf het begin duidelijk moet zijn is dat het referendum tot de mogelijkheden behoort, tot de mogelijkheden om een minderheid te corrigeren die een meerderheid in de tang heeft (in ons parlementaire stelsel geen ongewoon verschijnsel). Alleen zo zal het christelijke smaldeel in het parlement ertoe geprest kunnen worden de argumenten van hun tegenstrevers serieus te nemen. Als aan het einde van het debat blijkt dat verder debatteren geen zin heeft en alleen een referendum ervoor kan zorgen dat een improductieve patstelling wordt doorbroken dan, vermoed ik, is het beroep op het geweten van de christen geen argument meer, geen legitimatie van een verbod op verandering, geen instrument dat sommigen bezitten en anderen niet.
In het parlementaire debat beschikt iedereen principieel (en er zijn geen andere principes) over dezelfde instrumenten. In de politiek mag men zich wat mij betreft best op de bijbel beroepen. Maar niet op de Bijbel. Wie dat doet (zoals de politicus van CU en SGP dat doet) verwart de lessenaar van de Tweede Kamer met de kansel van de kerk. Er blijkt uit dat in ons land de scheiding van kerk en staat nog niet voltooid is. Daar hoeven we ons niet bij neer te leggen en we hoeven ons ook niet door de complexiteit van het vinden van parlementaire meerderheden te laten vastbinden. Daar kunnen, en wat mij betreft ook moeten, we verandering in aanbrengen. Desnoods per referendum. Wat zou de vraag moeten zijn? De vraag is of een beroep op een hogere macht dan de rechtsstaat slechts een stijlfiguur is dan wel een heus argument. Ik ben gerust op de uitslag. Ik houd het erop dat we een dergelijk beroep niet als parlementair en wetgevend, niet als rechtsstatelijk argument zouden willen erkennen. In feite doen we tot op de dag van vandaag niet anders dan die regel met voeten treden en Rutte 3 heeft toegezegd dat zo lang dat kabinet zit er geen verandering in gaat komen. Dat is jammer. En het is een schande voor D66.
We zijn in dit land al wel zo ver om de moslims aan de rechtsstatelijke grondregels te herinnereren. Dat is, hoe nodig het ook kan zijn, lelijk als het zo selectief blijft als het nu is. Nu werkt het uit als pesterigheid –soms heeft het er de schijn van dat het ook zo is bedoeld. Dat is niet in orde. Het is pas in orde als het voor elke geloofsuiting van elk geloof in gelijke parlementaire mate geldt. Daarom, alle partijen moeten hoognodig (en zoals zo langzamerhand wel duidelijk mag worden geacht zo nodig met een referendum) op de seculiere argumentenregel worden vastgebonden, van SGP tot en met PVV in parlementaire termen, van de meest geharnaste tegenstanders van het referendum tot en met de meest geharnaste voorstanders ervan.
Los hiervan, de eerste vraag is en blijft: is een referendum nuttig in een vertegenwoordigend stelsel en zo ja, wanneer is het nodig?
28 oktober 2017
=0=
Nieuw denken
Hoe haal ik de kranten? Met een ferme uitspraak. En met een gele jurk. Die jurk droeg ze, gisteren op het bordes waar kabinet Rutte 3 werd gepresenteerd. Ook aan haar werden na afloop vragen gesteld door het verzameld journaille. En zo werden we vergast op een dame in een gele jurk en met een ferme uitspraak. Deze: doen is het nieuwe denken. Dixit de nieuwe minister van Defensie, Ank Bijleveld. Bijleveld is een mevrouw met een al wat langer durende politieke loopbaan. Het was geen oprisping, denk ik dan maar. Het was bedoeld, dat doen als het nieuwe denken. In de Nederlandse politiek wordt steeds minder gedacht en steeds meer gedaan – met nogal wat schade die in de regel liefdevol wordt toegedekt onder de broeierige deken van de goede bedoeling. Het lukt niet altijd en zo moest nog maar kort voor het scheiden van de markt de vorige minister van Defensie toegeven dat ze wel had gedaan in Mali en niet had gedacht over wat nodig was, daar in Mali. Dat de nieuwe minister die fout van haar voorgangster nu tot credo van het nieuwe denken verklaart is griezelig. Heeft mevrouw Bijleveld een bord voor de kop soms? Hoon aan je voorgangster, hoon aan de ondoordachte missie die soldaten hun leven en gezondheid en de minister haar positie heeft gekost?
Doen is volgens Bijleveld niet alleen het nieuwe denken, het is ook het nieuwe vertrouwen: ‘wij gaan vertrouwen winnen door dingen te doen’. We hebben een regeerakkoord met zeventig pagina’s gestold wantrouwen, we hebben een regeerakkoord dat zo weinig vertrouwen in het eigen akkoord uitstraalt dat de uitvoering ervan afhangt van nieuwe akkoorden met en in de polder, we hebben een regeerakkoord dat voor elke gedachte aan grote vraagstukken (migratie, de toekomst van de EU, een gevaarlijk man in het Witte Huis enz.) is teruggeschrokken, we hebben een regeerakkoord dat dringende medisch-ethische kwesties naar het sint-juttemis verwijst, we hebben een minister van Landbouw die net als de Rabobank uitdraagt dat je samen een heel eind komt, we hebben een premier die bij visie aan olifanten en slechtziendheid denkt, we hebben een minister van Buitenlandse Zaken die denkt dat zijn functie hem eindelijk net zoveel buitenlandse stages aanbiedt als hij wil hebben, we hebben een minister voor Rechtsbescherming omdat als we een minister voor iets hebben we daarmee zeggen dat het niets mag kosten, en we hebben een minister van Defensie die van deze bij elkaar geveegde en van een keurig nietje voorziene armoe een voordeel maakt.
Doen is het nieuwe denken. Ze bedoelt: nadenken is verboden. En nieuw is ook dat niet.
27 oktober 2017
=0=
Als een steen op de maag
Als je mensen de kans wilt geven hun leven aan te passen aan veranderende omstandigheden dan moet je ze daar de tijd voor geven. Is er in jouw vak geen droog brood meer te verdienen dan moet je omzien naar wat anders. Dat kost tijd.
Sinds wij in neoliberale vaarwateren terecht zijn gekomen, sinds het eerste kabinet Lubbers dus, is de aanpassingstijd voor werklozen verkort. Dat heeft hun machtspositie aangetast en omdat, eveneens sinds die tijd en eveneens door dat neoliberale vaarwater, iedere werkende weet dat hij de volgende werkloze kan worden is de machtspositie van de werkende bevolking in toto aangetast.
Om ervoor te zorgen dat er geen oorlog zou komen is er bij de uitvoering van deze aanval op de werkende bevolking op gelet de bestaande verhoudingen binnen die bevolking te respecteren. Een ieders aanpassingstijd werd bekort. Of je nu veel of weinig tijd nodig had om iets anders te kunnen gaan doen deed er niet toe – je kreeg net zo veel als je buurman. Eerlijk toch? Gelijkheid op deze manier accentueert de ongelijkheden.
Dat zagen we dan ook. De beter gesitueerden in de werkende bevolking ontvingen veel meer aan training en opleiding binnen het bedrijf dan hun minder fortuinlijke collega’s en verschenen dus ook niet alleen later maar ook beter uitgerust aan de start van hun ingekorte aanpassingstijd als werkloze. Daar is eindeloos over gerapporteerd en het beeld van Mattheus in actie werd keer op keer bevestigd. In politieke kringen fronste men er de wenkbrauwen over – en men liet het erbij. In vakbondskringen werd elk verworven recht beschermd en als dat tot gevolg had dat beter beschermde werknemers beter beschermd werden dan was dat zo. Ook de vakbonden, kortom, lieten het erbij.
Het was niet voorspeld en toch zo voorspelbaar: zou de oudere werknemer onverhoopt en ondanks al zijn beschermende lagen toch op straat komen te staan dan heeft hij vermoedelijk, net als de lager opgeleide, iets meer aanpassingstijd nodig dan zijn jongere en grosso modo ook hoger opgeleide werkzoekende lotgenoot. Die tijd krijgt hij uiteraard niet want bij de verdeling van de werklozenrechten is elke werkloze een gelijke monnik met een daarom gelijke kap. Het is een kenmerk van zowel de Nederlandse polder als het Nederlandse onderwijs dat je van alles kunt krijgen maar nooit de tijd die jij nodig hebt om in redelijkheid te voldoen aan de eisen en de nieuwe eisen om op een enigszins kansrijke manier mee te kunnen doen in de strijd om de prijzen.
Tijd is macht, de werkgevers weten het en de overheden weten het, de politieke partijen accepteren het en de vakbonden doen voor de politieke partijen niet onder. Vakbonden en politieke partijen lopen leeg – soms vraagt men zich in die kringen af hoe dat toch komt.
Het nieuwe kabinet gaat het ontslagrecht vergemakkelijken. Dat betekent dat het voor de werkgevers gemakkelijker wordt om werknemers te ontslaan en voor de werknemers ongemakkelijker om daartegen met succes in het geweer te komen. De werkgevers zullen een zucht van verlichting hebben geslaakt. Het is in Nederland vergeleken met andere landen al lang een fluitje van een cent om werknemers er collectief uit te gooien (en ze zo nodig en selectief weer in te huren tegen slechtere arbeidsvoorwaarden) maar nu mag je als werkgever ook mensen eruit gooien omdat ze je niet bevallen. De omweg van slechte bedrijfsresultaten is niet meer nodig. Bevallen ze niet dan geef je ze hun congé en klaar ben je. Ik vermoed dat dit nieuwe voorrecht van de werkgever binnenkort een rol gaat spelen in de toekomstkansen van de oudere werknemer.
Want zeg nou zelf, de oudere werknemer ligt als een steen op de maag van de Nederlandse werkgever. Ze presteren nog heel aardig maar ze zijn te duur en met de verlate en steeds later wordende AOW-leeftijd op de achtergrond vrezen de werkgevers voor steeds meer oudere werknemers die de eindstreep niet halen, en dan lang op werkgeverskosten ziek zijn, vervolgens ook nog eens op werkgeverskosten in een ‘transitie-traject’ gestopt moeten worden en het eindresultaat zal nooit een nieuwe baan zijn want wie wil nou een oudere werknemer? De werkgevers niet en als die ze niet willen hebben dan is de hele exercitie een wel erg dure en ook een zeer weinig oprechte manier van afscheid nemen. Daar hebben de werkgevers helemaal geen zin in en dat zullen ze dan ook niet doen. Nu nog pleiten ze voor een flexibeler AOW-leeftijd, zodat zij van de werknemers verlost zijn voordat die een duur ziektekosten- en een hopeloos transitie-traject ingaan. Flexibiliteit is hier geen woord voor bedrijfsvoering, het is hier een woord voor een sigaar uit eigen doos. Wie flexibel vertrekt voordat zijn officiële AOW-datum is aangebroken betaalt dat zelf met een lagere uitkering.
Het werkgeversgeblaat over de oudere werknemer die zijn aow-datum niet haalt is van een zeer bedenkelijk niveau. Je laat mensen jarenlang hetzelfde kunstje doen, je verdomt het ook maar een dubbeltje te investeren in betere arbeidsomstandigheden en vroegtijdige scholing, je huilt mee met een overheid die bij hoog en laag ontkent dat het mogelijk is ‘zware beroepen’ vast te stellen – en je zorgt dat het probleem van jouw bordje verdwijnt. Wil de overheid niet mee in die flexibele aow op kosten van de aow-er? Dan moet de overheid vooral niet vergeten dat met het versoepelde ontslagrecht in de hand de werkgever in het ganse land de zaken naar zijn hand zal weten te zetten.
De nieuwe minister van SZW, Wouter Koolmees, staat voor de opgave volgend voorjaar met een nieuw sociaal polderakkoord te komen. Het net ter ziele gegane sociale akkoord van Asscher is door de werkgevers, voorzitter Hans de Boer voorop, gesaboteerd bij het leven maar daar hebben we het niet over, we gaan werken aan een nieuw akkoord en uiteraard zal daarin de aow-leeftijd een rol spelen. En dat zal niet in het voordeel van de oudere werknemer zijn.
Econoom James Duesenberry zei ooit dat economie gaat over hoe mensen keuzes maken en sociologie over de vraag waarom mensen helemaal geen keuzes hebben die ze kunnen maken. Het was leuk, die uitspraak, maar hij klopt van geen kanten. Economie is, gelet op de ontwikkeling van de afwikkeling van werkloosheid, een samenspraak met de politiek geworden om mensen hun keuzes te ontnemen (gelet op de steeds kariger aanpassingstijd) dan wel keuzes tegen te maken (gelet op een aow-leeftijd die door het gekluns der politici zo’n dwangbuis is geworden dat zelfs de werkgevers er het nadeel van in zijn gaan zien).
De vijanden van de keuze zitten aan de kant van de economen en politici, dezelfden die zodra werknemers als collectief optreden dwang vermoeden waar ze zich, in naam van de keuzevrijheid, tegen afzetten. Van hen uit gezien is dat met zoetsappigheid aangelengde hoon, maar het echte schandaal is dat vakbonden en socialistische en sociaaldemocratische partijen zich dat nu al meer dan dertig jaar hebben laten aanleunen.
26 oktober 2017
=0=
Meel van Annabel
Als ik in één stukje wordt getrakteerd op zinswendingen als ‘PvdA-maffia’, ‘kartelbenoemde ambtenaren’, ‘partij-drone met meel in de mond’, dan weet ik dat het bloemrijke proza van Thierry Baudet school heeft gemaakt. Ik noem zij proza bloem-rijk en niet meel-rijk. Meel is te plat voor Thierry, te onverdund ook. Bloem daarentegen is gezeefd meel. Het is als het ware homeopatisch verdund meel, het is meel waaruit de voedingsstoffen verwijderd zijn. We kennen het verschil, en we proeven het: bruinbrood maak je van tarwemeel, witbrood maak je van tarwebloem.
En nu zit Annabel in haar wittebroodsweken met Thierry. Ze wordt zijn lijsttrekker voor de aanstaande verkiezingen voor de gemeenteraad. En ze doet nu al haar best in zijn gevlei te komen, door hem te verblijden met zelfgebakken idiote uitdrukkingen waarvan ik er hierboven een drietal debiteerde. Ik ken, ik noem maar wat, redelijk wat mensen die hun werkzame leven doorgebracht hebben als ambtenaar van de gemeente Amsterdam. Die wisten vast niet dat hun eerzame sollicitatie van destijds een rookgordijn was dat moest verhullen dat ze allemaal ‘kartelbenoemd’ waren. Of het iets over de sollicitaties van toen zegt waag ik te betwijfelen. Dat Annabel niet solliciteert naar de stem van Amsterdamse ambtenaren lijkt me daarentegen tamelijk zeker.
Waar ik helemaal opgewekt van raak is van een woord als partij-drone. De cursivering is van haar. Waarom een cursivering nodig is ontgaat me. Ik kan niet veel met het drone-woord. Tenzij, natuurlijk, die schat van een Annabel met drone een mannelijke bij bedoelt, een bij die er niet voor het werk is maar wel voor de seksuele noden van de bijenkoningin. Bij ons heet een dergelijke drone een dar, maar Annabel kent haar talen en heeft liever een Angelsaksisch (let op de ‘angel’ in Angelsaksisch) speeltje dan een Nederlandse. In beide gevallen gaat het om manbijen die uit een onbevrucht ei komen en niet kunnen steken. De angel is er uit en ik vermoed dat Annabel wel de suggestie maar niet de realiteit van de angel wil ervaren. De dronende dar en de darrende drone hebben als gevolg van dat onbevruchte ei geen vader, wel een grootvader. Ook leuk. Het is alsof je het kind bent van Pim, in plaats van van Thierry. Het opent tal van nieuwe mogelijkheden maar let wel, dronedar of dardrone, je kunt het maar één keer doen met je koningin. Paren is uit het leven wegvaren, vraag het maar aan de dardrone of dronedar die voor het antwoord de dichter nodig heeft omdat de dardrone of dronedar het zelf niet kan navertellen. U weet wel, die dichter die van meel bloem weet te maken en de bloem vervolgens aanbiedt aan alles wat bromt. Die het dan wel moeten afnemen want de schoorsteen moet roken en voor niets gaat de zon op.
Ook de kruik van de metafoor kan barsten. Of het te gek voor woorden is, mijn wending aan de woordwendingen van Annabel, ik zou het willen ontkennen. Niet alleen omdat Annabel Nanninga bij woorden nooit denkt aan wat ze betekenen en wel aan welk effect ze teweeg kunnen brengen, maar ook omdat ze op de lijst van het Forum voor Democratie wordt vergezeld door de voortreffelijke Yernaz Ramautarsing, de man die zich eerder vergeefs aanbood aan VNL en die een onvergetelijke indruk naliet met zijn aanklachten tegen de linkse indocrinatie in het wetenschappelijk onderwijs en als bewijsplaats een docent citeerde die het had bestaan om te beweren dat marktfalen een voldoende legitimatie was voor overheidsingrijpen. Dat kon helemaal niet, zei Yernaz. Waarom niet? Omdat markten niet kunnen falen, daarom suffie. Nooit geweten dat de economische wetenschap en linkse indoctrinatie twee kanten van dezelfde complotmedaille zijn.
Zijn bijbel (hijzelf had het over de ‘waarheid’) bleek geschreven door Ayn Rand. Yernaz dacht dat zijn bijbel de wetenschap was, de vindplaats van alles wat de eretitel van waarheid mag dragen. Hij maakt de indruk bereid te zijn voor zijn waarheid te sterven. Zo nodig dan, en ik denk dat hij hoopt dat het niet nodig zal zijn. Ik denk dat hij denkt dat hij in de politiek voor zijn levenswaarheid kan strijden, voor de waarheid van zijn wetenschap genaamd Ayn, voor de zuiverheid van de leer dat markten niet kunnen falen. En anders heeft hij gefaald. Dat zien we dan wel weer, voorlopig wil hij zijn naam dolgraag op die van Annabel plakken. Zoals te doen gebruikelijk bij de dardrone en dronedar.
Ik vraag me af, is Thierry nu de dardrone of dronedar van koningin Annabel of hoopt Yernaz op die eer? Of allebei? Ik laat het graag aan de lezer over maar weet dat bijenkoninginnen promiscue zijn.
Ze zijn gewaarschuwd.
23 oktober 2017
=0=
NATO
Volgens Martin Sommer (de Volkskrant, 14 oktober 2017) is dit de omschrijving van de gewone Nederlanders: ‘De gewone, normale Nederlanders zijn Nederlanders die al generaties een band met dit land hebben, en het in goede staat willen doorgeven aan hun kinderen en kleinkinderen.’ Sommer schreef dit naar aanleiding van de Schoo-lezing van Sybrand Buma. Ik denk dat hij het publiek voor wie het regeerakkoord is geschreven er heel effectief mee heeft beschreven. ‘Gewoon’ zal wel betekenen dat je weet dat je niet alleen bent en daarom een beetje rekening houdt met de anderen die er ook al de nodige generaties zijn en ‘normaal’ zal wel betekenen dat je ook capabel bent je een beetje naar de normen en waarden van je band met het land te gedragen. Dan zijn we er nog niet want je moet ook een idee hebben wat ‘in goede staat’ betekent en je moet kinderen en bij voorkeur kinderen plus kleinkinderen hebben – anders weet je niet waar je het over hebt. Zoals onze premier.
Het is een veeleisende beschrijving die door het tweede deel ervan tegen iedereen kan worden ingezet en die door het eerste deel ervan de allochtoon, oftewel de pema, de persoon met een migratieachtergrond (of soortgelijk koeterwaals), buitensluit. Een pema moet nog veel leren en we zijn altijd maar weer bang dat hij wel komt halen en niet komt brengen – een beetje zoals de uitkeringstrekker. De pema heeft een voornamelijk instrumentele band met het land, terwijl wij er een emotionele band mee hebben. De pema heeft recht op het land, wij voelen ons verplicht aan het land. Zou Martin Sommer dit, in navolging van Buma en Rutte, allemaal bedoeld hebben? Ik ben bang dat het wel zo bedoeld moet zijn – anders zou de typering nog onzinniger zijn dan hij al is.
Het is ook onzin, faliekante onzin zelfs, maar zo lang je er het verdeel- en heersspel mee kunt spelen is het politiek en ideologisch nuttige onzin. Je hebt nuttige idioten en je hebt nuttige onzin. Sommer grossiert in het laatste en hij kent z’n nuttige idioten. Hij is van alle markten thuis. Nuttige onzin markeert het werkterrein van de columnist Sommer en, belangrijker, het is een opdracht aan de politiek. Zoals Rutte en Buma weten en zoals Pechtold zal moeten accepteren. De paragrafen in het regeerakkoord over migranten, vluchtelingen, inburgering en de EU bewijzen ex negativo en inderdaad geheel uit het ongerijmde, wat en wie de gewone normale Nederlander is – en wat en wie dat niet is. Afkeer van het vreemde hebben we niet in ons land – we weten er altijd wel wat aan te verdienen. Afkeer van de vreemde hebben we wel. Toen we er niet veel hadden klopten we ons graag op de borst dat we zo tolerant en gastvrij waren, nu we er iets meer hebben overheerst de gedachte dat het er nog meer kunnen worden, dat ze ons gaan verdringen – en de weerzin die dat oproept. Dat is nu ook, met steun van D66, kabinetsbeleid geworden: we zorgen voor een exportgerichte economie met een munt, de euro, die onze exportpositie versterkt en we zorgen voor een selectieve onttakeling van Schengen, zodat we de ongewenste vreemdeling de deur al kunnen wijzen voordat hij de bel gevonden heeft. Het moet toch pijn doen, bij D66, dat het regeerakkoord op tal van punten eerder een gedeelde angst voor Wilders uitstraalt dan een gedeelde visie op waar het naartoe moet. Om te beginnen: een gedeelde visie op de staat en op, indachtig de staatscommissie parlementair stelsel, het parlementaire stelsel.
Het is wel zo handig even stil te staan bij de minimale greep die een staat op z’n onderdanen moet hebben om nog als staat te kunnen functioneren. Elementen van dit minimum zijn achtereenvolgens de informatiepositie van de staat, het gezag, de financiële middelen en de organisatie van het staatsapparaat. Knabbel aan de geloofwaardigheid van de staat en je ondermijnt zijn informatiepositie, knabbel aan de status van het gezag en het gezag staat voor aap, knabbel aan de solvabiliteit van de staat en de financiële middelen drogen op en knabbel aan de inzetbare capaciteit van de staatsorganisatie en je zet die organisatie op de tocht. Eerdere kabinetten Rutte zijn er niet in geslaagd de informatiepositie van de staat te behoeden voor een verval dat toch al was ingezet (de gedachte aan de nabije toekomst van Schiphol doet vrezen voor een verdere verzwakking van de geloofwaardigheid van alle desbetreffende overheidsinformatie). Ze zijn er ook niet in geslaagd het gezag van de staat en zijn functionarissen de status te geven die nodig is om datzelfde gezag tot recht te laten komen. Wat dat betreft is de populaire sport te twijfelen aan de onafhankelijke rechter en rechtspraak een teken aan de wand (recent bij elkaar geveegd in het woord van het ‘rechtssysteem’, een woord waarop, gelet op het aantal ondertekeningen van een petitie over ons ‘falend rechtssysteem’, moeiteloos een half miljoen mensen bleken aan te slaan), zoals eerder de aanvallen op de politie, de ambulance, de brandweer enz. tekenen aan de wand waren. De twee eerste kabinetten Rutte hebben er alles aan gedaan om de solvabiliteit van de schatkist te verstevigen – het nu aangekondigde kabinet lijkt er alles aan te willen doen de solvabiliteit weer richting ratsmodee te helpen. En, gegeven de organisatie van het staatsapparaat, wat moeten we nog zeggen over inzetbare capaciteit ervan, na het debacle van de Nationale Politie aan de ene en na het even grote debacle van dat ene Ministerie van Veiligheid & Justitie aan de andere kant? Wat moeten we er nog over zeggen na de berichten over de militaire missie in Mali?
Uit het regeerakkoord blijkt nergens dat men zich zorgen maakt over de greep van de staat. Het regeerakkoord bevestigt weinig anders dan een zichzelf feliciterende tevredenheid over de lijnen die al een tijdje geleden zijn getrokken. Nu ja, V&J overleeft de slag niet, voornamelijk omdat D66 om splitsing van het monster vroeg. Maar of dat de inzetbare capaciteit vleugels zal geven? Eerst zien en dan geloven, zou ik zeggen. Dat geldt a fortiori voor de gezagsproblematiek. Nog meer dan Rutte 2 zal Rutte 3 alles met in schone samenwerking te ontwerpen ‘akkoorden’ met de belanghebbende relevante sectoren regelen. Het regeerakkoord staat er vol mee en is er vol van. Dat wordt een dure grap want zonder boter bij de vis krijg je ondernemers en werkgevers niet mee. Die grap zal door andere sectoren betaald moeten worden – ook daar wordt met ‘akkoorden’ geschermd. Dat is slecht nieuws voor de democratische draagkracht van het regeren. De beweging naar het uitbesteden van de politiek naar regels, afspraken en instituties die zich aan de parlementaire besluitvorming onttrekken zal opnieuw toenemen.
En de centen? Toen politiek nog politiek was ging het over de toekomst en over het dromen van de toekomst. Rutte houdt niet van dromen en het komende kabinet evenmin. Politiek is voor het komende kabinet, net zoals het voor de kabinetten sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw het geval is geweest, een kwestie van financiering en van financiële haalbaarheid en dat is meer, steeds meer, afhankelijk geworden van de internationale financiële markten en machten. Daar kan parlementaire goedkeuring niet tegenop – in voorkomende gevallen wordt die ook gewoon uitgeschakeld. Zelfs de EU, de meest voor de hand liggende kandidaat om althans de richting en de intensiteit van de afhankelijkheid van de financiële wereld te beïnvloeden, komt bij dit kabinet niet in aanmerking – wij hebben liever een euro als wapen tegen de zuidelijke lidstaten van de EU dan als wapen tegen de internationale financiële machten. Wat het kabinet wel doet is het bijna achteloos intensiveren van de nationale financiële klassenstrijd met de belastingen als inzet: meer ophalen bij de kleine inkomens en meer uitdelen aan de grote inkomens waarbij we – over achteloosheid gesproken – de vermogens als vanzelfsprekend meenemen. Aangevuld met subsidies en belastingfaciliteiten en –douceurtjes voor het grote bedrijf dat ons zo aardig door de klimaat- en milieu- en de innovatieuitdagingen door zal loodsen, en aangevuld met een belastinghervorming die meer in het voordeel van rijk dan arm is en het ophalen van een extra miljard her en der met de verhoging van de BTW, ontstaat zo het beeld van een kabinet dat het met de solvabiliteit zo nauw niet neemt en van de schatkist een grabbelton maakt waar graaiers – het is de bekende mantra van het neoliberalisme – beter in thuis zijn dan burgers. Graaiers horen bij markten, burgers bij staten, vandaar.
Voor het geheel van informatiepositie, gezag, financiën en organisatie is ooit (Christopher C. Hood & Helen Z. Margetts, The Tools of Government in the Digital Age. Houndmills/New York, Palgrave Mcmillan 2007) het acroniem NATO voorgesteld, met de N van ‘nodality’ in het informatieverkeer, met de A van authority en dus het bevoegde gezag, met de T van Treasure, van de schatkist kortom, en met de O van organisatie. Het is een voortreffelijk acroniem voor dit kabinet van veel geschreeuw (‘delen’) en weinig wol (‘afschermen’) in het informatiegebeuren, van verdere horizontale en verticale verplaatsing van gezag, van meewaaien met de wind van de internationale financiën, van organiseren ongeacht de beschikbaarheid van capaciteit. Pief paf poef.
21 oktober 2017
=0=
Probleemontkenning
De Probleemverkenning staatscommissie parlementair stelsel is een teleurstellend document. Het ademt dezelfde sfeer als het verschijnsel dat het moet verkennen en weet zich ook niet uit die sfeer los te weken. De tekst draagt alle kenmerken van een compromis en het compromis is ondergedompeld in de sfeer van de consensus. Volgens de commissie is consensus een belangrijke smaakmaker in de Nederlandse politieke cultuur. De vraag of dat ook zo is komt niet aan de orde; het zou de consensus maar verstoren.
Welke problemen komen zo al voorbij? Dat zijn enerzijds problemen die we als tamelijk inherent mogen beschouwen aan vormen van (evenredige) vertegenwoordigende democratie. De commissie ziet de voordelen van de evenredige vertegenwoordiging en de commissie ziet er ook de nadelen van. Wel merkt de commissie op dat de nadelen, en dat is het ‘anderzijds’ van de commissie, in belangrijke mate het product zijn van ‘de maatschappelijke verhoudingen’. Die zijn, zegt de commissie, niet gemakkelijk te beïnvloeden en vallen bovendien buiten de taakopdracht van de commissie (: 61). Zo kan ik het ook, denk ik dan maar. Je hebt een stelsel dat de tand des tijds heel aardig doorstaat en je hebt ontwikkelingen die de soepele werking van het stelsel bedreigen. In de kern is het goed, eromheen zien we de zaak afbladderen, verwateren, verzwakken, wat al niet. Klopt altijd, klopt als een zwerende vinger – die niet vanzelf beter wordt. Het klopt altijd, desondanks. Zoals ook blijkt bij het thema van de politieke partijen. Zonder lukt niet (de commissie denkt dan voornamelijk aan de werving en selectie voor politieke ambten en dat hoort bij politieke partijen omdat het er, nou ja, altijd al bijhoorde), met gaat moeizaam, ook al omdat de politieke partijen, net als het stelsel als geheel, niet heel erg representatief zijn voor de opvattingen van hun kiezers en evenmin heel erg evenredig in de sociale samenstelling van hun kader en politici en bijgevolg steeds minder aantrekkelijk zijn voor leden en nog minder voor nieuwe leden. Zegt de commissie.
Of neem het afnemend belang van ‘Den Haag’, gelet op de verplaatsing van de politiek naar ‘Brussel’, en naar de provincies en in het bijzonder de gemeenten, en gelet op de verschuiving van de politiek van ‘government’ naar ‘governance’. Aan het laatste besteedt de commissie wel bijzonder weinig aandacht en ze blijkt ook niet van plan om dat in het vervolg van haar queeste te compenseren. Dat is jammer want daardoor ontbreekt het aan een plaatsbepaling van de oprukkende technocratie (‘expertocratie’ is volgens een dierbare vriend een beter woord en dat zal ik in de toekomst gebruiken) en van de welig tierende private bureaucratie waarvan de ziektekostenverzekeraars het treurig stemmende model zijn geworden. De effecten daarvan op ‘vertrouwen’ zijn niet te missen – de commissie heeft ze gemist. Wel keren de effecten, zonder als zodanig benoemd te worden, een beetje en ook nog via een omweg terug bij het thema van de decentralisatie: de problemen zijn groter dan de gemeenten kunnen verhapstukken en dus rukken de experts op en dus de rukt de commercie op en dus hebben vele mensen in vele gemeenten het nakijken. Dit bedoel ik als ik het heb over ‘probleemontkenning’.
Aan het eerste (de verplaatsing naar een hoger en naar een lager aggregatieniveau vergeleken met ‘Den Haag’) wordt iets meer aandacht besteed maar ook nu houdt het niet over. Dat er ooit een Europa van de regio’s zou kunnen komen, en dat ooit de grote steden via hun burgemeesters grote politiek gaan bedrijven, en dat de burgers in toenemende mate relevante politieke ‘platforms’ oprichten – het heeft de commisie kennelijk weinig tot niet mogen bekoren. Er gebeurt van alles, maar voor de commissie is dat geen reden tot blijdschap en niewsgierigheid en wel tot bezorgdheid en op de remmen staan. In het bijzonder het ongemak over de sociale media en ‘big data’ politiek straalt van de probleemverkenning af.
Daarom, geen verkenning, eerder een ontkenning. Dat kan beter. Daarover hoop ik morgen te berichten.
19 oktober 2017
=0=
Drieklapper
Waar geruild wordt is geld nodig en waar alles ruilbaar is, is geld de eerste levensbehoefte – dat is het bruggetje naar het ruilen van zaken en diensten die er weinig voor geschikt zijn. Zoals in de tegenwoordige ‘deeleconomie’. De deeleconomie is de meest recente economische drogreden om alles wat je hebt als verhandelbaar te zien, en het is verhandelbaar omdat, voor zover en zo lang het bruikbaar is in de calculatie van anderen. Tot je laatste uurtje nachtrust (als eigen deeleconomie-ondernemer hoef je geen rekening te houden met arbeidstijden en rusttijden), tot de laatste matras in je woonhuis (en dan zonder dat je nog kunt rekenen op ergens een plekje voor jezelf), tot de laatste kilometer van je auto (en dan zonder dat je nog kunt rekenen met de vraag wie je kinderen naar school brengt en wie je moeder bij het ziekenhuis aflevert). In de deeleconomie is alles schaars omdat alles een prijs heeft en in de deeleconomie bestaat aan niets een tekort. Per definitie. Maak van alles een finaal goed en voor alles ontstaat een prijs. Finaal? Ja, zij het niet in de zin dat we de finale ophangen aan de uiteindelijke, de ‘finale’, consument. Ook de producent kan heel goed de ‘finale’ zijn. In mijn woordenboek geldt als finaal alles dat via een markttransactie van de ene naar de volgende economische agent reist, op voorwaarde dat beide agenten zelfstandig en in ieder geval naar de vorm vrijwillig beslissen over wanneer ze in-, over- en uitstappen. Nietemin, ook met deze mitsen en maren zijn finale goederen niet het hele verhaal. Er zijn naast finale ook intermediaire en positionele goederen en nee, we kunnen aan het goed zelf niet aflezen of het finaal, positioneel of intermediair is. Dat kunnen we alleen aflezen aan de functie die het goed in kwestie vervult, aan de rol die het speelt. En alleen dat goed is dominant dat alle drie de functies heeft, dat alle drie de rollen kan spelen. In het kapitalisme is er maar één goed dat aan dit criterium voldoet, en dat is kapitaal. Een drieklapper. Een weinig verrassende conclusie, ik geef het toe, maar merkwaardig genoeg een conclusie die weinig wordt getrokken.
Finale goederen reageren zoals de theorie voorschrijft: stijgt de prijs dan neemt het aanbod toe. Dat gold tot op zekere hoogte zelfs voor de arbeid, hoewel hier kapitaal en staat paal en perk stelden aan de vrijheid van arbeidsvoorwaarden en aan de vrijheid van de werknemer om er diverse betaalde banen op na te houden. Een volledige werkweek is een werkweek die het kapitaal nodig heeft – en een meer dan volledige werkweek houdt in dat het ene kapitaal een slag slaat op kosten van het andere. Pas de ‘deeleconomie’ heeft ook van arbeid een finaal goed als elk ander gemaakt, in die zin dat arbeid in de deeleconomie wordt behandeld als finaal goed. Positionele goederen reageren geheel anders en ze reageren meer als goederen waar een grens aan het aanbod zit: bij stijgende prijs neemt het aanbod niet toe, omdat het aanbod door fysieke beperkingen (zoals bij grond: op=op) dan wel door sociale verhoudingen (zoals bij status), dan wel door economisch-financiële voorwaarden (deze club is alleen toegankelijk voor leden met een direct beschikbaar eigen vermogen van meer dan een miljoen) niet uitgebreid wordt. In dat geval is het beste alternatief een intermediair goed: het goed dat je nog een beetje in de buurt van het positionele goed brengt, zoals de auto die je vervoert naar een plek waar de lucht nog schoon is en waar nog wel enig groen te bewonderen is.
Kapitaal is een finaal goed, een goed dat je wilt hebben omdat je het wilt hebben. Zoals Dagobert Duck het wil hebben omdat hij het wil hebben. Hij mag er graag in zwemmen. Dan hebben we het over kapitaal in de zin van Thomas Piketty (vermogen dat steeds meer vermogen genereert zonder dat je je hoeft in te spannen). Sinds de financialisering van de economie gaat het dit type kapitaal steeds meer voor de wind, ook door de koppeling met een uiterst vriendelijk belastingregiem en de onderlinge concurrentie tussen belastingparadijzen. Kapitaal is ook een positioneel goed, een goed dat ik heb omdat en voor zo lang als jij het niet hebt. Dat is kapitaal in de zin van Marx, het kapitaal dat slechts kan bestaan bij de gratie van een proletariaat, bij de gratie van de tegenstelling kapitaal/arbeid. Zonder arbeid geen kapitaal, en omgekeerd. Een proleet kan geen lid worden van de ‘industriële club’, in eervoller dagen nog de ‘kleine club’ genoemd, zoals in het Rommeldam van Ollie B. Bommel. Ook hier zwemt men in het geld, maar in tegenstelling tot Dagobert Duck neemt men dat niet letterlijk. Adam Smith zou er een diep wantrouwen tegen koesteren want waar industriëlen elkaar tegenkomen is het marktbederf niet ver weg. In tegenstelling tot het kapitaal als finaal goed wordt hier met graagte de concurrentie de nek omgedraaid. Het is ongetwijfeld doordat geen enkel lid het zich kan permitteren die vuile was buiten te zetten dat dergelijke clubs niet aan de weg timmeren, al zullen ze het zelf geen verdoezeling maar noblesse oblige noemen.
Het opmerkelijke is dat in opleidingen economie aan kapitaal als finaal goed noch aan kapitaal als positioneel goed aandacht wordt geschonken en aan het laatste nog minder dan aan het eerste, aan Marx nog minder dan aan Piketty. Maar daar staat tegenover dat aan het kapitaal als intermediair goed wel aandacht wordt geschonken. Dat is ook passend, kapitaal alleen als middel naar een verder weg liggen doel – het doel dat de econoom in naam van zijn wetenschappelijke onbevangenheid niet hoort te interesseren en waarover hij zich dan ook niet uit. Het is kapitaal dat bijdraagt aan de totstandkoming van het product en het is kapitaal dat niet in strijd maar in samenwerking met arbeid dat product tevoorschijn tovert. In de tijd dat ik studeerde werd er druk gediscussieerd over uitgerekend dit type kapitaal met op de voorgrond de vraag: wat is de eenheid van dit heterogene zootje aan machines, grond- en hulpstoffen, energieverbruik, software en wat al niet? Op de achtergrond hiervan speelde de kernvraag: kunnen we die eenheid überhaupt wel vaststellen onafhankelijk van het inkomen dat het oplevert? Om dat laatste ging het natuurlijk want als je aan de ene kant zegt dat je kapitaal gebruikt om er een inkomen aan over te houden en aan de andere kant dat je pas weet hoeveel kapitaal je in wilt zetten als je daaraan voorafgaand dat inkomen al kent, dan ben je, zoals dat tegenwoordig wordt genoemd, niet goed bezig. Tot op de dag van vandaag is het mysterie niet opgelost. Je houdt er een inkomen aan over en je kunt niet verklaren hoe. Het mag de pret niet drukken. Laat ik dit het kapitaalgeheim noemen, het geheim van het kapitaal dat Marx ontdekt dacht te hebben, een gedachte die door de zichzelf serieus nemende (ja, dit is een nieuwe-kleren-van-de-keizer uitdrukking want hier staat helemaal niets) econoom ten stelligste wordt ontkend.
Sinds de jaren tachtig gaat het crescendo op en af met het kapitaal als finaal goed (met willige overheden en belastingdiensten die altijd klaarstaan om de schade af te wikkelen zodat wie wil zwemmen kan blijven zwemmen), is het kapitaal als intermediair goed ondergedoken in technologie (en verschuilt het geheim zich in het intellectuele eigendom), terwijl het kapitaal als positioneel goed zich aan de ene kant verdubbelt door naast de tegenstelling met de werknemer nu ook de tegenstelling met de opdrachtnemer op te zoeken en aan de andere kant bezig is om de concurrentie uit schakelen – vandaar ook langs deze kant de onrust over de multinationale mega-onderneming.
In de kabinetsvoornemens wordt gewerkt aan de cosmetica van het finale goed, wordt het intermediaire goed verblijd met subsidies voor transities en innovatie, en verkeert men in verlegenheid over het positionele goed. Natuurlijk, het kabinet draagt bij aan de uitschakeling van concurrentie, door het grote multinationale bedrijfsleven een extra douceurtje toe te stoppen. Daar staat tegenover dat het kabinet langs de werkgever/werknemer- en opdrachtgever/opdrachtnemer-lijnen wel een beetje richting werkgever en opdrachtgever schuift maar niet al te uitgesproken en ook niet erg helder. Dat is gevaarlijk want in het geval van positionele goederen heb je geen positie zonder oppositie. Het laatste tekent het dilemma van het nieuwe kabinet: men ontkomt er niet aan positie te kiezen en tegelijk is men als de dood voor oppositie. Als je het mij vraagt: niet ‘bewegen’ maar strijden.
15 oktober 2017
=0=
Schuldbewust
In Volkskrant en Trouw wordt ingegaan op de nieuwsgaring omtrent de moord op Anne Faber. Beide kranten zitten ermee in hun maag. Aan het einde van het artikel in de Volkskrant lees ik dat Anne Faber het ideaal voor de sensatiejournalistiek is: jong, aantrekkelijk, blank, middenklasse. Gaaf, als het ware, en van gaafheid moet je met je poten afblijven. Wie dat niet lukt is ziek, verdorven, wreed en had eigenlijk al lang uit de samenleving verwijderd moeten zijn. De Volkskrant constateert dat de meeste jonge vermoorde mensen niet zo blank, niet zo middenklasse, niet zo gaaf voor ons zijn. Daar hebben we minder aandacht voor. Ze lenen zich ook minder voor een aanval op ons ‘rechtssysteem’. Zover zijn ze meestal helemaal niet gekomen. Ze zijn blijven steken in ons ‘politieke systeem’, in ons ‘maatschappelijk systeem’, in ons ‘economisch systeem’. We willen een nieuw systeem. Gisteravond zag ik in de uitzending van Pauw een vrouw uit Dordrecht, een ‘moeder van drie dochters’ die een petitie online had gezet over ons ‘falend rechtssysteem’ en in luttele uren al een kwart miljoen handtekeningen had verzameld. Niemand aan tafel en zeker Pauw niet vroeg haar wat ze in jezusnaam bedoelde met dat systeem van haar. Wou ze af van de discretionaire bevoegdheden die her in der in onze rechtsorde zijn uitgedeeld? Wou ze die vervangen door een paar automatismen, in de lik-op-stuk categorie? Ik had de indruk, maar als het haar niet gevraagd wordt en zij kennelijk vrede heeft met een heel breed sleepnet voor mogelijke verantwoordelijken dan blijkt daar maar uit dat sleepnet-ministers en sleepnet-burgers elkaar best begrijpen en in het veen kijkt men niet op een turfje.
Ik zal het hier niet over de treurnis van het ‘politieke systeem’ hebben dat uit is op ‘deals’ met Libië en andere volmaakt onbetrouwbare staten, hoeveel doden, gewonden, gemartelden, verkrachten dat ook met zich meebrengt – daar dan en niet hier, want alles is erop gericht ze hier niet toe te laten. Ik wil het ook niet hebben over de perfecte hypocrisie van het ‘maatschappelijk systeem’, de habitat van de gewone, normale, gezonde, boze burger van Buma, ook wel aangeduid als het ‘maatschappelijke draagvlak’. Ik wil het wel even hebben over het, inderdaad, systematische wegkijken in het ‘economisch systeem’. In dat ‘systeem’ zijn elke keer opnieuw talloze doden te betreuren, voornamelijk als gevolg van nalatigheid en schraperige zuinigheid dan wel, aan de positieve kant van de zaak, de winstgevendheid en financiële soliditeit of ‘robuustheid’ van het ‘systeem’. Ook daar hebben we rangen en standen. Een minister moest aftreden wegens het overlijden van twee militairen en het zwaar gewond raken van een derde militair. Er moest bezuinigd worden, op materiaal, op onderhoud, op toezicht en inspectie, en toch wilde de minister en haar kabinet niet alleen voor spek en bonen meedoen. Tja, waar gehakt wordt vallen spaanders. Die vallen ook op de bouwplaats (ik neem maar een bekend voorbeeld). Dat kost levens en het leidt tot het afschuiven van verantwoordelijkheden en tot de mantra dat de formeel verantwoordelijken zich niet ‘in het beeld herkennen’. Toezicht en inspectie laten het ook hier afweten. Meestal ontbreekt het ‘beeld’ en daar kan het rechtssysteem weinig aan veranderen, terwijl het maatschappelijk systeem het veel te druk met Anne heeft, het politieke systeem wel wat beters te doen heeft en het economisch systeem het systeem is dat zichzelf wel reguleert en daar geen pottekijkers bij wil hebben. Laissez faire brengt ongelukken met zich, laissez passer veegt ze onder het tapijt. Men vertrouwt op het zelfregulerende vernuft binnen het economisch systeem. Dat is er ook, dat vernuft en het tovert ons voor dat er nooit iets plaatsvindt en dat als er iets plaats vindt dat het gevolg is van een menselijke fout. Dát systeem is in elk geval op orde, net zoals het politieke systeem en het maatschappelijke systeem van de zichzelf feliciterende gewone, normale, hardwerkende burger.
Dan blijft niet veel over – het ‘rechtssysteem’ is al bijna een geschenk uit de hemel.
Ik las overigens dat er in Den Dolder pas geklaagd is over de forensisch-psychiatrische inrichtingen aldaar nadat enkele jaren geleden op de beveiliging is bezuinigd. Dat stond nou net weer niet in de petitie van de dame, moeder van drie dochters. Beveiliging zit in een ander systeem.
Geen wonder dat je het over het hoofd ziet.
14 oktober 2017
=0=
Besparen
Technologie helpt je dingen te doen die je anders niet had kunnen doen, omdat je er de kracht, slimheid, fantasie niet voor had en je die ook niet kon mobiliseren.
Technologie is functioneel hetzelfde als andere mensen voor je aan het werk zetten, maar dan zonder hun gezeur en nukken en ook zonder hun warmte en gezelligheid. Het bereikt hetzelfde als organisatie en samenwerking.
Technologie is de beschikbaarheid van hulp bij afwezigheid van het hulpje. Dat is misschien een gemis. Het is als het leven, het blijft behelpen. Leuker kunnen we het niet maken. Wel gemakkelijker.
Bij de belastingdienst is dat niet goed afgelopen. Misschien zijn er andere diensten waar het beter gaat. In onze diensteneconomie wordt een groeiend deel van de diensten uitbesteed aan technologie. We nemen het graag af en toch ontbreekt er iets. Dat blijkt uit de groeiende vraag naar ‘ervaringen’ en ‘belevingen’. Daarvoor heeft de technologie-ondernemer de virtuele werkelijkheid in de aanbieding. In de gewone werkelijkheid leidt die vraag naar verkeersinfarcten en uitputting van de natuur, in de virtuele werkelijkheid naar belevenissen die je in je eentje beleeft. Spannend en zo maar ook hier missen we het hulpje – gezelschap dus. Je kunt het ook samen beleven maar dan zo dat ‘samen’ in dat samen een beslissing is geworden, die je ook anders had kunnen laten uitvallen. Het is niet meer hetzelfde. Samen was 1 keer 2, het wordt 2 keer 1.
Technologie veronderstelt aan de kant van de gebruiker wel enige vaardigheid om eruit te halen wat erin zit. Nieuwe technologie probeert ook dat gat te dichten, met weer een nieuw foefje, met intelligente machines of met de plaatsvervangende technologie van de know-how van een deskundige die de geplaagde gebruiker in arren moede inroept wanneer niets wil lukken. Dat drijft de prijs van het gemak wel op. Het is niet voor iedereen beschikbaar. Veel luxe is gedemocratiseerd, verschil moet er blijven. Ook hier biedt de virtuele werkelijkheid soelaas. De virtuele beleving heeft net als het e-book de eigenschap dat je het kunt hebben zonder iets te hoeven bezitten. Je hebt toegang nodig, geen bezit. De nadruk op ervaringen en belevenissen zet de code van het private eigendom onder druk. Wat ik heb kun jij ook hebben en wat ik afneem gaat niet ten koste van de voorraad voor jou. Dat zijn teksten op de muziek van het publieke eigendom. Ze passen niet bij het private eigendom. Dat verweert zich – en de wetgever is het private eigendom daarbij zeer ter wille – door het regiem van het private goed te transformeren in een regiem van clubgoederen: je wordt lid, je neemt een abonnement en je kunt onbeperkt afnemen zonder last te hebben van de patjepeeërs die wel willen afnemen maar niet willen betalen. Of niet kunnen betalen, dat ook.
Niet willen betalen of niet kunnen betalen, dat is de makkes geworden van de club die wij de vakbond noemen. Lidmaatschap is duur, de meeste baten die de vakbond verzamelt zijn er voor iedereen, lid of niet, dus de vraag is waarom je, als je je goeie geld ook aan iets anders kunt besteden, de moeite zou nemen om lid te worden. Er zijn tijden en omstandigheden geweest waarin sociale controle je dwong in de richting van lidmaatschap, maar die tijden en die omstandigheden zijn in ons land voorbij.
Dan is er nog de ideologie van de solidariteit. Wie geeft nog wat voor die ideologie? Solidariteit is van een vorm van collectief welbegrepen eigenbelang – zoals dat tot uiting kwam in zelfbeheerde kassen en ‘onderlinges’ – al lang veranderd in een nogal elitair soort altruïstische moraal. Als een bond in de richting wordt geduwd van de moraal op kosten van het collectieve belang dan kan die bond het succes wel op z’n buik schrijven. Er zijn nog succesvolle vakbonden. Dat zijn de bonden die nog wel in staat zijn hun collectieve belangen af te schermen van overheden en ondernemers/werkgevers die in naam van het algemene belang van de bonden verlangen hun collectieve belangen te laten verwateren. Dat is bij ons gebeurd. Dus inderdaad, waarom zou je lid worden?
Het antwoord is, zeggen de bonden, dat we voor jullie opkomen. Tja, zeggen we dan, je moet niet voor ons allen opkomen, je moet voor ons leden opkomen, je moet voor ons leden zaken uit het vuur slepen die je alleen maar als lid kunt krijgen. Zo niet, dan is solidariteit geen kwestie meer van belangen maar van ‘waarden’, van doeleinden, de ene nog fraaier en leger dan de andere. Dan wordt zelfs de verbeelding van solidariteit overgelaten aan de technologie van de marketing, die de gebalde vuist van het ‘samen’ vervangt door de sentimentele liefde van iedereen met iedereen, van ieder individu met ieder ander individu, een technologie die tussen zielige mensen en zielige dieren geen verschil ziet, behalve misschien een verschil in doelgroepen van ‘donoren’.
Zo ben ik weer waar ik begon: bij de technologie. De echte moderne technologie is die van de werving, van fondsen, van aanhangers, van ‘vrienden’, van ‘likes’. Het is de technologie van Instagram, van Tinder, van Facebook enz. En er is maar één ding waar die technologie uiteindelijk op bespaart. Dat is op het ‘samen’, of dat nu het samenzijn is dat ooit relaties definieerde en dat nu een keus, een ‘optie’ is, dan wel het samen van het collectief dat net wat meer en net wat anders is dan een club van consumenten, van individuele gebruikers en afnemers.
Je pensioen was ooit collectief. Totdat de werkgevers het te duur vonden worden, de overheid de pensioenfondsen privatiseerde, de pensioenfonsen door de financiële wereld werden overgenomen en de overheid tegelijk rekenregels voor de fondsen bedacht, als gevolg waarvan het pensioen niet langer een zekere ‘rente’ maar een onzeker dividend is geworden op beleggingen. De overheid zou graag zien dat de fondsen wat meer belegden in zaken waar de overheid het belang van belijdt zonder dat belang met eigen investeringen te willen opleuken. Onze premier noemt zo’n overheid een ‘kleine overheid’.
Om het af te ronden wordt het pensioen in een volgende ronde – die dit kabinet aankondigt – geïndividualiseerd. Dat scheelt, zeker als de pensioenspaarders worden verblijd met een handige app waarop je direct, met je smartphone in de hand, kunt zien hoe het er vandaag met jouw pensioen voorstaat.
12 oktober 2017
=0=
Bevordering
Koning en koningin zijn in Portugal. Om de export te bevorderen. Nederland heeft sinds de invoering van de euro de export nog meer bevorderd dan in de decennia ervoor al te doen gebruikelijk was geworden en dat kon ook omdat de andere landen in de EU die de euro hadden ingevoerd niet meer konden devalueren. Die landen devalueren nu voor straf ‘intern’ en daarmee wordt bedoeld dat je de lonen daar verlaagt en de sociale zekerheden vernietigt zodat je daarna minder dan ooit in staat zult zijn met ons te concurreren. Een voortreffelijk scenario dat de euro ondergraaft, de EU impopulair maakt, en de onevenwichtigheden in en tussen de Europese economieën verscherpt en bestendigt. Wij, zo zei Rutte bij de presentatie van het regeerakkoord, zijn de beste economie van de EU. Op wiens kosten en tot welke prijs we dit bereikt hebben zei hij er niet bij. Wel dat de ‘normale Nederlanders’, de komende jaren ‘allemaal’ gaan voelen hoe aangenaam dat is, de beste te zijn. Sneu voor de abnormale Nederlanders.
Of we er allemaal op vooruitgaan hangt af van hoe je ernaar kijkt. Als het er aan het einde van je maandinkomen nog zoveel maand over is dan sta je toch wat anders in het leven dan wanneer je weet dat je genoeg reserves hebt om het in elk geval een paar maanden uit te houden. Dat is niet alleen een kwestie van inkomen, het is ook – en hoe langer we de termijn kiezen des te zwaarder dat weegt – een kwestie van vermogen. In de plannen van dit kabinet komen de vermogenden en de vermogens er heel goed uit. De uitkeringsgerechtigden daarentegen niet – zij behoren niet echt tot de normale Nederlanders. Daarmee is het antwoord op de vraag of de normale Nederlander erop vooruit gaat opgehangen aan het antwoord op de vraag wie voor dit kabinet een normale Nederlander is. Dat is een glijdende schaal: hoe rijker je bent, hoe meer je verdient, en hoe meer je verdient, des te meer verdien je wat je krijgt. Heel eevoudig. Dus.
Behalve van inkomen en vermogen is de betekenis van erop vooruitgaan ook verbonden met het thema van de zekerheden waar je over beschikt: baanzekerheid, sociale zekerheden. Zelf vind ik dat het meest belangrijke aspect bij de beoordeling van wie er op welk vlak op vooruitgaat. Ook dat is heel eenvoudig: werknemers, zzp-ers, uitkeringsgerechtigden (inclusief de pensionado’s) kunnen het wel schudden. Dat hadden we ver van tevoren kunnen zien aankomen want het is al jaren aan de gang, maar nu ik zie dat Asscher direct begonnen is de aan de multinationals verstrekte zekerheden uit te spelen tegen de opgelegde onzekerheden die de door Rutte zo gekoesterde normale Nederlanders voor de kiezen krijgen, weet ik al genoeg. Dat wordt weer niks – als het iets moet worden dient Asscher allereerst de hand in eigen boezem te steken. Jarenlang minister van SZW spelen, zekerheden alleen maar afbouwen, in schone eendracht met Jeroen Dijsselbloem een multinationaal belastingparadijs optuigen, en dan gaan jeremiëren over een kabinet dat er alleen maar voor de rijken is?
Zeker is dat we de euro willen houden zoals die nu is. Dat exportbevorderende instrument willen voor geen prijs kwijt. Plaagvraag: wat heeft dit te maken met de beloning die Dijsselbloem kreeg, in de vorm van een verlenging van zijn voorzitterschap van de eurogroep?
10 oktober 2017
=0=
Des vaderlands
Gisteren is de burgemeester des vaderlands overleden. Ik noem het maar zo want de conjunctuur die Eberhard naar zijn laatste adem begeleidde deed me denken aan het op en neer bij het afscheid nemen van de voormalige denker des vaderlands, René Gude. In beide gevallen: een door het invoegen van de media opgewekte conjunctuur. Eberhard deed het per brief en, ook, via Zomergasten, René leunde op DWDD. Hij wou ons wijsheid meegeven, Eberhard wou ons hoop en liefde voor elkaar meegeven. Dank u, maar nee, dank u. Voor mij is privacy niet alleen een recht, het is vooral ook een plicht, een plicht waar de al te dienstbare media niets van hebben begrepen en een plicht die beide heren hebben verslonsd. Nu ja, niemand is volmaakt en voor het overige is er veel goeds over hen te melden.
Op de radio (een uitzending van het programma Kamerbreed) hoorde ik zojuist Guusje ter Horst zeggen dat we bij alle lof die Eberhard van der Laan nu wordt toegezwaaid niet mogen vergeten dat hij voor die lof wel eerst dood moest gaan. Dat klopt niet. Van der Laan werd al onder lof bedolven vanaf het moment dat hij zijn dood aankondigde en dat is al weer even geleden. Met die aankondiging gaf de burgemeester zijn privacy cadeau aan wie het wou hebben, en dat waren er velen. Dat vind ik zorgelijk en ik vind ook dat hij dat niet had moeten doen. Nu kijk ik al niet eens meer op van het wedstrijdje ‘delen van intimiteit tussen jou en Eberhard’. Privacy, zou ik zeggen, is ondeelbaar. Wat niet deelbaar is kun je niet delen, wel weggeven. Zonde en zonde en zonde als het gebeurt.
Gisteravond bevond ik mij in het aangename gezelschap van drie voormalige collega’s van de Haagse Hogeschool. Ze zijn nogal wat jaren jonger dan ik en wat voor mij een onuitputtelijke bron van verbazing is – de media-octopus – is voor hen dagelijkse kost. Ik vroeg hen of ik mij, omdat ik niets met Facebook te maken wil hebben, diskwalificeerde voor de tegenwoordige wereld. Zij vonden van wel. Ze zijn alle drie betrokken bij een programma ‘nieuwe economie’ en als je iets wilt betekenen in de nieuwe economie dan moet je je helemaal openstellen voor alle mechanismen, besmettelijkheden en andere attracties, herhaaleffecten en versterkers waar bedrijven als You Tube, Twitter en Facebook in handelen. Je bent niemand als je geen merk bent, je bent niemand als je geen merkbekendheid weet te genereren en het staat je vrij het niet bij één merk te houden. Meer is beter, als zodanig al en omdat het ene merk het andere kan bezwangeren. Heerlijk toch?
De grens tussen de tegenwoordige wereld en de nieuwe economie is zowel dun als poreus. Steeds meer nieuwe economie in je wereld, zelfs als het je niks bevalt ontkom je er niet aan. De nieuwe economie zal je weten te vinden. Ik hoop dat de publieke sfeer ooit weer de kracht en de moed verzamelt om zoveel hekken om de privacy te plaatsen dat het gedaan is met de gestage erosie ervan – maar veel fiducie heb ik er niet in. De privacy des vaderlands verdient een beter lot dan het nu heeft. De privacy des vaderlands is een dure plicht waaraan ook de denker des vaderlands en de burgemeester des vaderlands niet moeten willen ontsnappen, omdat ook zij er niet van ontheven zijn.
7 oktober 2017
=0=
Kiezel
Van het aanstaande regeerakkoord is al veel uitgelekt, zij het dat de samenhang in en het motto van het akkoord nog door duisternis zijn omgeven. Om te weten waar het komende kabinet nu echt voorrang aan gaat geven hebben we die samenhang wel nodig.
Maar we kunnen er altijd over speculeren. Door te letten op wat het eerst komt voor dit kabinet, waar vervolgens de aandacht naar uit moet gaan en wie daarvan het meeste profiteert. In trefwoorden: economie, innovatie en andere ‘transities’ (inclusief het wegwerken van de bende die het ondernemen heeft achtergelaten) en scherpere sociale ongelijkheid. Nog niet zo lang geleden dachten we dat een rijk land zou uitblinken in onderwijs, in zorg, in kwaliteit van leven. Die gedachte hebben we niet meer. Er zijn andere kapers op de kust. Nog niet zo lang geleden dachten we dat ‘werkende armen’ een Amerikaanse afwijking waren, nu weten we dat we er zelf ook heel aardig in vorderen. Nog niet zo lang geleden verbaasden we ons erover dat in het rijkste land ter wereld zoveel diepe armoede bestond. Nu weten we dat als wij steeds rijker worden sommigen daarentegen steeds armer worden. Dat heeft misschien best iets met elkaar te maken en daar kunnen we het beste over speculeren door het over belastingen te hebben – en dan moeten we letten op waar de belastinginkomsten vandaan komen en, in het bijzonder, op waar ze naar toe gaan.
Vanuit ondernemerskant gaat er procentueel minder binnenkomen omdat behalve het internationale bedrijf dat geen cent betaalt en dat eveneens de komende jaren niet zal hoeven doen ook de rest van ondernemend Nederland lichter gaat worden aangeslagen. We horen de mantra van het neoliberalisme: het zal het ondernemen bevorderen en daar profiteren we op de lange duur allemaal van want er druppelt altijd wel wat naar beneden. Op de lange duur hebben de mensen die nooit voorrang hebben voorrang. De meesten zijn dood tegen die tijd maar je kunt niet alles hebben. Naar beneden druppelen? Dat doet het inderdaad, maar dan is het geen welvaart maar zwaar vervuilde grond en andere ‘externe effecten’ van zichzelf regeulerende bedrijven, die anderen – de belastingbetaler – hun rommel laten opruimen. Ik voorspel daarom niet alleen minder belastingafdrachten vanuit ondernemend Nederland maar ook meer claims op de belastinginkomsten om hun rommel op te ruimen, claims die anderen zullen moeten betalen.
En wat voor ondernemend Nederland geldt gaat ook op voor vermogend Nederland: weinig betalen aan de staat en steeds hogere kosten die door de staat gemaakt moeten worden om te achterhalen wat de belastingdienst al lang moet weten, maar wat altijd met de mantel der liefde wordt bedekt. Omdat de belastingmoraal aan de bovenkant in ons land al heel lang zo rot als een mispel is zonder dat de politiek daar veel werk van maakt mogen we aannemen dat het gewoon z’n gangetje blijft gaan, met een kleine correctie in het voordeel van de middengroepen misschien maar dan wel zo dat de lasten daarvan door de onderkant zullen moeten worden opgebracht, niet door de bovenkant. En eerlijk gezegd is ook dat niks nieuws.
Het is niet voor het eerst, ten slotte, dat de denivellering wordt aangepakt door de arbeid te dereguleren, de uitkeringen te bevriezen en de BTW te verhogen. Arbeid wordt goedkoper, lees ik, en het leven wordt duurder. Goedkope arbeid is leuk voor de ondernemer (maar ook voor de werknemer want, tweede mantra uit het neoliberale kookboek, als arbeid goedkoper wordt komt er meer vraag naar arbeid en dat is goed voor de werknemer) en in een land waar het hebben van werk belangrijker is dan de vraag naar de kwaliteit ervan en de beloning ervoor kun je dergelijke flauwe kul nog wel een tijdje volhouden. Scribenten genoeg om de mantra aannemelijk te maken – de uitingen over stakende leraren en hun beloning zijn wat betreft leerzaam.
Nee, dit akkoord wordt geen steen in een vijver. Op z’n best een kiezel.
6 oktober 2017
=0=
Tempo!
In de Tweede Kamer verscheen Thierry Baudet in militaire uitdossing. Hij wou ermee aangeven dat er bij de militiaren een tekort aan alles is, van geschikt schoeisel tot en met een geschikte baret. Het is armoe bij defensie en Baudet dacht die wel te mogen verbeelden. Dat mag, maar het is niet waar het om gaat, het slaat de plank zelfs behoorlijk mis.
De vandaag aangetreden nieuwe opperbaas van de krijgsmacht had het niet in de eerste plaats over armoe en tekorten, hij had het in de eerste plaats over schaarste en wat hij zei kwam erop neer dat hoeveel er ook kan, het niet allemaal tegelijk kan. Dat is schaarste: de keuzedwang die je wordt opgelegd omdat je, hoeveel middelen je ook tot je beschikking hebt en hoeveel mensen je ook kunt mobiliseren, nooit alles tegelijk kunt doen. Schaarste is een temporele kwestie en de vraag naar de middelen en naar de mensen (de ‘zakelijke’ en ‘sociale’ kanten van schaarste) duikt pas nadat het temporele vraagstuk afdoende in kaart is gebracht. De nieuwe opperbaas rekent het, terecht, tot zijn taken om wanneer door politici te veel tegelijk wordt gevraagd gewoon nee te zeggen. Hij staat daarmee op het recht met gezag namens de krijgsmacht te mogen optreden. Dat hadden ook al eerder meer mensen moeten doen, leek hij te suggereren maar, zoals gebruikelijk in ons land, je zegt zulke dingen voornamelijk door ze niet te zeggen. Dat mogen wij doen.
Als het hoofdprobleem van defensie het tekort is moet er meer geld naar toe. De meeste partijen zijn daartoe ook best bereid en dat begrijp ik wel maar ik billijk het niet. Misschien zijn partijen en politici er achteraf zelfs inmiddels van te overtuigen dat we de miljarden die in de JSF zijn gestopt om vooral toch over de middelen te beschikken om mee te mogen doen in een politieke strategie die de onze niet is, veel beter aan andere middelen hadden kunnen besteden, aan middelen bijvoorbeeld om gedegen te kunnen oefenen voordat we ergens aan weer een missie beginnen. Soms moeten de militairen inderdaad nee zeggen tegen de haast van politici, maar laten we niet vergeten dat politici ook nee moeten leren zeggen tegen militairen die net zo lang drammen tot ze hun JSF binnen hebben gehaald.
Maar dat is een ander onderwerp, ik wil het hier over politici hebben die liever met de geldbuidel zwaaien dan te doen waarvoor ze zijn aangesteld: politieke besluiten nemen. Ik begrijp het wel omdat geld erbij de druk op de vraag wat er moet gebeuren op defensievlak verzwakt en zolang je daar als politicus mee wegkomt kun je de politieke keuzes (al dan niet op weg naar een Europees leger, al dan niet een aanbestedingsplicht binnen de EU, al dan niet de banden met de VS losser maken, al dan niet de VS aanspreken op het oorlogszuchtige gebral van hun president) prettig voor je uitschuiven. Dat had in de Nederlandse politieke arena altijd al de voorkeur en nu zich de gelegenheid aandient om deemoedig schuld te bekennen aan de armoe van de krijgsmacht en mee te kraaien in het koor van hen die onze jongens het beste van het beste gunnen, ja, nu laten ze zich niet kennen.
Alles om de politieke vragen buiten de deur te houden. En dat mogen we niet billijken. De politieke vragen gaan niet over tekorten (degenen die daarvoor verantwoordelijk zijn moeten zich gaan schamen en voortaan hun mond houden), die vragen gaan over prioriteiten. Simpel: waaraan moet de tijd van defensie bij voorrang worden besteed?
Als alles kan maar niet alles tegelijk heb je voorrangsregels nodig zodat wat niet allemaal tegelijk kan dan toch op z’n minst netjes na elkaar kan en dan wel zo dat wat het zwaarst is het zwaarst weegt. Schaarste is in de allereerste plaats een temporeel probleem – en pas daarna een zakelijk en sociaal probleem. Kunnen we alles tegelijk dan hebben we geen temporeel probleem en evenmin een zakelijk probleem (wat we willen is er) en ook geen sociaal probleem (wat we willen is er voor iedereen die ernaar taalt). Omgekeerd, zou schaarste in eerste instantie niet temporeel zijn maar zakelijk dan spreken we van tekorten, niet van schaarste, en zou schaarste in eerste instantie een sociaal probleem zijn dan spreken we van armoede en opnieuw niet van schaarste.
Ik twijfel er niet aan of defensie krijgt er geld bij – met als gevolg dat de politieke beslissingen zoals altijd buiten ons om zullen worden genomen.
5 oktober 2017
=0=
Sprookje
De naam is sprookjesachtig: Ali Palali. De man die met deze prachtnaam door het leven gaat is als econoom verbonden aan de Universiteit van Tilburg en aan het CPB. Ik vond een verwijzing naar een artikel van hem, over de gevolgen van een vroege start met je rookcarrière (Early Smoking, Education and Labor Market Performance. De Economist, 2017/165: 222-270). Het is een hilarisch artikel. En ook wel een beetje treurig. Zelf beschouw ik het als een sprookje, een slecht sprookje wel te verstaan, maar er zijn ook slechte sprookjes, zelfs als ze geschreven zijn door niet-rokers (terwijl Godfred Bomans, die heel aardige sprookjes schreef, een verstokt roker was). Ik denk dat Ali niet rookt.
Het is het sprookje van het middel dat de persoon verbruikt in plaats van omgekeerd. Wij denken altijd maar dat het personen zijn die de sigaret oproken maar zo is het niet, in het sprookje van economen en econometristen is het de sigaret die de persoon oprookt en dat zie je eigenlijk al direct, aan de schoolprestaties die in rook opgaan, aan de arbeidsmarktprestaties die ook al in rook opgaan. Als het werkt, werkt het direct, anders schiet het niet op.
Palali zegt er wel bij dat die gevolgen bij mannen optreden, en niet, althans niet merkbaar, bij vrouwen. Dat had hem aan het denken moeten zetten: heeft hij het wel over de gevolgen van een vroeg begin met roken of heeft hij het over de manier waarop anderen (de docent bijvoorbeeld, of de personeelschef) reageren op rokers? En als dat zo is (en zo is het) dan kan het bijna niet anders dan dat, afhankelijk van hun geslacht en van hun neiging tot moraliseren en ook van hun eigen rookcarrière uiteraard, de anderen anders reageren op jongens dan op meisjes, en op mooie jongens weer anders dan op onappetijtelijke jongens en op mooie meisjes veel toegeeflijker en dus ook weer anders dan op lelijke meisjes. Het kan niet anders zijn dan dat we het effect daarvan terugzien in schoolse en arbeidsmarktuitkomsten (het woord prestatie of ‘performance’ is misleidend, het gaat om de uitkomst en nergens anders om).
Het sprookje van Ali is één ding, de naargeestige praktijk van dit type effect-onderzoek (onderzoek op zoek naar een ‘oorzaak’ van een effect en die oorzaak is steeds vaker een ‘middel’) is buitengewoon wijdverbreid, van studies over het effect van scholing op re-integratie, en dat dan los van enige motivatie en ambitie van hen die geschoold worden, tot en met studies over het effect van een medicijn op de kwaliteit van leven van patiënten en dat dan weer los van welk kenmerk van welke patiënt dan ook. Want we verwachten niets van de cursist of patiënt en alles van het middel. Zelfs als het middel in rook is opgegaan.
4 oktober 2017
=0=
Doorverwijzing
Als de arts er niet uitkomt verwijst ze door. Dat gebeurt in het ziekenhuis en dat gebeurt bij de huisarts. Het verschil is dat je bij een ziekenhuis nooit weet of bij de doorverwijzing de kosten een rol spelen, terwijl we er zo langzamerhand wel achter zijn gekomen dat de doorverwijzing van huisarts naar specialist sinds de privatisering van de ziektekostenverzekering net wat minder gemakkelijk gaat.
De specialist is duurder dan de huisarts en de verzekeraar heeft er daarom belang bij om het aantal doorverwijzingen zo laag mogelijk te houden. Een huisarts die verhoudingsgewijs veel patiënten doorverwijst naar dure specialisten krijgt problemen met de verzekeraar.
Hoe het precies werkt om die arts in het gareel te dwingen is me niet bekend maar dat de verzekeraar sterker staat dan de arts in de onderhandelingen over de vernieuwing van hun contract laat zich raden en zolang de huisartsen zich voor hun tarifiëring niet mogen verenigen in een belangenorganisatie om die onderhandelingen hun kant op te buigen wint de verzekeraar (een huisarts is een concurrerende ondernemer en concurrenten mogen niet samenspannen). De verzekeraar zal niet snel toegeven dat hij de zaak afknijpt, de artsen als beroepsgroep kunnen dat wel maar weten dat ze daar voorzichtig mee moeten zijn om te voorkomen dat er paniek uitbreekt, en je eigen arts zal uiteraard niet snel aan jou communiceren dat je betere zorg nodig hebt dan je wordt geboden.
Dat krijg je als je niet-standaardiseerbare handelingen (want afhankelijk van de individuele patiënt) in standaardtarieven per handeling vastlegt. Het is niet effectief en het is niet efficiënt, en daarmee genereer je wel onvrede en frictie en geen lagere kosten en betere zorg. Daar zijn de zorgverzekeraars inmiddels ook wel van overtuigd geraakt. Het heeft alleen acht jaar geduurd voordat ze iets hebben verzonnen dat, zeggen ze, de arts meer vrijheid geeft bij de patiënt meer op de persoon te spelen.
Voortaan, zo is het plan dat door Menzis overigens al in werking is gesteld, wordt de huisarts niet meer per handeling betaald maar voor z’n gehele patiëntenbestand. Een lumpsum als het ware. Kijk dokter, hier moet je het weer een jaartje mee doen en als je het voor minder kunt doen dan delen we het voordelig verschil. Dat delen van het voordelig verschil, lees ik in de Volkskrant vandaag, zal ook de innovatie bevorderen. Het delen van het voordelig verschil: de oude truc van het stukloon. De innovatie! De oude Taylor draait zich om in zijn graf zodra hij merkt dat zijn schitterende ‘differentiële stukloon’ gebruikt mag worden voor zoiets ongedisciplineerds als innovatie. Trouwens, is innovatie het probleem van de huisarts? Of is tijd het probleem? En helpt het dan om de tijd per handeling vrij te geven en tegelijk de totale tijd van de huisarts budgettair te maximeren?
Als Menzis er acht jaar over heeft gedaan om dit te bedenken en niet verder is gekomen dan een plannetje vol met losse eindjes en onbeantwoorde vragen, dan is het ondanks die acht jaar prematuur artsen nu al te verleiden met het plannetje van Menzis in zee te gaan. Overigens, Menzis heeft het niet helemaal alleen gedaan. Artsenorganisatie Arts en Zorg heeft eraan meegewerkt. In welke hoedanigheden (advies, medebeslissing, vetorecht?) kan ik uit het Volkskrantartikel niet afleiden en op de site van Arts en Zorg vind ik ook al niets. Toch zou het mij interesseren te weten welke overwegingen Arts en Zorg hebben bewogen de kant van Menzis op te gaan. Aan mijn eigen huisarts kan ik het niet vragen. Arts en Zorg heeft 21 vestigingen dwars door het hele land maar niet in bijvoorbeeld Amsterdam en Rotterdam.
Uit het bestaan van Arts en Zorg, opgericht in 2005, hetzelfde jaar als de privatisering van ziektekostenverzekering, mogen we concluderen dat hoewel samenwerkende onafhankelijke artsen direct onder het samenspanningsverbod van de kartelwaakhond vallen, dat verbod niet geldt voor samenwerkende afhankelijke artsen, zoals de artsen in dienst van Arts en Zorg. Arts en Zorg is een koepel met een actief acquisitiebeleid (zo hebben ze recent de aanbesteding curatieve zorg asielzoekers binnengehaald), en lijkt zich ‘pro-actief’ te richten op vermarkte zorg. Bij hen in ieder geval staat ‘innovatie’ voorop, bijvoorbeeld in hun pleidooi voor een vergoedingenmodel waarin niet de ziekte (hoeveel zieke mensen heeft u geholpen) maar het gezond-blijven (hoeveel mensen in uw praktijk zijn gezond gebleven) de eerste referentie is. Ik sluit niet uit dat in het praktijkbudget dat Menzis de artsen nu aanbiedt iets van deze gedachten terugkeert. Wie, overigens, beslist bij Arts en Zorg over het meedoen aan dit plannetje – de artsen in de centra, of Arts en Zorg als organisatie?
We weten het niet. We weten maar één ding: aan de patiënten is niets gevraagd. En dat is opmerkelijk. De ‘persoonlijker’ behandeling die de patiënt in de nieuwe opzet wordt beloofd is, zolang de ‘persoon’ van de patiënt niets anders is dan wat de arts ervoor geeft, een grote gok. Eerst hadden we de situatie dat de patiënt vertegenwoordigd werd geacht door de verzekeraar. Nu krijgen we de situatie erbij dat de patiënt ook vertegenwoordigd wordt geacht door zijn arts, die, al dan niet zelfstandig en al dan niet in schone afstemming met de verzekeraar, zijn stem overneemt. En hem doorschuift. Of afschuift. Of verschuift.
Van doorverwijzing naar doorschuiving/afschuiving/verschuiving. Het verbaast me niets en het stelt me nog minder gerust.
3 oktober 2017
=0=
Meel
Wat Asscher zei was wat iedereen had kunnen zeggen: wat er in het rapport over de miskleunen in Mali stond was ernstig genoeg om het aftreden van de verantwoordelijke minister niet uit te sluiten. De communis opinio was dat Asscher het niet had mogen zeggen.
In de Nederlandse politiek en in de met de politiek verbonden media zijn ze het er al lang over eens. Politiek is voor je beurt praten, is je mond voorbij praten, is iets zeggen voordat de kwestie is afgerond dus als je iets zegt dan moet je iets nietszeggends zeggen, dan moet je met meel in de mond spreken.
De voorlichters verstrekken het meel, de politici nemen het in de mond en het feest kan beginnen. Ik hoorde Gerdi Verbeet (bij Pauw) en Ruud Koole (bij Buitenhof) onafhankelijk van elkaar beweren dat zij niet gedaan zouden hebben wat Asscher deed. Hen werd uiteraard niet gevraagd wat Asscher deed, hen werd gevraagd wat zij er van vonden dat hij wat deed. Nou, daar vonden zij niet veel van, ze vonden het maar niks. Zelfs politici die niet meer actief zijn spelen het spel alsof ze nog wel actief zijn. Je vraagt je af wat actief in de politiek betekent, of het überhaupt iets betekent of het ooit iets heeft betekend en, als het ooit iets betekende, wanneer de overgang van betekenend naar betekenisloos dan plaatsvond. Ik zou denken dat we die overgang moeten zoeken in de mediatisering van de politiek – en niet in het ‘partijkartel’ waar mediakind Thierrey Baudet het zoekt.
Ik zou willen dat Asscher elke dag een uitspraak doet die nog iets met politiek te maken heeft. Uitspraken over de EU bijvoorbeeld. Uitspraken die Rutte uitdagen te erkennen dat de EU een politiek project is, en geen economisch. Uitspraken die de Brexit toejuichen omdat het VK van begin af aan heeft bewezen dat voor het VK de EU een economisch project is geweest en nooit een politiek project. Uitspraken die van Rutte eisen dat hij afstand neemt van het VK, juist omdat het net als hij heeft gedacht dat de EU er voor de portemonnee is en niet voor de lieve vrede. Uitspraken die Dijsselbloem eraan herinneren dat de euro een politieke splijtzwam is geworden en de Europese economieën uit elkaar drijft in plaats van ze meer met elkaar te verbinden.
Stel je voor. Een politicus die politieke uitspraken doet die beantwoord worden met politieke uitspraken van andere politici. Het moet niet nog gekker worden.
2 oktober 2017
=0=
Wat? Nee, dat!
Als het medium de boodschap is dan ligt het voor de hand dat niet wat je zegt telt, maar dat je het zegt de gebeurtenis is die het verschil maakt en we weten dat zonder verschillen (hij zegt wat!) die steeds nieuwe verschillen maken (nou zegt-ie alweer wat!) van informatie geen sprake is.
Marketeers proberen ons te porren met uitspraken dat als iets gratis is wijzelf het product zijn maar zelfs hier – ik denk overigens dat het niet om ‘zelfs’ maar om ‘juist’ hier gaat – kun je marketeers niet vertrouwen. Wij zijn het product helemaal niet, wij zijn de grondstof voor een serie producten die de media uit ons samenstellen, producten waar we behalve de grondstof ook de gratis arbeid voor leveren en producten, ten slotte, die we zelf weer afnemen. Gratis? Ja, soms. Duur? Altijd. Wij zijn de klik, wij zijn het aas, wij zijn de buit en dat allemaal omdat we aan de haak zijn geslagen door de clickbait. Dan hebben de media beet, dat ook. Maar dan heb je ook wat. Likes and friends, clicks and followers, tips and tricks.
Op Twitter kwam ik een tweet tegen waarin een journalist (het was Tom-Jan Meeus over het boekje van een aan de kant gezette en rancuneuze VVD-politica) zich beklaagde over mensen die uitsluitend berichten achterlieten om anderen ertoe aan te zetten op hun (‘voormalig VVD-Kamerlid doet een boekje open’) berichten te klikken: het bericht als aas, als bait, gericht op Tom-Jan die moet klikken (pun intended) en die zich vervolgens beklaagt over clickbait.
Dat is toch ontroerend, een journalist die denkt dat het wat belangrijker is dan het dat, die uitvindt dat hij gedurig beet wordt genomen met wat flodderig aas dat hem niettemin verleid heeft te bijten en die niet bij zichzelf te rade gaat maar het loze vissertje verantwoordelijk houdt. Politiek is clickbait, beste Tom-Jan, niet omdat politiek dat is maar omdat politiek dat is geworden en politiek is dat geworden door onder meer de media waar jij een exponent van bent. Je had je niet over de ongein van die aan de kant gezette politica moeten verbazen maar over de mediatisering van de politiek.
De verplaatsing van het wat, van de boodschap, door het dat, door het medium dat de boodschap pas zijn definitieve vorm geeft, is ontegenzeggelijk het product van de mediatisering van alles, van het verdwijnen van de boodschap in het medium. Dat een mediarepresentant dat niet doorheeft is enerzijds begrijpelijk, want waar je mee omgaat daar word je door besmet, en het is anderzijds dieptreurig want als je het niet bij jezelf kunt nagaan dan kun je het bij een ander slechts dan nagaan als je bereid bent de balk in je eigen ogen te negeren om de splinter in de hare aan de kaak te stellen – en daarom zegt Meeus zachtjes foei over onze Ybeltje Berckmoes, voormalig Kamerlid van de VVD en uit op wraak.
Foei is de moralisering van je eigen onvermogen. De paradox van de Nederlandse politiek is dat moralisering vrijwel altijd een schot in de roos is en het is een schot in de roos omdat het niet het wat maar het dat fêteert. Ja, u mag het best zeggen hoor, maar liever niet nu, niet hier, niet in deze context, niet in dit wat. Begrijpt u, en daarom wil ik het over het dat hebben, over het waarom van dat jij dit zegt. Is het niet voor de eerste keer? Had jij, Ybeltje, ook al niet eens je mond voorbij gepraat over Eurarabië in de polder? Had Wilders het daar niet ook al over? En, niet te vergeten, Anders Breivik? Reden te meer om je in de gaten te houden, reden te over om niet in te gaan op wat je zegt maar in gedachten te houden dat je wat zegt, dat je weer wat zegt, dat je nog steeds wat zegt.
Moet ik nog uitleggen dat Ybeltje hier wordt geslacht, geofferd, geslachtofferd? Nee toch? Is niet elke tweet als een hengeltje met aantrekkelijk aas en is niet elke twitteraar net als het loze vissertje op zoek naar de sensatie van de gelukte clickbait, gelukt omdat wij erin trappen en inclusief de luxe dat je bij succes kunt melden dat je helemaal niet op zoek was naar sensatie en zeker niet op zoek naar die sensatie? Ja toch? Nou, Ybeltje doet daar niet aan mee, ze staat ook hier buiten en ze suggereert nergens dat ze er boven staat.
Geef mij daarom Ybeltje maar. Die heeft geen emplooi voor zoetsappig geflikflooi en die heeft geen behoefte aan een verbloemende verpakking van haar reactionaire rimram. En ze heeft één ding bij het rechte eind en dat is dat de afdeling voorlichting (de afdeling clickbait) van een partij het verkommerde ‘wat’ van de partij in beheer heeft (elk ‘wat’ moet goed zijn voor een carrière als clickbait en inderdaad, dat leidt tot verkommering) en dat er voor de partij zelf alleen nog het ‘dat’ overblijft.
Doe jij ‘dat’ vandaag eens Ybeltje, loop eens bij voorlichting langs en dan vertellen ze je daar wel van het hoe en het wat van de boodschap, in die volgorde want het hoe is oneindig veel interessanter dan het wat. En als de partij na de eerste keer jou nooit meer het ‘dat’ toevertrouwt dan ben je al snel het meest onbekende Kamerlid, en dan heb je het niet goed gedaan en dan word je naar de uitgang gestuurd. Mag het arme mens haar aftocht dan misschien nog een beetje proberen te omlijsten en mag ze bij het omlijsten misschien een beetje hulp ontvangen van bekwamer lijstenmakers dan zijzelf is?
Nou dan.
Wat mij verbaast is niet de clickbait maar de verbazing over de clickbait.
30 september 2017
=0=
Bemiddeld
Gezagsrelaties zijn sociale relaties bemiddeld door publieke zaken (de zaak van recht en rechtvaardigheid, van orde en veiligheid, van vrijheid en de grenzen van vrijheid). Dat is, in de kortst mogelijke formulering die ik kan bedenken, mijn stelling met betrekking tot gezag.
Gezag staat in functie van de publieke zaak. Ik wil onderzoeken of je een vergelijkbare stelling kunt innemen met betrekking tot economische relaties. Dat zou dan zo moeten gaan: economische relaties zijn sociale relaties bemiddeld door private zaken (koop en verkoop van goederen en diensten, verwerving en vervreemding van eigendom).
Economie staat in functie van de private zaak. Het gezag verkeert in crisis. Eén van de vragen in de verklaring van de crisis is of het gezag zichzelf de das heeft omgedaan dan wel dat het gezag wordt verdrongen – dat de publieke zaak wordt verdrongen – door de economie van de private zaak. Om mijn positie aan te geven merk ik nu al op dat de publieke zaak mij zeer ter harte gaat en dat ik bij het private eerder denk aan een sfeer dan aan een zaak. Daar kom ik op terug.
Ik vermoed dat er tal van conceptuele, historische en theoretische bezwaren zijn tegen een vormgelijkheid van gezagsredeneringen en economieredeneringen. Historisch ligt het bezwaar voor de hand: de publieke zaak is veel ouder dan de private, publiek en privaat zijn bovendien geen ‘identiteiten’ (het zou vanzelf moeten spreken maar het enige wat vandaag nog vanzelf spreekt is dat niets nog vanzelf spreekt – zelfs deze uitspraak niet) en het weinige dat ik nog staande zou durven houden is dat tot op de dag van vandaag de grensbewaking in handen van de publieke zaak is. Voor hoe lang nog? De strijd om de grens is volop aan de gang en wie om grenzen strijdt, strijdt om vormen. In mijn geval om de vorm die het publieke aanneemt, om de vorm die het private aanneemt, om de overlapping, verstrengeling, verstikking van de ene vorm met en door de andere en, gelet op de teneur van de tijd, van de publieke vorm met en door de private. Dat is een vraagstuk, een problematiek. Het is een vraagstuk dat pas kan ontstaan als je beseft dat publiek en privaat geen etiketten zijn die je op zaken kunt plakken (zoals we geneigd zijn te doen als we worden geconfronteerd worden met voorstellen en beslissingen om het spoor publiek te houden en de trein privaat, of het netwerk publiek te houden en de stroom privaat enz.) maar dat het beslissingen zijn, of beter producten van beslissingen waarvan de uitkomst op elk gegeven moment wel en in elke voorstelbare toekomst niet vastligt en op elk moment anders dan het hier en nu ook nooit vastlag. Wat nu eens publiek is en dan weer privaat kan per periode van plek wisselen, kan vervormd en hervormd worden, van buiten naar binnen, van binnen naar buiten. Om in die context, in dat krachtenveld, verder te komen, om in die context zo te leren bewegen dat daaruit een constellatie wordt, moet je beschikken over conceptuele instrumenten om in elke voorkomende kwestie de knoop van publiek en privaat door te hakken en je moet beschikken over een theorie die de besluitvorming daaromtrent weet te duiden en tot inzet kan maken van weerlegbare hypotheses. Alles te doen, soms al als werk in uitvoering, soms als niet meer de kiespijn die je herinnert aan verwaarloosd onderhoud.
Je kunt beweren dat in ons tijdperk van het wereldwijde web de bemiddeling, met de formule van het medium dat de boodschap zelf al is (McLuhan’s vroege aankondiging van wat nu metadata en ‘big data’ worden genoemd), de zaak heeft overgenomen. Niet de zaak zoekt de bemiddeling die het nodig heeft, de bemiddeling zoekt de zaak die hem het meeste oplevert. Dat is meestal een ‘profiel’, de opvolger van zaken zowel als personen en wat een profiel is hangt niet van de persoon of zaak af, het hangt af van het algoritme dat aan het werk wordt gezet om misdaadgeneigdheid, geilheid, kooplust, verslavingsafhankelijkheid, doldriestheid enz. enz. te profileren en er ‘smoel’ aan te geven. Het smoelenboek, jawel. Ooit een aardigheidje om mensen te leren kennen die je toch wel zou leren kennen, later een dwangbuis om af te dwingen dat je erbij hoort als je je niet durft of kunt permitteren er niet bij te horen, om te garanderen dat je er niet bij hoort als je er niet bij hoort op de manier die bij facebook hoort (in de Groene van deze week een indrukwekkend stuk van John Lanchester over facebook). Tussen haakjes, ik schrijf facebook met een kleine beginletter, net zoals ik aspirine met een kleine beginletter schrijf. Het medium is de boodschap, het merk is de zaak. Is dat de nieuwe digitale wereld?
Het zou kunnen en ik zie er niet naar uit want de wereld zoals ze nu is wordt me gedurig vreemder en een onsje minder zou me deugd doen. Maar hoe? Ik zou denken dat het moet beginnen bij een her-denken van wat publiek is, een her-denken van wat we willen en besluiten dat publiek vertegenwoordigt – om zowel de publieke zaak als de private sfeer te redden.
29 september 2017
=0=
Correctief
Het aanstaande kabinet zal rust brengen. Het kan niet anders dan rust brengen. In het kabinet dan, niet daarbuiten.
Als ten langen leste elke komma in het regeerakkoord op de juiste plek staat, elk bijvoeglijk naamwoord de juiste zuurgraad heeft en elk werkwoord belooft vol overtuiging aan elk uitverkoren lijdend voorwerp te werken zonder daarbij de lieve vrede in het kabinet te verstoren – pas dan is het akkoord gereed en kan het motto voor de nieuwe regering worden verzonnen.
Welingelichte kringen fluisteren over ‘onbewogen bewogen’ (de eerste voorkeur van de VVD nadat ‘voortgaan op dezelfde weg’ was afgeschoten) en over ‘bewogen onbewogen’ (de eerste voorkeur van het CDA, nadat ‘er is maar één Wilhelmus van de gewone man’ door de andere formerende partijen was weggehoond). De CU schijnt te opteren voor ‘beweging in balans’ maar weet nu al dat hun motto het niet gaat halen, en van D66 is geen voorkeur bekend. Die partij heeft beloofd elk voorstel pragmatisch te zullen beoordelen maar kon, bij navraag, niet uitleggen wat pragmatisch hier inhield. Het hangt ervan af wat er tegenover staat, verzuchtte een onmiskenbaar geplaagde woordvoerder. Daar heb ik begrip voor, niet omdat ik er begrip voor heb maar omdat je dat nu eenmaal van D66 kan verwachten en als je verwachtingen eens een keer wel bewaarheid worden – een zeldzaamheid in deze tijden – dan vloei ik al snel over van dankbaarheid en, nou ja, van begrip.
Een ouderehand is gauw gevuld. Van mijn beste vriend mag ik niet zeggen dat ik tevreden ben als ik bedank voor zijn welgemeende aanbod van weer een lekkernij, maar ik denk dat hij de dialectiek van de oudere mens (dank u, maar nee, dank u) nog niet zo goed onder de knie heeft als ik. Daar staat tegenover dat hij een betere schaker is, dus zo hebben we allemaal wat (en ja, ook dat hoort bij de ervaringswereld van de oudere).
Het echte motto voor het nieuwe kabinet is: dood aan de gebeurtenis. Wij, zegt het kabinet, zullen ons door niets laten corrigeren, door het correctief van het referendum wel in de allerlaatste plaats. Elke gebeurtenis, inclusief de gebeurtenis van een referendum, is een bedreiging van de kabinetsrust, elke gebeurtenis staat in het teken van de dood aan het kabinet, indien het parlement achter de gebeurtenissen zit, elke gebeurtenis staat in het teken van de dood van het kabinet, indien blijkt dat de rest van de wereld zich nog minder van dit kabinet aantrekt dan het kabinet had voorzien. Het laatste is waarschijnlijker dan het eerste.
De rust van het nieuwe kabinet is geen rust, het is kramp. Het kabinet zal ongelooflijk veel energie besteden aan het bewaren van een evenwicht dat alleen in de geatrofieerde geesteswereld van dit kabinet bestaat. Het grootste vraagstuk van alle grote vraagstukken die dit kabinet gaat aanpakken is het kabinet zelf. Met dit kabinet is de politiek tot stilstand gekomen en de lange aanloop naar dit kabinet is er de aankondiging en het eerste bewijs van.
28 september 2017
=0=
Horizontaal
Ik keek naar een reportage over het toezicht op de veehouderij in Brabant. Er kwam weinig terecht van het toezicht. De eerste actie in het toezicht is aan de gemeenten. De gemeenten oefenen hun toezicht ‘horizontaal’ uit. De belasting kent dat ook, horizontaal toezicht. Horizontaal toezicht is toezicht gebaseerd op vertrouwen en toezicht gebaseerd op vertrouwen vertrouwt erop dat de bedrijven waar toezicht op wordt gehouden in eerste instantie zelf toezicht op zichzelf houden. Dan kan de gemeente daarop vertrouwen en horizontaal gaan en dan kan de provincie, een soort achtervang in het toezichtswezen, naar de gemeenten wijzen als blijkt dat het toezicht niet deugt. Daar kunnen we kort over zijn: het toezicht deugt inderdaad niet. De kans dat milieudoelstellingen in de mest van het falende toezicht en in de mist van de horizontaliteit verdwijnen is aanwezig. Zeer aanwezig, en uiterst voorspelbaar, dat ook nog.
De deregulering heeft van het toezicht – en dus van de kerntaak van de overheid: handhaving – weinig overgelaten. Of het nu gaat om de arbeidsinspectie, de voedsel- en warenautoriteit, het toezicht op de bescherming van de consument in reële en financiële affaires, ja zelfs als het gaat om het toezicht op de uitgaven van de centrale ondernemingsraad van de nationale politie, overal zien we dat de kat op het spek wordt gebonden en overal zien we na enige tijd dat de toezichthouders moeten bekennen dat er ergens onderweg iets fout is gegaan.
Het vak van toezichthouder is meer en meer een vak geworden dat de vaardigheid vereist het houden van toezicht onmogelijk te maken. Dat begint ermee het toezicht overbodig te achten omdat het toch meestal goed gaat en het eindigt ermee dat men naar elkaar wijst als het fout is gegaan.
Het was niet de politie die fout zat maar de minister, zei de vertegenwoordiger van de politiebond. En het was niet alleen de minister maar ook het hele kabinet dat zowel wou reorganiseren als bezuinigen en hoewel iedereen op z’n klompen kan aanvoelen dat die twee niet samengaan beslissen regering en parlement keer op keer dat het best kan, boeken de bezuiniging vooraf al in en beginnen alvast met de voorbereiding van Kamervragen voor de verantwoordelijke bewindspersoon. Dat de politiebond, overigens, zegt dat niet de politie maar de minister fout zat, geeft aan dat de politie de politie altijd gelijk geeft, dat de schuld altijd buiten de politie ligt, zelfs als de politie met groot gemak schulden maakt die niet verantwoord kunnen worden. Jammer, de politie bevestigt daarmee het vooroordeel van tal van burgers over de politie: dat je bij de politie nooit je gelijk kunt halen, zelfs al heb je het grootste gelijk van de wereld.
Niettemin, de zaak van de nationale politie en haar centrale ondernemingsraad is een bijzondere. Hier werd bezuinigd op de nationale politie met behulp van de best bedeelde centrale ondernemingsraad in de geschiedenis van de politie. Het was geen omkoping, vertelt een onderzoeksrapport waarin de wederwaardigheden van de bestedingen van de centrale ondernemingsraad in de context van de op een houtje bijtende nationale politie worden beschreven, een nationale politie die bovendien nog uit de grond moest worden gestampt. Tja, zal de verantwoordelijke korpschef hebben gedacht, dan heb ik de steun van de ondernemingsraad wel nodig.
Dat was fout gedacht. De korpschef had de steun van de politiemensen nodig want alleen zij konden de vaart erin houden. En als je de steun van de mensen hebt heb je ook de steun van de ondernemingsraad. In die volgorde, die de korpschef in het belang van de haast van de zaak met voeten trad, daarin overigens gelegitimeerd door een minister die iedereen z’n gang liet gaan. Ook de minister had haast en bovendien, deze minister vond het prestige van zijn project belangrijker dan de correcte bewerktuiging en uitvoering ervan. Ik geloof niet dat de rapporteurs opgemerkt hebben dat de verwisseling van personeel en centrale ondernemingsraad een leidinggevende blunder van de eerste orde is geweest. De rapporteurs hebben het wel over de gespannen relatie tussen de centrale ondernemingsraad en de politievakorganisaties, maar niet hierover.
Het toezicht van de korpschef op de bestedingen van de centrale ondernemingsraad was horizontaal, als gevolg waarvan de controlerende taak van de ondernemingsraad eveneens in de beste horizontale stijl werd uitgevoerd.
Je zou het ene een tegenprestatie voor het andere kunnen noemen maar daar zijn de rapporteurs het niet mee eens. Er was geen tegenprestatie en de paar mensen die wat monkelden over omkoping en corruptie konden desgevraagd geen bewijzen overleggen. Nou dan. Geen bewijzen. Wel een stelselmatige budgetoverschrijding van een budget dat toch al zeer ruim bemeten was en een korpschef die altijd bereid was bij te springen als het geld even op dreigde te raken. Wel het telkens akkoord gaan met het ontbreken van rekening en verantwoording. Maar geen tegensprestatie, welnee. Het heeft de rapporteurs ertoe verleid om te pleiten voor andere ‘omgangsvormen’ bij de politie. Dat is mooi. Nu alleen nog aangeven hoe dat moet en we kunnen weer jaren vooruit.
13 september 2017
=0=
Knoppen
Als je structureel wilt groeien, zegt Barbara Baarsma (AD, 7 september 2017), heb je maar twee knoppen waar je aan kunt draaien: het arbeidsaanbod en de productiviteit. Met het eerste gaat het beter (in het bijzonder door de verhoging van de AOW-leeftijd, volgens Baarsma) dan met het tweede. Marx zou, anderhalve eeuw na dato, opmerken dat als je arbeidsaanbod vertaalt met absolute en productiviteit met relatieve meerwaarde, je net zo ver bent als hij destijds – en dat als je beweert dat alles verandert en je je daarom voortdurend moet aanpassen, zoals Baarsma doet, je ons nog eens moet uitleggen waarom de economie bij Baarsma nooit verandert. Misschien dat in die uitleg ook enige aandacht kan worden besteed aan de verklaring van het waarom van de hapering in de productiviteitsknop?
Je zou denken dat na bijna vier decennia deregulering en financialisering het kwartje ook bij Baarsma wel zou zijn gevallen. Maar nee, bij haar als voorbeeldeconoom vinden we nog altijd de gedachte dat geld een gemaksartikel is. Leuk, maar niet echt nodig. Die gedachte blokkeert elk begrip van de werking van de economie. Een economie waar geld niet meer dan gemak is, ik mag er graag over dromen. Over denken, zeker ook, bijvoorbeeld aan de hand van de in dat geval wel zeer voor de hand liggende gedachte dat geld als gemak en een basisinkomen intrinsiek met elkaar verbonden zijn. Maar dat staat allemaal nog wel in het teken van het feit dat het in onze economie niet zo is, dat zulk gemak in onze economie in geen velden of wegen te bekennen is. Enig realisme zou hier helpen, al tref ik daarvan niets aan bij Barbara. Waarom lukt het haar toch nooit om te ontsnappen aan banaliteiten dat als meer mensen meer werken er meer gewerkt wordt? Heeft ze, ik noem maar wat, hulp nodig, een handreiking?
Ik doe een handreiking. Neem aan dat door de deregulering het arbeidsaanbod behoorlijk is gegroeid. Neem bovendien aan dat door de financialisering de mensen meer dan ooit afhankelijk zijn van de bancaire wereld (wie geen bankpasje heeft staat er slecht voor) en dat voor de meesten van hen dan weinig anders open staat dan zich te voegen in de rijen van het arbeidsaanbod en je bent waar je wezen moet: bij de ‘knop’ van het gedereguleerde en gefinancialiseerde arbeidsaanbod. Voor Barbara, die de kenniseconomie van de Rabobank in beheer heeft, een gouden kans ons voor te lichten over hoe het in elkaar steekt.
Echter, waar Barbara het ook over heeft, niet over geld. Wel over regulering – ze zou dolgraag arbeidscontracten voor een periode langer dan vijf jaar verbieden. Dat is toch interessant, een verbod op contractvrijheid. Ze bedoelt het natuurlijk goed en zo, maar toch, om mensen aan te leren dat permanente aanpassing geen onmondigheid betekent maar juist moderne mondigheid, ik vind het een raar staaltje redeneren en, bovenal, ik zie niet in wat het met economie te maken heeft – de omstandigheid daargelaten dat haar adviezen de werkgever en opdrachtgever meer in de kaart spelen dan de werknemer en opdrachtnemer. Of zou die omstandigheid nou net haar opvatting van economie weergeven?
Dat in ons land de ‘structurele groei’ achterblijft heeft alles te maken met de financialisering van de economie. En met een Rabo-econoom die dat vergeet te melden. Stel je voor dat Baarsma wel de aandacht zou vestigen op die financialisering, en op de gevolgen van de financialisering voor de productiviteit van de reële economie, wat dan?
Dan zou er een derde knop nodig zijn, een financialiseringsknop. Dan zou het CPB moeten leren de financialisering in te voegen in hun modellenfabriek. Dan zou per beleidsmaatregel bekeken moeten worden hoeveel van de veronderstelde noodzaak van de maatregel te wijten is aan effecten en neveneffecten van financialisering en hoeveel van de veronderstelde opbrengsten van de maatregel zullen weglekken naar de financiële sector. En dan moet Barbara opbiechten dat om ‘structurele groei’ te realiseren allereerst de productiviteit moet worden bevrijd van de loden last van de financialisering.
12 september 2017
=0=
Baas
Baas in eigen kring is een oude protestantse traditie in ons land. De traditie hield in dat de overheid in je eigen kring niets te zoeken had. De traditie hield in, met name en met reden en met opzet en met moedwil, dat in kringen waar onvrijheid en ongelijkheid heersten die niet op last van de overheid konden worden afgeschaft. De overheid had in die kringen niets te zoeken, want die kringen waren zelf al soeverein.
De eigen kringen van de protestanten (de katholieken waren daarin net wat minder uitgesproken) waren altijd al een oorlogsverklaring aan de staatssoevereiniteit. Dat de traditie een anti-liberale en anti-democratische vrijbrief voor alles was mocht de pret niet drukken. Meer nog, het was een deel van de pret. En een gedeelde pret, een pret die onze geschiedenis definieert, een pret die het dna van onze identiteit in belangrijke mate beschrijft. En aan ons dna moet je niet komen, zeker niet als je christelijk bent. Daarom, kom je zoals Buma uit een geslacht van bestuurders, dan is het praktisch je geboorterecht zelf ook bestuurder te worden, wat de bestuurden daar ook tegenin zouden willen brengen. In kringen van bestuurders fokt men bestuurders, net zoals men in kringen van Nederlanders Nederlanders fokt en iedereen die van elders komt verstoort het fokprogramma van Buma, die verstoort het evenwicht. Geen wonder dat de mensen daar boos over worden, zegt Buma. Boos is de gewone, de normale reactie op verstoring van de eigen kring.
In het land van Buma leiden bestuurders nieuwe bestuurders op, en schoenlappers nieuwe schoenlappers. Dat van die schoenlappers haal ik uit een artikel van Joost de Vries (in een bijlage bij de Groene van vorige week). De Vries schetst het opvoedingsideaal van Wilhelm von Humboldt, de man van de fameuze Bildung. Wat dat was? Het was in elk geval niet de situatie waarin de schoenlapper de nieuwe schoenlapper opleidde. Het was in elk geval wel de situatie waarin elk individu werd opgevoed tot burger en burger was je pas als je voor jezelf had leren denken.
Noem het eenheid boven verscheidenheid (ooit hadden we daar het ideaal van het openbaar onderwijs voor), dan heeft Buma met zijn eenheid in verscheidenheid ook nog wat (zijn ideaal dat sinds een eeuw en met artikel 23 in de hand zonder extra kosten voor de leden van zijn eigen kring kon worden aangeboden). Maar wat heeft Buma dan precies gekregen? Hij krijgt een herbevestiging van de verscheidenheid zoals weergegeven in het anachronisme van de ‘eigen kring’, van een sfeer die zowel voor- als buitenstatelijk is, van een sfeer die al lang in handen van de markt is gespeeld. Maar over dat laatste zullen we Buma niet over horen want de markt is in de kringen van Buma meer gemeenschap dan staat en dan is het wel in orde.
Buma vreest, denk ik, voor de vrijheid van onderwijs, of eigenlijk alleen voor de vrijheid van zijn onderwijs maar ook dat is al genoeg om op de rem te gaan staan. Zijn HJ Schoo-lezing van vorige week was bedoeld om die boodschap bij de formatietafel te laten landen. Handen af van artikel 23, of er komt geen kabinet. Pechtold moet het maar slikken en waarom ook niet, waarom zou Buma Pechtold niet de maat nemen, gegeven dat Pechtold al zoveel heeft geslikt dat dit er nog wel bij kan. Pechtold slikt alles. Hij heeft zich in het pak laten naaien en het zal hem ingepeperd worden.
Voor de vrijheid van zijn onderwijs is Buma bereid de vrijheid van onderwijs van anderen in te perken: ieder kind en iedere leerkracht moet elke schooldag staande het Wilhelmus zingen en meester Buma zal de maat slaan. Buma is tegen vrijheid en gelijkheid, maar hij is voor de broederschap van zijn nationale erfgoed en hij denkt – ten onrechte, maar dat is een andere kwestie – dat het Wilhelmus de lof van zijn natie zingt.
Ocharme.
11 september 2017
=0=
Normatief
Gisteren las ik in de Groene een uitgebreid profiel over Ton Wilthagen, ook wel aangeduid als ‘mister flexicurity’. Dat ‘mister’ bevalt me niet zo maar dat Ton de intellectuele vader van de ‘flexicurity’ is hoeft niet te worden betwijfeld. Hij zocht, al weer twee decennia geleden, naar verbindingen tussen flexibele arbeidsrelaties en werknemerszekerheid. Voor de werkgevers was de flexibiliteit, voor de werknemers de zekerheid.
Van het begin af aan had ik moeite met flexicurity, omdat me nooit duidelijk werd of met dat slagwoord nu een opgave werd bedoeld of een oplossing. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat aanvankelijk de opgave centraal stond en naderhand meer de oplossing en naderhand, dat is de periode sinds 2007, sinds flexicurity officieel een nieuwe credo van de Europese Unie werd. Daarna begon de crisis en zoals te verwachten ging het vervolgens nog weer beter met de flexibilisering voor de werkgevers dan het toch al deed en het ging daarna nog weer meer achteruit met de zekerheid voor de werknemers dan het toch al deed.
Bij flexicurity horen twee namen, een landennaam en een inspiratornaam. Het land is Denemarken, de inspirator is Günther Schmid. Denemarken wordt genoemd omdat in dat land een soepel ontslagrecht wordt gehanteerd, omdat de werkloosheidsuitkeringen hoog zijn en niet lang duren en omdat de Denen een scholings- en opleidingsaanbod hebben om je vingers bij af te likken.
Denemarken is een goed voorbeeld van een activerend arbeidsmarkt- en sociale zekerheidsbeleid. Het Deense model werkt goed maar niet voor iedereen. Het werkt voor mensen die in staat zijn zich te blijven ontwikkelen en zich te blijven aanpassen aan de veranderlijke eisen van de arbeidsmarkt. Het werkt niet goed voor laag-opgeleiden, voor allochtonen en voor ouderen. Dat had door de schrijfster van het profiel vermeld moeten worden, vind ik. Ton zelf heeft nooit een geheim gemaakt van die zwakke plekken in het Deense model, al was het maar omdat geen enkel model op alle facetten van welk probleem dan ook kan ingaan.
Ook Günther Schmid komt voorbij in het artikel, zij het op een rare en verfomfaaide manier. Veel meer dan dat Schmid iets met dynamiek wil en met sociale cohesie en inclusie, komen we niet te weten en dat is jammer. Schmid is de bedenker van het concept van de transitionele arbeidsmarkt, een arbeidsmarkt die niet wordt benaderd met aantallen en saldi van banen, werkenden, werklozen enzovoorts maar met stromen, met de overgangen van werk naar werkloosheid, van school naar werk en terug, van deeltijdwerk naar voltijdwerk en terug, van betaald werk naar mantelzorg en terug, van werknemerschap naar uitzendkracht naar zzp-schap en vice versa enzovoorts.
Steeds is de opgave: zorg dat iedereen die werk voor anderen verricht, betaald of niet, wordt erkend als lid van de beroepsbevolking, ken daar voor allen, zowel voor hen die werken als voor hen die mantelzorg verrichten en voor de combi’s van werk en mantelzorg, rechten en plichten (het werk legt een plicht op, het werk verschaft ‘sociale trekkingsrechten’) aan toe, maak die overgangen aantrekkelijk en richt daar de sociale zekerheid op in, zorg ervoor dat werkomgeving, sociale zekerheid en capaciteitontwikkeling goed op elkaar zijn afgestemd en, als vierde, schep een institutionele omgeving voor onderhandelingen over flexibiliteit en zekerheid. Die laatste wordt in ons land steeds meer afgebouwd, net zoals de aan het begin van de eeuw even opflakkerende aandacht voor de levensloop (en transitionele arbeidsmarkten staan in het perspectief van de levensloop en de kritische overgangen binnen de levensloop) al lang weer is gedoofd.
Soms komen de dingen bij elkaar. Vanochtend ontving ik van Günther Schmid een artikel van zijn hand over transitionele arbeidsmarkten, geschreven voor The New Palgrave Dictionary of Economics. De vier punten die ik zojuist opsomde stammen uit de conclusie van dat artikel en ze bevestigen eens te meer dat Schmid nog altijd bezig is met zijn project van een empirische geïnformeerde normatieve theorie over arbeidsmarkt en arbeidsmarktbeleid. Ook vanochtend ontving ik een boekvoorstel over een empirisch geïnformeerde normatieve theorie van de democratie. Ik ben nog altijd van mening dat ook ‘flexicurity’ in de geest van een emiprisch geïnformeerde normatieve theorie verder kan worden ontwikkeld – op voorwaarde dat uit het concept in eerste aanleg elke suggestie van een oplossing wordt verwijderd en dat het concept helemaal wordt geformuleerd en uitgewerkt in termen van een opgave. Dat we er dan achter zullen komen dat die opgave zich dicht in de buurt van de opgaven van de transitionele arbeidsmarkt bevindt durf ik wel te voorspellen.
8 september 2017
=0=
Voorwaar
Het waren voorwaar geen geringe kwesties die werkgevers en werknemers te bepolderen hadden. Ontslagrecht, flex, loondoorbetaling bij ziekte, de zzp-er en de verzekering, en nog zo het een en ander.
Voorwaar, een woord dat ik in het redactionele commentaar van dagblad Trouw tegenkwam, gisteren. Het dagblad bleek van mening dat het bepolderen van Nederland voorwaar de moeite nog wel loonde. Het riep werkgevers en werknemers op onze mooie traditie van vruchtbaar overleg niet zo maar te grabbel te gooien. In de hoop dat het zo’n vaart niet zal lopen. Dat zal het ook niet, lees ik vandaag in een column van Peter de Waard in de Volkskrant. Weglopen, steunen en kreunen, dreigen, het zeggen dat je er genoeg van hebt, de ander de wacht aanzeggen, het hoort allemaal bij het spel dat polder heet en dat we al bijna een millenium lang kennen en spelen.
Alleen, de polder is een zaak van lange adem. Het kost tijd de polder aan te leggen, het kost tijd de polder te onderhouden en het kost tijd de interactie tusen polder en omgeving te bewaken. Daarentegen kost het weinig tijd te weigeren nog tijd in de polder te steken en tijd, ja dat is nu eenmaal waar het in de economie om draait en in ons land betekent dat dat als de economie erom vraagt de export het wint van de thuismarkt, de financiële markten alle overige markten mogen overvleugelen en de belastingen voor de burger worden verhoogd om die voor het grootbedrijf te kunnen matigen. Dat laatste heet horizontaal toezicht – dan lijkt het tenminste nog ergens op.
Het bedrijfsleven neemt afstand van de lange adem, want die kan het zich in deze ‘volatiele’ wereld niet meer permitteren. Dat afstand nemen begon in de jaren tachtig van de vorige eeuw, versnelde in de jaren negentig (de jaren waarin als doekje voor het bloeden een poldermuseum, met Kok als conservator, werd opgetuigd dat ze in het buitenland voor echt aanzagen) en sinds de invoering van de euro is de beer pas echt los.
De inzet is het verplaatsen van de geldstromen van de verzorgingsstaat naar de marktstaat. De marktstaat is geen natiestaat, de markt erkent de natiestaat ook niet, de markt gebruikt de natiestaat als het zo uitkomt en gaat er aan voorbij (dat wordt de ‘tucht van de markt’ genoemd) als dat weer beter uitkomt. De verplaatsingsbeweging is heel aardig op streek, maar hij is nog niet afgerond. Zo lang er nog iets van duur zit in de regelingen van de verzorgingsstaat is het werk niet af, en geef toe, er zit nog een beetje duur in het ontslagrecht, in de WW, in de rechten die van flex naar vast kunnen leiden, in de loondoorbetaling bij ziekte. Zo lang die duurrestjes er nog in zitten zal vanuit de EU geroepen worden om ‘structurele hervormingen’ en dat zal bij de formerende partijen in vruchtbare aarde vallen.
De werkgevers zien het helemaal voor zich en hebben zich al enige keren gemeld bij de formerende partijen. Van verzorging naar participatie, is de leus en voor het overige worden onder het mom van innovatie, energietransities en meer van zulk moois de nodige aanslagen voorbereid op de belastingpot. Ja toch, als de verzorgingsstaat is afgeschaft, dan is dat geld toch voor ons, we bedoelen: voor de duurzaamheid? De duurzaamheid van de verzorgingsstaat staat de duurzamheid van milieu en klimaat in de weg. En dat ligt aan de vakbonden die traditiegetrouw weer op de rem zijn gaan staan.
Behalve in het AD (het commentaar van Hans van Soest, afgelopen dinsdag) ben ik nergens tegengekomen dat de werkgevers al geruime tijd en de laatste jaren ook nog eens steeds uitgesprokener volkomen onbetrouwbaar in de polder zijn gebleken. Dat is opmerkelijk.
Het is alsof de media hebben besloten dat alles wat de werkgevers doen welgedaan is en dat iedereen die hen daarbij een strobreed in de weg legt een azijnpisser is. Nou vooruit, als de president van de DNB roept dat de lonen omhoog moeten zijn de media de beroerdste niet en gaan op zoek de redenen waarom dat niet gebeurt. Dat er veel meer werklozen zijn dan officieel geteld, bijvoorbeeld, en dan weten we dat je het ministerie en het CBS wel, maar de markt niet voor de gek kunt houden en als je het over de markt hebt weet je weer dat de werkgevers daar in hun rol als ondernemers dichter op zitten dan de werknemers en hun bonden.
En bovendien, die president van de DNB zegt dat niet uit liefde voor de werknemers, hij zegt het uit liefde voor het monetair beleid van de ECB. want zo lang daar de inflatie maar niet oppikt moeten de werknemers het maar doen. Die geven hun geld wel uit, zeker als je jaren niets erbij hebben gekregen. En daar zijn ze voor, voor de klusjes, ook voor de klusjes van DNB/ECB. Je had ook kunnen aandringen op enig helikoptergeld van de ECB natuurlijk, al was het maar als voorschotje op de rekening van de vele schulden die de banken allemaal dankbaar hebben doorgesluisd naar de ECB (en als er rekeningen betaald moeten worden is de ECB van ieder van ons) en waarvan ongetwijfeld gaat blijken dat die deels volstrekt waardeloos zijn, maar daar beginnen we niet aan.
Gratis is geld is er voor de banken, gratis is geld is er via de staatshuishouding steeds meer voor de bedrijven, maar gratis geld voor de burgers, nee voorwaar, dat kan niet en het kan om dezelfde redenen niet dat een basisinkomen niet kan.
7 september 2017
=0=
Hegemonie
Dat de ideeën van hen die heersen een grotere kans maken de heersende ideeën te worden dan de ideeën van hen die niet heersen is een idee dat heersenden en niet-heersenden vermoedelijk wel kunnen delen. Marx schreef het al op tamelijk jonge leeftijd op en hij heeft die gedachte nooit losgelaten. Dat was verstandig van hem. Hij wist dat heersende ideeën en goede ideeën mijlenver uiteen konden liggen en van die ruimte maakte hij gebruik om met zijn ideeën de heersende ideeën te bestoken (hij noemde dat zijn ‘kritiek van de politieke economie’) en de niet-heersenden op nieuwe ideeën te brengen. Een meer dan loffelijk streven waar ik tot en met de dag van vandaag alleen maar mijn waardering voor kan uitspreken. Om het dubbelzinnig te verwoorden: dat zouden meer mensen moeten doen!
Het kon niet uitblijven dat de ruime aandacht die Marx voor economie had aan twee soorten behandeling zou worden onderworpen. De eerste behandeling werd de grondslag (ik zou ook basis kunnen zeggen; dat laat ik na want het leidt maar tot misverstanden) voor wat daarna ‘marxisme’ werd genoemd. Toen Marx daar op werd aangesproken zei hij bedaard dat hij geen marxist was maar voor echte adepten is dat geen beletsel. Zo kregen we marxisten en marxisme en marxistisch, een beetje zoals we christenen, christendom en christelijk hebben. Leuk, maar weinig productief omdat het enige waar je het over oneens kunt zijn de lezing van de leer betreft en exegeses ontdekken geen nieuwe werelden, exegeses leggen de bestaande werelden uit en hopen dan dat wij daarop zullen antwoorden: ja verdomd, zo had ik er nog nooit tegen aangekeken, nu valt het kwartje, de schellen zijn me eindelijk van de ogen gevallen, en meer van dat type ontboezemingen. Troostend ongetwijfeld maar van die troost kan ik geen koffie drinken.
Het is het soort troost waar het zich luidruchtig breedmakende betoog over ‘cultuurmarxisme’ het van moet hebben. Dat een dergelijk betoog bij Theodor Adorno als een kenmerkend voorbeeld van ‘Halbbildung’ zou worden opgevat (opvallende voorbeelden van Halbbildung in Nederland zijn Thierry Baudet en de verbazingwekkende, gisteren in Buitenhof te bewonderen, Sid Lukkassen) verklaart de haat tegen Adorno in de kringen die zich afzetten tegen het door henzelf geschapen monster van het cultuurmarxisme. Dat brengt me bij het tweede soort behandeling waar ik het over had.
De tweede behandeling had als vertrekpunt dat al die aandacht voor economie heel goed en juist was (liberalen delen met marxisten de overtuiging dat ook niet veel meer nodig is en dat daarin dan ook de zin respectievelijk onzin van de heersende, tegenwoordig neo-liberale, ideeën gezocht moet worden), maar dat we voor een goed begrip van wat heersende ideeën zijn nog wel wat meer nodig hebben. Toch, die kritiek van de politieke economie van Marx is een ideeënkritiek, een kritiek op heersende economische ideeën. Is vandaag de dag ook nodig, zelfs meer dan ooit nodig. Maar economische ideeën zijn geen politieke ideeën, geen ethische, geen culturele, geen strafrechtelijke, geen pedagogische en didactische, geen religieuze ideeën enzovoorts. Die gaan hun eigen gang, die hebben hun eigen ontwikkeling en hoewel ze elkaar beïnvloeden moet je vooral niet denken dat je ze tot elkaar kunt reduceren, of op één noemer brengen, zelfs niet als het de noemer van het cultuurmarxisme is.
In het zogenaamde austro-marxisme werd de nodige plek ingeruimd voor al die niet-economische ideeën. Hat austro-marxisme ging vooraf aan de stroom van ideeën over cultuur en de strijd om hegemonie van Antonio Gramsci, de Italiaanse communist die veelal door geleerden als Lukkassen en de zijnen als de bron en van het cultuurmarxisme wordt gezien. Daar klopt weinig van.
Lukkassen weet niet heel goed waar hij het over heeft maar mocht hij daarmee worden geconfronteerd dan weet hij daar feilloos de cultuurmarxistische hegemonie in te ontdekken, de hegemonie waar onze monoculturele droom onder wordt verpulverd – tenzij we er als de bliksem in slagen het multiculturele juk af te werpen, het juk dat ons is opgelegd door een groezelig genootschap van homo’s en andere lesbo’s, van linksen (te beginnen die van jaargang 1968), van communisten, van cultuurrelativisten en overige post-modernisten, van zwarten en andere negers, van wegkijkers en andere blinden. Wij, critici van het cultuurmarxisme, eisen de ons ontfutselde hegemonie weer op, goedschiks als het kan, kwaadschiks zoals het vermoedelijk moet gaan. Dat is de toon van de critici van het cultuurmarxisme, het is een schrille toon en de toon die de muziek maakt. En zeg nou zelf, hegemonie is in kwesties van cultuur, religie, filosofie, opvoeding en andere terreinen van ideologische klassenstrijd toch de term die door Gramsci in het spel is gebracht?
Nou dan.
4 september 2017
=0=
Personen en zaken
Afgelopen vrijdag trof ik op de site van De Correspondent een fascinerend interview aan met rechtsfilosoof Britta van Beers. Thema: personen en zaken. Vraag: wanneer is een embryo een persoon, wanneer een zaak (en indien een zaak: wat voor een zaak) en hoe zit het met de afgrenzing van persoon en zaak?
Een embryo was vroeger deel van de aanstaande moeder. Nu is het vrijwel ononderscheidbaar van een product (een ‘halffabrikaat’, zegt Van Beers op een gegeven moment) waar je aan kunt werken en dat je kunt bewaren, dat je kunt onderscheiden in meer of minder wenselijk en waar je vervolgens uit kunt selecteren welk embryo teruggeplaatst wordt en welk niet, nu is het een product waar je in de hybride variant ook nog mens/dier combi’s mee kunt uitproberen, en waarmee je – in de synthetische variant – zelfs uitsluitend voor experimentele doelen kunt knutselen. De laatste twee zijn wettelijk nog ver weg, maar technologisch allerminst. Ze zouden daar in de formatie van een nieuw kabinet wat meer aandacht voor moeten opbrengen, zegt Van Beers die de uitruil van euthanasie en embryo (tussen CU en D66) maar een goedkope koehandel vindt.
Het begin en het einde van een leven zijn te goed voor kleinzielige ruilhandeltjes tussen politici die onmachtig blijken de taken waar ze voor zijn uit te voeren. In dit geval: accepteren dat geen enkel ‘feit’, geen enkel wetenschappelijke ontdekking of geen enkel geslaagd laboratoriumexperiment het probleem van de waarde van het leven gaat oplossen.
Eén van de belangrijkste waarden die we hebben is het onderscheid van feiten en waarden. Dat onderscheid staat voortdurend onder druk, zeker in de politiek, en het aantal stemmen dat het een waardeloos onderscheid vindt neemt toe en het volume van die stemmen zwelt aan. Dat kan, het onderscheid zelf is immers in eerste instantie een waarde, en over waarden kunnen en moeten we twisten. Je kunt het onderscheid uiteraard ook van de feitenkant aanvliegen (bijvoorbeeld door op de enorm gestegen technologische kennis en kunde te wijzen), en dat kan de druk op de complexiteit van de waardenkant vergroten (wanneer is artificieel leven voor ons ‘echt’ leven met alle rechten en plichten vandien, bijvoorbeeld), maar dat zal de noodzaak van een waardendebat eerder onderstrepen dan overbodig maken. Van Beers roept op, terecht zou ik zeggen, tot een breed publiek debat – niet tot de omertà van een viertal met elkaar onderhandelende politiek partijen.
Hoe breed dat debat moet zijn hangt niet alleen af van de deelnemers maar ook van de thema’s want op het vlak van zaken en personen zijn er nog wel meer noten te kraken. Ik denk aan draagmoederschap, en aan de verhandelbaarheid van organen, zowel die uit donatie verkregen als die, die op de één of andere en al dan niet verhulde marktplaats worden gevraagd en aangeboden. Als een embryo als een zaak behandeld kan worden, geldt dat dan in principe voor elk ongeboren kind? Indien ik mijn organen mag verhandelen, geldt dat dan voor alle organen, ook die waarvan ik er maar eentje heb? Is het wachten in dat geval op nog weer nieuwe medische en biologische technologie of wachten we al veel te lang op dat onontbeerlijke publieke debat van Van Beers?
Zij zegt dat juridisch gezien een zaak ‘elk voor de menselijke beheersing vatbaar, stoffelijk object’ is en dat het onderscheid van personen en zaken teruggaat tot aan het Romeinse recht. Met zaken mag je alles doen, met personen daarentegen mag je lang niet alles doen – daarom schrikken we en roepen de wet in als dat wel gebeurt. Vaak was de moraal beter dan het recht: of de slaaf een zaak is roept, ongeacht de juridsiche inbedding ervan, altijd wat verlegenheid op, wat gekuch en geslik, wat gejamaar en wat enerzijds/anderzijds verzuchtingen. Nu, daar gaan we in de toekomst nog veel meer voorbeelden van krijgen, met het embryo-voorbeeld voorop: als een embryo steeds meer een zaak is, als je er in principe handel in kunt drijven terwijl het embryo zich even later als een heus persoon ontpopt dan hebben we twee vragen. De eerste is wanneer uit de zaak van het embryo een persoon wordt in de gedaante van een mens, de tweede is wat is, in het geval van menselijk leven, nog het onderscheid tussen persoon en zaak?
De juridische omschrijving van een zaak is knap stoffig en hoe meer je hem afstoft hoe stoffiger hij oogt. De toepassing van het zaakbegrip op het embryo toont inderdaad aan dat een embryo totaal verzakelijkt kan worden en in plaats van dat we daar een bevestiging in zien van de juistheid van de juridische zaakomschrijving, zien we er de noodzaak in van een nieuw zaakbegrip en een nieuw persoonsbegrip, want ze horen juridisch bij elkaar zoals de klok bij de klepel hoort.
Of, ik suggereer het met enige schuchterheid en tegelijk met grote zekerheid, zoals de arbeidskracht hoort bij de natuurlijke persoon. En de vraag is dan, als dat zo is, wat dat voor een rare constructie is waarin ik als persoon beschik over de zaak van mijn arbeidskracht, waarin ik die zaak echter niet kan losmaken van, of ‘objectiveren’ ten opzichte van, mijn persoon en dat ik, hoe zakelijk ik ook met mijn arbeidskracht omspring, diverse dingen niet mag doen met die zaak (ik mag me niet verkopen want dat is slavernij, ik mag alleen contracten tekenen die ook weer ontbonden kunnen worden).
In het arbeidsrecht wordt, ten aanzien van de werknemer, uitdrukkelijk bepaald dat deze een natuurlijk persoon is – daarom mag de werknemer zich ook niet eigener beweging laten vervangen. Bij zzp-ers ligt dat anders want een zzp-er kan zich wel laten vervangen, althans in principe, hoewel je het aantal opdrachtgevers niet mag uitvlakken dat deze zzp-er wil en niet zijn vervanger en zij het dat het daarom niet mag worden uitgesloten dat het de verzamelde werkgevers/ondernemers en opdrachtgevers, verenigd in VNO-NCW, lukt ook voor zzp-ers vast te laten stellen dat vervanging niet hun beslissing is maar die van de opdrachtgever. Ze hebben hun wensen aan de formerende partijen al voor de verkiezingen kenbaar gemaakt en het zou me niets verbazen als we over niet al te lange tijd een regeerakkoord krijgen aangeboden waarin met leedwezen de euthanasie op de werknemersstatus wordt aangekondigd en met grote blijdschap de geboorte van een zzp-embryo dat voor elke zaak geschikt is.
Ongehoord? Welnee, bij het vermakelijke onderwerp van het intellectueel eigendom kunnen we voldoende aanwijzigingen vinden hoe je objectivering van menselijke vermogens en de onmiddellijke juridische vervreemding ervan zo gecompliceerd kunt maken dat alleen duur betaalde advocaten er nog wijs uit kunnen worden.
Ik schrijf ‘gecompliceerd’, niet ‘complex’ want het heeft met complexiteit even veel te maken als een bankdirecteur met derivaten. Geen complexiteit dus, maar complicering. Complicering is niet te onderscheiden van vertraging en van vergroting van de kans op fouten en onzuiverheden bij elke nieuwe complicatie die zich aanbiedt en geloof me – het aanbod van complicaties is betreurenswaardig groot. Welke van zijn eigendom verloste intellectueel is in staat jarenlange en uiterst kostbare rechtszaken te voeren tegen een onderneming die veel machtiger is dan hij, die hem het leven en de arbeid onmogelijk kan maken? Bovendien, hij is er toch al lang voor betaald en hij had er toch bij het aangaan van het contract voor getekend?
Daarna is het slechts een kwestie van tijd voordat de echte euthanasie en de echte embryo-kwestie het keurslijf van de vervangbare/onvervangbare arbeid krijgen aangemeten.
3 september 2017
=0=
Spelbreker
In het nieuwste nummer van de VPRO-gids vind ik een column van Arnon Grunberg. Aanbod is het opschrift en de ‘conventionele’ gedachte is volgens Grunberg dat als ergens vraag naar is het met het aanbod wel in orde zal komen. Vervolgens somt hij een aantal situaties op waarin die gedachte niet wordt bewaarheid.
De conventionele economische gedachte waarmee ik een halve eeuw geleden aan de UvA werd opgescheept en opgevoed was precies omgekeerd: het aanbod schept z’n eigen vraag. Dat was een gedachte, een ‘wet’, die werd toegeschreven aan een Franse econoom die hem opstelde aan het begin van de 19de eeuw. De econoom heette Jean-Baptiste Say en de wet de ‘loi des débouchés’, de wet van de afzetgebieden of -mogelijkheden. Volgens die wet was een algemene economische crisis onmogelijk, dus als je per ongeluk met enige regelmaat op een heftige economische crisis werd getracteerd dan lag dat aan je eigen slechte begrip van de wereld, niet aan de theorie. En het lag aan de feiten natuurlijk maar dan gaat de oude regel op dat als de feiten niet stroken met het idee dat des te erger voor de feiten is. En voor hen die met die feiten moeten leven.
Het misverstand van de wet van Say was dat hij het geld even was vergeten. Hij had een argument in termen van een ruil in natura (bijvoorbeeld: om dit te kunnen aanbieden heb ik van jou een beetje tijd en moeite nodig, dus biedt dat aan, en in ruil krijg je van mij een stukje van mijn aanbod, als dat er mede door jouw hulp gereed is gekomen) en zijn stilzwijgende veronderstelling was dat de toevoeging van geld geen verschil zou maken. Over de wet van Say is de huidige wetenschap een beetje stil gevallen (niet helemaal overigens), maar over de overbodigheid van het geld heerst nog altijd een verontrustende eenstemmigheid.
Ook de huidige economische wetenschap onderwijst economie alsof het één grote ruilhandel is waarin het geld niets meer is dan een sluier – trek die er vanaf en je hebt het zuivere plaatje. De economische wetenschap volhardt in de misvatting dat we voor het goede begrip van de economie van de rol van het geld mogen afzien. Het compliceert maar en het is zo eenvoudig. Niettemin, introduceer het geld – en daarmee de mogelijkheid van het sparen en niet-direct uitgeven van je geld – en de wet van Say ligt op z’n gat, want voor je het weet zijn de spullen van de aanbieder bedorven of uit de mode. Net zoals het economie-onderwijs bedorven is en, inderdaad, heftig uit de mode.
Laat elke economie-docent uitleggen waarom het geld een spelbreker is. En vervolgens met de leerlingen aan de slag gaat om een realistisch in plaats van een leugenachtig beeld van de economie te schetsen. Slechter dan het huidige beeld kan het niet worden. Goed, het is een test, een spelbrekertest, en omdat garanties ook in onze nieuwe economie niet worden gegeven kun je ervoor zakken. En slagen, dat kan ook. Wie voor die test slaagt heeft recht op een forse salarisverhoging en een vaste aanstelling. Wie voor die test faalt wordt ontslagen en moet op kosten van het UWV een schriftelijke cursus zindelijk redeneren volgen. De eindtoetsopdracht is simpel: leg uit waarom de wet van Say nonsens is. Ministers en staatssecretarissen, bankiers en ondernemers hoeven de test niet te maken. Van hen wordt niet meer geëist dan dat ze geloven in de economie, en vooral niet dat ze er iets van begrijpen, zeker niet als dat begrip verder zou moeten gaan dan het begrip van de ruilhandel dat ze, hoe treffend, al met de paplepel ingegoten hebben gekregen en dat hen aan de positie heeft geholpen die ze nu hebben.
De eisen aan hen die hen zullen opvolgen zijn nog niet bekend gemaakt.
1 september 2017
=0=