Inhoud
Mij gaat het om de inhoud. Dat zei Hans de Boer, werkgeversvoorzitter, gisteravond bij Pauw. De inhoud bestaat volgens hem uit banen en welvaart. Ik had eventjes de hoop dat Jesse Klaver die ook aanwezig was hem zou corrigeren: u bedoelt nog meer discriminatie op de arbeidsmarkt en nog meer ongelijkheid? Klaver deed het niet.
Het ging over de memo’s waarover Rutte en Wiebes hebben gelogen en waarover Segers, Buma en Pechtold doen alsof hun neus bloedt. Zei Klaver dat Rutte een leugenaar was? Hij zei het niet.
In de Nederlandse politiek is liegen deel van het standaardrepertoire. Er is een rechte lijn tussen het liegen van politici en het wijzen naar anderen omdat die nepnieuws verspreiden. Er bestaat een grote voorkeur voor de situatie waarin niemand geloofd wordt boven de situatie waarin alleen de leugenaars niet geloofd worden en hoe dichter je bij de regering zit hoe groter die voorkeur.
De inhoud van De Boer is in één woord samen te vatten. Het woord is geld. Geld voor het bedrijfsleven en nog meer geld voor het bedrijfsleven. Dat geld heet bij hem een goed vestigingsklimaat en dat, voegde hij er dreigend aan toe, is heel belangrijk. Als je daarvoor als werkgeversvoorzitter moet schooien bij de premier dan doet hij dat want daar is hij voor en als de premier daarover moet liegen, dan is dat voor een werkgeversvoorzitter volmaakt onbelangrijk. Daar houdt hij zich niet mee bezig. Zijn bezigheid is de inhoud.
We hebben een labbekakkerige werkgeversboer en we hebben de voormalige personeelsboer van Unilever, Mark Rutte, de man die bij Unilever het landsbelang al diende en nu, in dienst van datzelfde land, land en Unilever dient.
Voor de inhoud. Dat is geruststellend. De premier vergeet van alles en nog wat, de fractievoorzitters kunnen het zich ook niet herinneren, de fractiespecialisten hebben wel wat gezien en dat niet ‘gedeeld’ met hun fractievoorzitters omdat ze niet elk detail delen en de fractievoorzitters ook niet alles kunnen onthouden en ook niet alles even belangrijk vinden. Ze vinden net als de werkgeversvoorzitter het vestigingsklimaat en de banen en de welvaart van het internationale bedrijfsleven belangrijk, zeker als dat bedrijfsleven z’n hoofdvestiging in Nederland heeft. Ook zij gaan voor de inhoud, voor meer arbeidsmarktdiscriminatie en meer ongelijkheid.
Het is ontluisterend.
25 april 2018
=0=
Schorpioen
De schorpioen is, volgens de uitleg bij het sterrenbeeld, de meest diepzinnige, intense en krachtige persoonlijkheid van de dierenriem; zelfs als de schorpioen kalm en beheerst overkomt, kolkt er onder de rustige oppervlakte een ziedende emotionele energie.
Op de voorkant van het essay voor de maand van de filosofie van Femke Halsema (Macht en Verbeelding) prijkt een foto van Marina Abramovic, getiteld ‘portret met schorpioen (ogen geopend)’. Er is ook een versie met de ogen gesloten. Halsema noch Abramovic zijn schorpioenen. De foto prikkelt de verbeelding. Waar ik de macht moet zoeken is me daarentegen niet duidelijk. De grijpscharen van de schorpioen zijn machtig, en het gif zit in de staart maar ik vermoed dat ik een beeld van zijn macht moet kunnen hebben voordat ik er zicht op krijg. Met open ogen. Je gaat het pas zien als je het doorhebt (dixit Johan Cruijff).
Ik neem aan dat Femke aanneemt dat zij het doorheeft en dat zij dat graag met ons wil ‘delen’. Ik lees het essay en heb nergens de indruk dat er behalve platitudes iets wordt uitgewisseld. De ‘verbeelding’ ontbreekt (een tamelijke obligate verwijzing naar de ‘kleine utopie’ van het basisinkomen daargelaten), de vraag of het ooit iets anders dan een beeldenstorm was wordt niet gesteld.
Provo (het voornaamste object van de nostalgie van Halsema) was een buitengewoon geslaagde aanval op een gezag dat meende dat als er gezag op stond het dan ook gezag was. Een aanval op de macht werd het niet – de Kabouters die, twee jaar na de opheffing van Provo, de politieke macht op de korrel wilden nemen, zijn wat dat betreft geen serieuze partij geweest. De verbeelding bleef verre van de macht en er lag ook al geen strand onder de stoeptegels. De verbeelding van Halsema blijft eveneens verre van de macht. Ik heb eerlijk gezegd geen idee wat ze onder macht verstaat, ik denk dat het iets in de trant van ‘gevaarlijk maar onvermijdelijk’ is en dat is geen politieke versie van macht, het is er een moraliserende versie van. Het is een gebrek.
Ik denk dat het dit gebrek is dat verklaart waarom Halsema de politiek zelf – in enge zin: de politieke partijen, de instituties van de democratie, de schimmigheid die de omzetting van het stembusresultaat in politieke macht begeleidt – totaal negeert. Er zijn politici waar ze het niet mee eens is, die voor haar een onderdeel van het probleem en niet van de oplossing zijn, er is geen besef dat de politieke partijen dat ook wel eens zouden kunnen zijn, dat de parlementaire democratie zoals we die kennen dat ook wel eens zou kunnen zijn, dat de kaders waarbinnen we ons politiek en parlementair bewegen – nationale kaders – een onderdeel van het probleem zijn en niet van de oplossing. Halsema kan wel uit de voeten met het nationale kader, als iets om trots op te zijn dan, niet als iets waarover je je de vraag moet stellen of die kaders überhaupt nog wel kunnen voldoen in een wereld die bij vrijwel elk probleem bewijst dat nationale kaders te klein bemeten zijn om voor wat dan ook een oplossing te bieden.
Ook het begrip van de natie is bij Halsema gemoraliseerd. Dat is niet de verbeelding aan de macht, het is de onmacht van de verbeelding. Met de ogen geopend.
21 april 2018
=0=
Positie
Twee zinnen. Zin één: ‘Het Centraal Planbureau berekende dat het plan van het kabinet geen extra werkgelegenheid oplevert, terwijl dat juist het centrale doel is van staatssecretaris Van Ark’ (Trouw, vandaag). Zin twee: ‘Het werkgelegenheidseffect van loondispensatie in plaats van loonkostensubsidie is naar verwachting gering’. (CPB Notitie, 17 april 2018, Position paper Hooflijnennotitie Loondispensatie Participatiewet).
Naar verwachting, schrijft het CPB. Dat komt, in het positiepaper, neer op de uitspraak dat het CPB het niet heeft berekend, maar dat het CPB verwacht dat de koene plannen van de staatssecretaris, behalve tot onrust, tot niets zullen leiden. Omdat Trouw verwacht dat alles wat het CPB verlaat het product van berekening is schrijft Trouw dat het CPB ook dit, het werkgelegenheidseffect van de door de staatssecretaris bedachte loondiefstal, berekende. Het zijn twee vergissingen van Trouw. De eerste is dat als het van het CPB komt het wel berekend zal zijn, de tweede is dat als het van het CPB komt het wel betrouwbaar zal zijn. Met de eerste vergissing meegaan verraadt luiheid, met de tweede vergissing meegaan verraadt haast. Ik ben bang dat het meeste nepnieuws het gevolg is van luiheid (de moeite niet nemen het bericht goed te lezen) en van haast (de moeite niet nemen de bron kritisch te beschouwen). Er is meer nepnieuws dan we denken en dat komt niet door trollen, het komt doordat de nieuwswaarde van het nieuws meer van de snelheid van het nieuws dan van de juistheid ervan afhangt. Het komt door, ik blijf het een raar woord vinden, het ‘verdienmodel’ van nieuws. Daar onttrekt ook een goede krant als Trouw zich niet aan.
Het kan zijn dat ook de staatssecretaris (en de Kamercommissie die om de notitie vroeg) een berekening van het CPB verwachtte, maar die hebben ze niet gekregen. We moeten dat niet begrijpen als positie kiezen, schrijft het bureau, want een position paper kiest geen positie en het bureau doet dat ook niet. ‘Het CPB analyseert de effecten van (voorgenomen) beleid en neemt geen positie in’. Dat we het maar weten. Hoewel, het CPB heeft toch nog wel iets weg van Trouw want het analyseert de door de staatssecretaris verhoopte beleidseffecten helemaal niet, het CPB negeert de beleidsvraag daaromtrent en dat doet het omdat het CPB daar niets van verwacht en omdat het CPB van ons verwacht dat wij zijn verwachtingen delen. En houdt vervolgens zijn verwachting over de effecten van het beleidsvoorstel voor die effecten zelf. Het lijkt de MER wel. Zo kan ik het ook.
Pas werkelijk interessant wordt het als het CPB zou uitleggen waarom zijn verwachtingen zijn wat ze zijn. Maar ook dat laat het CPB na. Niettemin, waarom neemt het CPB aan dat het terugdringen van de loonkosten van arbeidsgehandicapten, op de manier die de staatssecretaris voor ogen staat, de werkgelegenheid voor hen niet positief zal beïnvloeden? De staatssecretaris heeft aan de HES te Rotterdam haar propedeuse economie afgelegd en dus heeft ze vast en zeker ooit geleerd dat als je de loonkosten (de prijs van arbeid) verlaagt de werkgelegenheid (de vraag naar arbeid) stijgt. Het zou me niet verbazen als dit stukje zuivere ideologie ook door het CPB wordt uitgedragen en zoals dat gaat bij zuivere ideologie, die geldt altijd. Dat zal de staatssecretaris vast wel geleerd hebben (tenzij het niet geldt maar dan had ze de studie nog even moeten voortzetten en niet moeten kiezen voor bestuurskunde, hoewel bestuurskunde ongetwijfeld heel interessant is – maar het is geen economie) en dus geldt het bij haar ook voor die werkenden van wie de marginale productiviteit te laag is om het minimumloon te verdienen. Dat leer je dan, bij de HES en bij elke andere opleiding waar je een propedeuse economie kunt behalen, en dan weet je dingen die iedereen weet maar die niet iedereen in termen van marginale productiviteit kan vertalen want daar moet je voor gestudeerd hebben. De truc is (het is en blijft ideologie) dat die marginale productiviteit in het vacaturebeleid van het bedrijfsleven geen enkele maar in het aanspreken van de overheid door datzelfde bedrijfsleven een heel belangrijke rol speelt. Marginale productiviteit is een stok om de hond te slaan (de arbeid is te duur) en de staatssecretaris was op zoek naar zo’n stok (want de arbeid is te duur). Meer is het niet.
Waarom was de staatssecretaris op zoek? Omdat je het werk van arbeidsgehandicapten elders nog goedkoper kunt krijgen natuurlijk. Ons minimumloon is niet ‘duurder’ geworden, onze omgeving is goedkoper geworden. Onze omgeving, de omgeving die ik gemakshalve met ‘elders’ aanduid, is de laatste tijd enorm veel groter geworden, en breidt zich nog steeds uit. ‘Elders’ werken ze meer uren onder slechtere arbeidsomstandigheden voor een habbekrats, en daar kan geen minimumloon tegenop. Behalve als je een minimumloon hebt omdat je vindt dat voor minimumlonen overwegingen van arbeidsproductiviteit en voordelige aanbieding even verderop niet gelden, dat we daarvoor nou juist dat minimumloon hebben. En kijk je er zo naar dan kan het minimumloon overal tegenop – omdat het noch met marginale productiviteit noch met ordinaire uitbuiting iets te maken wil hebben. Daarvoor moet je niet bij de VVD zijn en, breder, daarvoor moet je bij niemand zijn die iets prevelt over ‘werk boven inkomen’ en die meent daarmee iets nuttigs te hebben bijgedragen.
De staatssecretaris denkt ongetwijfeld dat economische wetten (werk) juridische wetten (het minimumloon) te boven gaan. Dat is, per slot, de vergissing waarop haar neoliberale partij is gebouwd en die tal van andere partijen ertoe heeft gebracht hun gedachten aan de meest biedende te verpatsen. Maar had het CPB daar niet een kleine kanttekening bij kunnen plaatsen, al was het maar om, als het in het beleid zelf niet mag, in de theorie rond en de ideologie van dat beleid wel ‘positie’ te kiezen?
19 april 2018
=0=
Is het willekeur? Is het zwendel?
Ons wordt een MER (Milieu-Effect-Rapportage) aangeboden, opgesteld voor de luchthaven Lelystad. De MER is eigenlijk geen MER, het is de actualisering van een eerdere MER die fouten bevatte en die bovendien aannames bevatte die nu niet meer gelden, althans nu niet meer geldig zijn, althans nu misschien nog wel geldig zijn maar toch niet meer gebruikt worden omdat we altijd aan voortschrijdend inzicht werken en voortschrijdend inzicht is zoiets als anticiperende handhaving: het handhaaft niet en het schrijdt evenmin voort, maar in de tussentijd kan de minister van en voor Schiphol haar vliegende gang gaan.
Ik bedoel dat we te maken hebben met een onafhankelijke commissie die geen MER aanbiedt maar wel een onthutsende reeks mitsen en maren waar niets uit blijkt, waar je werkelijk alle kanten mee op kunt, tenzij je natuurlijk een kant op wil die vliegbewegingen uitsluit omdat die slecht voor het milieu zijn. In deze rapportage vind je geen metingen, er wordt ook niets gemeten, er wordt alleen voor gezorgd dat wat ook gemeten wordt er altijd wel ergens een plekje voor is, zodat niemand nog kan beweren dat er iets wordt verdoezeld en er tegelijk voor wordt gezorgd dat niemand waar dan ook iets mee kan. Het mag voor zich spreken dat het rapport, ik zou zeggen: bewust, onleesbaar is gehouden.
En ook dat het rapport een voorschot neemt op het euthanaseren van de voorspelbare negatieve milieu-, geluids- en veiligheidseffecten van laagvliegende vliegtuigen. Want hoewel er hinderlijke geluidspieken zullen komen zijn die slechts tijdelijk. Zegt het rapport. Wat verderop in de tijd breidt het aantal vliegbewegingen van en naar Lelystad immers behoorlijk uit en omdat dat lang niet allemaal lage vliegbewegingen zullen zijn kun je het in tijd en ruimte zo regelen dat verhoudingsgewijs de overlast zal afnemen. Het zou mooi zijn, schrijft de commissie, als die effecten niet alleen verhoudingsgewijs worden gepresenteerd (zoals nu) maar ook absoluut. De commissie heeft zich niet afgevraagd of die verhoudingscijfers misschien iets te maken hebben met de beslissing om nergens een bovengrens aan het aantal vliegbewegingen op te leggen en in plaats daarvan uitsluitend met ‘ruimtes’ te werken waarbinnen alles moet plaatsvinden, rekening houdend met nieuwe technologieën die het vliegen geruislozer, schoner en veiliger zullen maken, hoewel het natuurlijk erg moeilijk kan blijken daar een meetbare overeenstemming over te bereiken. En daarom offert de commissie meetbaarheid op aan ambitie. Van wie? Van de luchtvaartbelangen.
Willekeur? Zwendel? Kreupelhout, zou ik zeggen. Begeef je er niet in.
18 april 2018
=0=
Anticiperend handhaven
Vorige week werd ik opgeschrikt door een bericht over anticiperend handhaven. Het ging over geluid en milieu en Schiphol. De afspraken daarover worden niet gehandhaafd, de uitleg was dat er alleen anticiperend zou worden gehandhaafd en dat het met het anticiperen nog niet zo wou lukken. Vergis ik me of is het nieuwe kabinet bezig met een nieuwe aanval taalvervuiling? Anticiperende taalbelemmering en zo?
Of is het de VVD, waar deze aandoening heerst? We hebben natuurlijk klassieke VVD’ers die gewoon ‘waarschijnlijk’ zeggen als de Britten en de Amerikanen, dezelfde partijen die ons destijds buiten de VN om met eerste klas anticiperende oorlogsleugens de oorlog in het Midden Oosten in hebben gerommeld, de meest leugenachtige oorlog ooit met de meest leugenachtige uitkomsten bovendien die ons tot op de dag van vandaag achtervolgen en die de aanstichters van destijds keurig hebben weten af te wentelen op de rest van het Midden Oosten en voor het overblijvende deel op het bordje van de EU hebben weten te deponeren, de klassieke VVD’ers dus die altijd waarschijnlijk zeggen wanneer de opvolgers van die oorlogsmisdadigers van toen weer eens iets met de zekerheid van het aplomb beweren en die dat ‘waarschijnlijk’ moeiteloos uit de bek krijgen omdat ze als de anticiperende dood zijn voor de gefronste wenkbrauwen van de Donald.
Er zijn ook andere VVD’ers. Kamerlid Haga, daar denk ik aan. Heeft z’n laars gelapt met de regels rond verhuurdersplichten en huurdersrechten, beweert nu dat hij in de war is geraakt omdat er plotseling nieuwe regels waren waar hij ook niets aan kon doen en gaat door het stof omdat hij, als Kamerlid met een voorbeeldfunctie, aan die nieuwe regels, die hij niet kende en ook niet had kunnen kennen desondanks en juist vanwege zijn voorbeeldfunctie, niettemin ‘anticiperend’ had moeten voldoen. Waaruit we mogen afleiden dat het Kamerlid Haga altijd heeft voldaan aan de oude regels, dat wil zeggen er zowel anticiperend als ten tijde van als achteraf aan heeft voldaan, dat de beweringen dat hij de oude regels met voeten trad gelogen zijn, dat hem alleen enige blaam treft omdat hij het met de nieuwe regels niet zo nauw nam maar dat dat eigenlijk niet telt omdat hij de nieuwe regels niet kon kennen zo lang ze nieuw en nog niet gewoon waren, dat hij niettemin vindt dat hij hier ‘anticiperend’ eerder aan had moeten voldoen en dat hij van de integriteitscommissie van de VVD, de commissie die een belangrijke anticiperende functie heeft, volkomen terecht en in anticipatie op zijn toekomst die spijtig genoeg ook een beetje de onze is geworden het stempel ‘integer’ heeft meegekregen.
Het komt, wou ik maar zeggen, best in orde met Schiphol, met het milieu, met de veiligheid, met het lawaai, met het aantal vliegbewegingen van Schiphol. Dat kunnen we, anticiperend, nu al zeggen. Net zoals we nu al anticiperend kunnen zeggen dat het t best in orde komt met de VVD-CDA combine die nu voor ons het samengaan van de voorbereidingen op een oorlog met de schijn van een eigen buitenlands beleid in de juiste anticiperende plooien vouwt. Wat zei onze kersverse minister van Defensie ook al weer toe ze aantrad? Ze zei: doen is het nieuwe denken. Wat zegt onze kakelverse minister van Buitenlandse Zaken? Hij zegt: waarschijnlijk. Waarschijnlijk is doen het nieuwe denken en waarschijnlijk komt dit kabinet er mee weg, denk ik zo maar, al anticiperend.
Ik denk dat onze minister van Defensie aan Trump dacht toen ze dat zei van dat doen dat het nieuwe denken was, en wie als minister iets zegt is gehouden het te doen ook. Zeggen is anticiperend doen. Misschien dat de Donald, die al zoveel heeft gezegd dat het elkaar tegenspreekt, wegkomt met het niet doen wat hij zegt – daar moeten we dan maar op hopen. Ons kabinet zal het niet tegen hem zeggen, want ons kabinet weet dat doen anticiperend denken is en wij denken niet, wij volgen. Ons denken is teruggebracht tot de waarschijnlijkheidsrekening van de Donald en waar het denken van de Donald over gaat, daar durf ik niet op anticiperen.
Sneu voor ons is alleen dat wij nooit zelf iets mogen doen en altijd alleen maar mogen meedoen – hoezeer we ons anticiperend ook aanbieden. Ik moet denken aan de kruiperige wanvertoning van Balkenende en De Hoop Scheffer die bij Bush jr. op bezoek waren en niet wisten wat ze moesten doen om hun kunsten in anticiperende slaafsheid onder de aandacht van de president te brengen. Ik moet denken aan Balkenende die van zijn vriend Tony Blair dingen had gehoord die alleen voor zijn oren bestemd waren. Balkenende zijn spartelend de oren gewassen toen het al te laat was en van die vriendschap heb ik nooit meer wat gehoord. En het kon niet uitblijven dat De Hoop Scheffer z’n anticiperende vernuft zou loslaten op de vraag wanneer Trump gaat bombarderen. Binnen enkele dagen en voor het einde van het weekend sprak het orakel. Maar hou hem ten goede, aan een anticiperende uitspraak is niemand gehouden, dus ook hij niet.
Met het ‘ik zal handhaven’ presenteerde de Nederlandse staat zich geruime tijd aan de wereld. Als een leeuw. Daar doen we niet meer aan. We hebben de handhaving en de leeuw vervangen door anticiperen. Der Staat schafft sich ab.
13 april 2018
=0=
Van allen met allen
Markten verenigen niet, markten verdelen door iedereen en alles het uniform van de verkoopbaarheid voor te schrijven en dan geldt de klassieke regel dat alles kan maar niet alles tegelijk.
Sommige producten worden beter en eerder verkocht dan andere producten en sommige producten worden helemaal niet verkocht. Heb je te lang in de etalage gestaan dan is je houdbaarheidsdatum verlopen en omdat we op mensen geen houdbaarheidsdatum mogen plakken worden daarvoor ruwe indicatoren gebruikt zoals herkomst, opleiding en leeftijd, indicatoren die in de huidige periode van big data in aantal en accuratesse toenemen maar desondanks voorbeelden van statistische discriminatie zijn en blijven.
De algoritme-economie verheft het algoritme tot economische wet en het algoritme is, zoals we weten uit de discussie over etnisch profileren, de in het gewaad van keurige wiskunde verklede statistische discriminatie. Mensen die niets van statistiek weten maar wel ongestraft willen discrimineren zijn er wat blij mee.
Een algoritme verbindt een definitie van succes, van wat gewild is door degene die het algoritme bestelt, met data die zo gekozen, verzameld en bewerkt worden, dat ze discrimineren tussen hen die waarschijnlijk meestal succes zullen hebben, hen die het misschien soms zullen hebben en hen die het zeker niet zullen hebben. Drie lagen, zeg maar. Het ‘industriële reserveleger’ van Marx kende ook drie lagen, de ene nog miserabeler dan de andere, maar vandaag worden met het grootste gemak lagen op aanvraag gegenereerd en de verklaring waarom uitgerekend jij niet in de prijzen valt krijg je er tot twee cijfers achter de komma bijgeleverd.
Als je zelf nergens last van hebt zou je het vooruitgang kunnen noemen: wat begon als onvermijdelijke bijkomende schade van de werking van het stelsel is nu getransformeerd in individuele defecten waar je zelf verantwoordelijk voor bent. Toch, in ons land mag je niet discrimineren maar over statistisch discrimineren bewaren we een beschaafd stilzwijgen. Er moet op markten per slot nog wel geselecteerd kunnen en mogen worden.
Een nis is een beperkte ruimte met een beperkt aantal plekken en met beperkende toelatings- en uittredingsregels. Arbeidsmarkten waren in de twintigste eeuw voornamelijk nationale nissen waarbij de beschikking over een toegelaten bewijs van staatsburgerschap de schapen van de bokken scheidde.
Zo’n bewijs is ook nu nog altijd nodig, zij het dat er een tweetal meer markt-eigen demarcaties aan toegevoegd moeten worden. Dat is in de eerste plaats de demarcatie door marktsegmentatie – op de arbeidsmarkt komen we dat tegen in de vorm van vaste versus tijdelijke aanstellingen (en met een snel groeiende variatie binnen het geheel van tijdelijke aanstellingen, inclusief de zzp-er, de payroller enz.). Segmentatie is het domein van de vrager, van het kapitaal in ons geval. Daarnaast is er, ten tweede, de concurrentie binnen de arbeid zelf, een concurrentie op herkomst en afkomst, taalgemeenschap, culturele identiteit enz., de concurrentie die enerzijds de kwestie van de staatsburger weer centraal stelt (in de vorm van het zich verzetten tegen ‘illegalen’ en ‘vluchtelingen’) en anderzijds een verzet is tegen het openstellen van de nationale arbeidsmarkt voor werknemers uit EU-lidstaten en daarbovenop nog voor een aantal geselecteerde beroepen en diensten waar een ‘tekort’ aan is.
Zodra er een kink in de kabel van het arbeidsaanbod is of zelfs maar dreigt komt de overheid in het geweer. De aow-leeftijd gaat omhoog, de studiefinanciering wordt een leenstelsel zodat studenten zowel de financiële wereld in worden geduwd als ook de markt van de bijbaantjes zullen afstropen, de arbeidsmarkt wordt geopend voor mensen die er eerder geen toegang toe kregen. De toegenomen spanningen op de arbeidsmarkt, de woningmarkt, in buurten en wijken worden op de koop toe genomen – de vraag naar arbeid wordt er vrij van gehouden, het aanbod, en dan in het bijzonder het meest kwetsbare aanbod, krijgt ze er ongevraagd bij en de politieke markt voor, beschermde, beschermende en naar bescherming zoekende ‘identiteiten’ beleeft gouden tijden.
Het neoliberalisme is de concurrentie van allen met allen – niet duidelijk is wanneer het woord en de praktijk van de concurrentie zullen worden vervangen door woord en praktijk van de haat van allen tegen allen en, het is al weer denkbaar aan het worden, van de oorlog van allen met allen.
Van allen met allen. Democratischer kan niet.
12 april 2018
=0=
Rampzalig
Naar men verwacht worden de rijken steeds rijker. Nog even en de rijkste 1% bezit 2/3e van de wereldse rijkdommen. Ik lees dat er mensen zijn die dat moreel onjuist vinden en economisch rampzalig. Ik weet niet in welke volgorde, hoewel ik mijn vermoedens heb.
Van de landen die tot de G20 horen wordt verwacht dat die er iets aan zullen doen. Je kunt net zo goed aan de grootste vervuilers vragen iets te doen aan een schoner milieu. Of wacht, dat gebeurt al. Er is een verdienmodel van gemaakt en Ed Nijpels en Hans Alders gaan erop toezien dat het goed zal komen. Nog even en heel Nederland is bezaaid met tafels waar van alles – van Schiphol tot en met de besteding van vrij besteedbare onderwijsgelden – wordt bedisseld en de markt het laatste woord krijgt. Ik lees dat er mensen zijn die nu al zien aankomen dat de kleine vervuiler veel en de grote vervuiler niets gaat bijdragen aan een schoner milieu. Of iets preciezer verwoord: dat de kosten bij de burger terechtkomen en dat de opbrengsten naar de grote vervuiler gaat. Misschien dat de G20 hier hun led-licht eens over kunnen laten schijnen.
Hoe dat kan, van die rijken die rijker worden, en van die vervuilers die hun vuil bij ons deponeren en daar een mooi verdienmodel van weten te maken? Dat is al wel heel eenvoudig. Het antwoord is: belastingen. Rijken en vervuilers plunderen de belastingen, de burgers zorgen voor het op peil houden van de fondsen waaruit geplunderd wordt. Is al een heel oud foefje. Vorige eeuw leek het er even op dat het allemaal zo schunnig niet zou blijven maar daar is een einde aan gemaakt.
Het plunderen is weer helemaal terug, zozeer terug zelfs dat de plunderaars zich zorgen beginnen te maken over het ‘draagvlak’ van de toekomst van het geplunder. Soms is er wel degelijk iets nieuws onder de zon. De sociale samenhang kan in het gedrang komen als rijken en bedrijven de kas mogen beroven met de wet in de hand en de belastingdienst als uitvoerder. Dan moeten we op gaan letten. De burger kan boos worden, per slot. Is het niet verstandig de burger een paar kruimels toe te werpen – of beter nog: sommige burgers wat toe te werpen en andere juist niet? – voordat de pleuris uitbreekt en de belastingwetten moeten worden aangepast en eindelijk die lastige vragen over belastingmoraal en belastingcultuur moeten worden gesteld en, erger nog, beantwoord?
Aan de nieuwe misstanden heeft de sociaaldemocratie lang meegewerkt. De sociaaldemocratie heeft welwillend toegekeken hoe bedrijven hun fiscale grappen en grollen hier parkeerden en vervolgens beweerden dat daar ‘hoogwaardige werkgelegenheid’ voor terugkwam.
De sociaaldemocratie heeft alle leugens van Schiphol verdedigd en huilt nu mee met de wolven in het bos om een uiterst vervuilende luchtvaartindustrie de hand boven het hoofd te houden en tegelijk de burgers rond Schiphol en Lelystad tegen elkaar uit te spelen.
De sociaaldemocratie heeft een onverantwoordelijke bankensector gered met het ter beschikking stellen van vele miljarden belastinggeld die als het fout was gelopen voor rekening en risico van de burgers waren gekomen.
De sociaaldemocratie heeft zich verkocht aan de hoogste bieder – en dat wordt haar door hen die minder te bieden hebben (gewoon, in geld en vermogen uitgedrukt) niet in dank afgenomen.
De sociaaldemocratie is op weg een betreurenswaardig misverstand te worden.
De sociaaldemocratie ging ooit voor de verheffing van de arbeidersklasse en centraal in die verheffing stond sociale en economische zekerheid. Die zekerheden zijn door de sociaaldemocratie verkwanseld, in naam van de ‘middenklasse’ wordt beweerd.
De sociaaldemocratie zelf noemde dat de ‘derde weg’, was er apetrots op en zwijgt er tegenwoordig over omdat de derde weg de weg van groeiende ongelijkheid bleek te zijn, van een belastingstaat die wordt geplukt door de rijken die er weigeren aan mee te werken en aan mee te betalen, van – voor de ondernemer/werkgever – een flexibiliteit die van elk recht van de werknemer een afgeleide van de markt heeft gemaakt, en – voor de arbeidersklasse – de weg van ‘structurele hervormingen’ (IMF, OECD, EC), van de ‘structurele aanpassingen’ (Wereldbank), van (bij elkaar genomen) de ‘Washington Consensus’. Tot schade en, dat vooral, schande van de sociaaldemocratie.
‘De sociaaldemocratie verliest enorme steun omdat zij geen duidelijk antwoord geeft op een grote zorg van Nederlanders: onze manier van samenleven. Kiezers vragen om morele standpunten over hoe mensen met elkaar moeten omgaan. Om grenzen te stellen in onze samenleving waarmee culturele zekerheid wordt geboden. Wat mag wel en wat mag niet? Daar is meer behoefte aan dan aan economische zekerheid. Sterker nog, een bepaalde culturele cohesie is een noodzakelijke voorwaarde voor onderlinge verbondenheid, wat het draagvlak geeft voor economische solidariteit. Daarbij is zeer belangrijk dat grenzen stellen voor de middenklasse de vrijheid van levenswijze beschermt.’ Was getekend: Wimar Bolhuis, aanstormend PvdA-talent, nu al gepokt en gemazeld in de polder en vastbesloten te redden wat nog te redden is.
Erst die Moral, dann das Fressen. Een nieuwe cultuurgeschiedenis van de arbeidersklasse die, na kennis genomen te hebben van die geschiedenis, ook geen arbeidersklasse meer heten mag en in plaats daarvan de mantel van de ‘middenklasse’ aangeboden krijgt. Echt waar, geen woord van gelogen. Meer nog, het is hoog tijd dat de sociaaldemocratie de lessen van de nieuwe moraal van de middenklasse serieus leert nemen.
Zegt Bolhuis. Lees zijn onthutsende tirade in de Volkskrant van 9 april. We hebben, schrijft hij, behoefte aan culturele zekerheid, meer dan aan economische. Hoe weet hij dat? Hoe weet hij dat de verzwakking van de rechten van werknemers, een verzwakking die onder aanvoering van de sociaaldemocratische Kok, Bos, Dijsselbloem, Samsom en Asscher is uitgemond in het verlies van economische en sociale zekerheid, hoe weet hij dat de neoliberale cultuur waar dat verlies het product van is, dat die cultuur het probleem niet is, en dat die cultuur het probleem ook helemaal niet kan zijn omdat we (de middenklasse van Wilmar) daar veel minder belang aan hechten dan aan de eigen cultuur van de ‘Nederlandse leefwijze’?
En zo ja, wat is die cultuur anders dan, inderdaad, een cultuur vrijheidsrechten, van rechten die de overheid op afstand moeten houden van de grondrechten van de burger, wat is die cultuur anders dan de cultuur van rechtsstatelijkheid? En als het die rechten zijn, zijn het dan de rechten van iedereen of zijn het de rechten van de meerderheid, de meerderheid die in handen van de ‘eigen cultuur eerst’ aanhangers en in handen van Bolhuis en de zijnen alleen bekend is onder de populaire leus van de meerderheid die altijd gelijk heeft en die niet gestoord mag worden door allerlei flauwekul over rechtsstatelijkheid?
Sociale cohesie, culturele cohesie, het is geleuter van een scribent die kennelijk vast van plan de Denen de loef af te steken en die het niet aandurft, en daar zit mijn pijn, om de grens te trekken bij elke verzwakking van rechtsstatelijkheid. Een dergelijke verzwakking is, het zal Bolhuis niet zijn opgevallen maar naar ik hoop vele anderen wel, binnen de EU aan een opmars bezig, de EU zelf is niet bij machte daar een halt aan toe te roepen en in ons land staat de zaak van de rechtsstatelijkheid onder druk van partijen als PVV, FvD, VVD, CDA en, als Wilmar zijn zin krijgt, van de PvdA. Ik zal wel wat over het hoofd hebben gezien, maar er is meer dan genoeg om me zorgen over te maken.
Ik zie, en daar neem ik afscheid van het laffe stuk van Bolhuis, dat dezelfde groepen die te grazen zijn genomen door een eenzijdige en ongerichte globalisering nu door Wilmar over de bol worden geaaid omdat ze zo helemaal gelijk zouden hebben in hun verzet tegen al die vreemden die na hun banen ook hun huizen en na hun huizen ook hun buurten en hun gezelligheid inpikken (vroeger voegden we daar ook onze dochters en vrouwen aan toe maar nu die geëmancipeerd zijn mogen ze zelf beslissen of ze zich in laten pikken en beklagen we hun vrouwen en dochters omdat die helemaal niets mogen) – tenzij we, zegt Wilmar, nu de hakken in het zand zetten. Wilmar laat met liefde hun baan jatten want de arbeidsmarkt is nu eenmaal internationaal, laat in naam van de markt, die geen huizentekorten oplost maar ze in razend tempo weet te creëren, hun huizen onbetaalbaar maken, laat hun buurten veryuppen omdat expats en andere kleurrijke en innovatieve leden van de creatieve klasse toch ook ergens moeten wonen, en hij organiseert elk weekend in naam van onze vrijheid (we doen het omdat het kan) een fantastisch housefeest, nodigt Geer en Goor uit en noemt dat alles bij elkaar de Nederlandse leefwijze en cultuur en schrijft elke onvrede daarover bij op de rekening van uitkeringstrekkers, fraudeurs, migranten, islamieten en Arabieren.
Laat ik het zo zeggen. Als de spanning stijgt neemt de behoefte aan zondebokken toe. In een rechtsstaat zijn zondebokken juridisch een onmogelijke categorie en wanneer de behoefte eraan toeneemt, als er een markt voor is, komen de politici vanzelf wel die de markt willen bedienen, het recht willen aanpassen en de schade voor de rechtsstatelijkheid op de koop toe nemen. Gewoon, maak van alles een merk, plak de leuke labels op je eigen club, plak de lelijke labels op de clubs die je niet mag en liever kwijt dan rijk bent, flikker de hele zooi op sociale media, schrijf een ingezonden stuk en zie – met een beetje geluk slaat jouw merkbenadering aan. Als dat gebeurt moet je er wel aan vasthouden, anders ben je je markt zo weer kwijt. Het is zo ordinair dat het niet eens meer banaal is.
Ondertussen bepalen de onappetijtelijker randen van de islamieten, de Arabieren, de migranten, de fraudeurs en de uitkeringstrekkers ons begrip van alle islamieten, Arabieren, migranten, fraudeurs en uitkeringstrekkers en van hun culturen, niet omdat we iets begrijpen maar omdat we er een beeld van hebben, en van sommige beelden willen we niets weten omdat we er alles al van weten omdat we ze gezien hebben, en omdat we er niets mee te maken willen hebben, hoewel we er dagelijks mee te maken hebben en dat weten we maar al te goed want we kennen onze merken en we kennen hun merken, we kennen alleen nog maar merken en meer hoeven we niet te weten en wat iedereen weet, weet iedereen dus als je het er niet mee eens bent dan gaan wij dat mooi niet horen. Wie gehoord wil worden moet onze taal spreken, wie gezien wil worden moet aan ons beeld voldoen. Zo niet, dan niet.
Rampzalig, schreef de krant, naar aanleiding van de rijken die maar rijker worden, van de armen die maar armer worden en naar aanleiding van de zorg (dat vooral) dat zelfs de armen misschien door beginnen te krijgen dat die twee ontwikkelingen alles met elkaar van doen hebben – een zorg die door Wilmar wordt bestreden door binnen de groep armen tal van subgroepen te ontdekken die het feestje voor iedereen, de overige armen voorop, dreigen te verzieken.
Cultuur, roept Wilmar dan, cultuur moet ons redden en redden, dat is de armen uit elkaar spelen, in naam van de cultuur. We zijn er eerder geweest, zou ik denken. We kennen de vele verhalen over de cultuur van de armoede, van de cultuur van de afhankelijkheid en we kennen het stramien van die verhalen, verhalen die altijd doen denken aan de waanwereld van sommige krakers lang geleden: jullie rechtsstaat is de onze niet, riepen ze (ze dachten dat wet en rechtsstaat hetzelfde waren, de schatten). Wilmar roept: jullie cultuur is de onze niet (en hij denkt dat de cultuur van zijn recht niet alleen zijn cultuur is en niet die van hen, maar dat zijn recht ook van hem is, niet van hen).
Inderdaad, rampzalig.
11 april 2018
=0=
Encore
Klasse beschrijf ik langs twee lijnen. Er is de klassieke, aan Marx ontleende, lijn van de controle over de productievoorwaarden. Let wel, ik vervang eigendom door controle (wie mag op eigen gezag het spul aan- en uitzetten) en productiemiddelen door productievoorwaarden (die zich dezer dagen steeds vaker als beheerst door data ontpoppen). Op het vlak van de controle maken de controleurs zich steeds zenuwachtiger over inbrekers in hun domein van productievoorwaarden – van hun arbeiders hebben ze niets te vrezen, behalve de fameuze ‘lekken’.
En er is de, even structurele maar regelmatig over het hoofd geziene, lijn van de markt, aanvankelijk de arbeidsmarkt in het bijzonder, maar we mogen niet vergeten dat de markten waar jezelf het product bent oprukken. Met je eigen toestemming, zo niet op eigen initiatief. Het is gratis! Facebook is het prototype van die markten en wie zichzelf op de markt wil zetten is geraden zich via facebook met die wens bekend te maken. Dan krijg je volgers en je krijgt mensen die je leuk vinden, die je aanbiedingen leuk vinden, die je aanbiedingen onder de aandacht van anderen brengen, het is een heus vliegwiel en je bent dief van eigen portemonnee als je er geen gebruik van maakt. Je mag het ook zelf betalen maar dan heb je het nadeel van extra kosten en van minder bereik want een plek waar iedereen komt is de plek waar iedereen wil zijn, zeker iedereen die gezien wil worden.
In de organisatiewetenschappen is men er na ruwweg honderd jaar gekrabbel in de marge achter gekomen dat het enige wat telt de aandacht is die je weet te trekken. De rest is geste, leuk als er tijd voor is, overbodig en zelfs irritant als er geen tijd voor is. Er is geen tijd meer, er is tijd minder. De ontwikkelingen van de laatste decennia staan in het teken van het generaliseren van de roep om aandacht. Hoor mij! Zie mij! Koop mij! Prijs mij aan! Je kunt het democratisering noemen, die opmars van de eerste plek voor aandacht uit de organisatie over de grenzen van de organisatie heen naar de markt waar iedereen ‘die wat wil’ een product aan het worden is. Ik noem het geen democratisering, ik noem het ontluistering. Toch, wie verdwijnt achter het product dat je zelf bent is geen individu, is geen persoon, het is een fetisj. De fetisj die jezelf bent, die je van jezelf hebt gemaakt. We zouden het de facebookgebruikers eens voor moeten leggen: ben je je eigen fetisj geworden, en moet je nu maar afwachten of er daarna nog wat overschiet?
De enig juiste lezing van het antwoord is: ze weten het niet maar ze doen het.
10 april 2018
=0=
Wat is dan de vraag?
In elke strijd is taal het eerste slachtoffer. Als klasse het antwoord is, wat is dan de vraag? Goede vraag. Hij is van Erik Olin Wright, voor links en rechts één van de meer vooraanstaande onderzoekers van het verschijnsel klasse van ruwweg de laatste veertig jaar. Hij zelf geeft zes, aan de onderzoeksliteratuur ontleende, antwoorden en reconstrueert aan de hand daarvan de bijbehorende vragen.
Ik denk dat als hij zich gewaagd had aan de recente klasse-polemiek van Engelen, Duyvendak en Schinkel/ Van Reekum, hij slechts één antwoord en geen enkele vraag zou hebben gevonden. Het antwoord is dat klasse voor de betrokken schrijvers zo evident is dat je het niet hoeft te omschrijven, en dat derhalve iedereen die met de schrijver van dienst van mening verschilt niet weet wat klasse is (hoewel ieder ander het wel weet), en dat iedereen (behalve de toevallige schrijver of schrijvers van dienst) daarom de klassenstrijd miskent.
Het heeft iets met identiteit en identiteitspolitiek te maken. Met identiteit overigens alleen in die zin dat je, zodra je van identiteit politiek maakt, alleen maar bezig bent met het scheppen van een identitair draagvlak, bedoeld om anderen de weg te versperren. Engelen (De Groene, 4 april 2018) noemt het links ‘narcisme’ (ik denk dat hij ‘masochisme’ bedoelt) en heeft er geen geduld voor, de andere schrijvers zijn naarstig op zoek naar een ezelsbruggetje/geitenpaadje om klasse, draagvlak/identiteit en links zowel bij elkaar als uit elkaar te houden. Spannend, maar onmogelijk. ‘Leidt de nadruk op ‘identiteit’ af van de te voeren antikapitalistische strijd? Dat is de fatale misvatting die bij reëel bestaand links lijkt te overheersen’ (Schinkel/Van Reekum, De Groene, 14 maart 2018). Ik denk dat ‘reëel bestaand links’ hier alleen uit Engelen bestaat en ik denk dat de ‘fatale misvatting’ in dit geval de veronderstelling is – niet van Engelen maar van deze schrijvers – dat klasse een identiteit heeft en dat je wel heel erg hovaardig bent als je meent daaraan voorbij te mogen gaan.
Klasse is en heeft geen ‘identiteit’. Als je vindt dat het zo nodig moet dan kun je zeggen dat elke klasse een heel groot aantal ‘identiteiten’ heeft – en geen enkele ‘identiteit’ exclusief voor zichzelf. Voor dat laatste moet je bij nationalisten zijn, en meer in het algemeen bij mensen en groepen die zich beroepen op eigenschappen die zij wel hebben omdat en voor zover anderen die niet hebben. Ze beroepen zich er niet alleen op, ze organiseren zich er ook op want je weet maar nooit of je afscherming van alles wat niet jou is en vooral ook jou niet mag worden wel honderd procent deugdelijk is en een gewaarschuwd mens telt voor twee. Sire, er zijn geen Belgen en klasse heeft geen identiteit. Klasse heeft ook geen enkelvoud, klasse is ‘relationeel’ en we doen er goed aan te bedenken dat, voordat we het nu heel gezellig gaan maken, het niet zomaar ‘relationeel’ is maar altijd relationeel in het kader van de concurrentie op ‘markten’, de arbeidsmarkt in het bijzonder en de financiële markten niet te vergeten.
Klasse heeft ook geen paspoort – dat zijn we inmiddels aan het ontdekken, dat klasse een wereldmarkt is, een wereldmarkt met concurrentie ook nog, en concurrentie, Sire, verdeelt een klasse, dus een verdeelde klasse is iets wat je moet verwachten en een ongedeelde klasse is niet meer dan een jongensdroom van onze schrijvers. Een hardnekkige droom, dat wel, een droom die ertoe verleidt eenheid te verwachten en bij verdeeldheid niet aan concurrentie (‘markt’) te denken maar aan een strategie van het alwetende en alles bedisselende kapitaal: ‘Met andere woorden: kapitaal moet verschillen tussen arbeiders creëren om arbeid überhaupt te kunnen uitbuiten’ (Schinkel/Van Reekum, o.c.).
Ze zullen wel gedacht hebben dat wat Baudet kan hen niet ontzegd mag worden; en een vilein complot is nooit weg. Een eeuwigdurende schuld ook niet, trouwens, de schuld van de witte man bijvoorbeeld (met wit als de kleur van de macht). Ik geef toe, die schuld wordt door Schinkel en Van Reekum, noch door Engelen aanvaard maar, als was het ter compensatie, speelt bij Duyvendak (De Groene, 14 februari 2018) een prominente rol. Dat gaat zo: ‘[a]lsof identiteitspolitiek pas bestaat als de gediscrimineerde groepen gelijke rechten claimen. Alsof witte, heteroseksuele mannen niet eeuwenlang vanzelfsprekend de baas zijn geweest en dus eindeloos hun eigen identiteitspolitiek hebben gevoerd’. Dat schiet lekker op denk ik dan maar. De baas over wie, de baas waar, de baas waarover? Met klassenanalyse heeft ook dit weer niets te maken – met een opvatting over alle leven als schuldig leven en over een samenleving als een schuldsamenhang, als een schuldige samenhang des te meer. Je weet wel, zo’n samenhang waarin de kindertjes onschuldig zijn tot ze door gezinnen en scholen en clubs en buurten en organisaties bedorven worden en de misère doorgeven waar ze – onschuldig! – uit zijn voortgekomen. Dank, maar dank u.
Gender-neutrale wc’s zijn niet de praalwagens van identiteitspolitiek, het zijn bevestigingen van ons onvermogen om neutrale woorden te vinden voor alles wat afwijkt. Wie dat niet snapt, snapt ook niets van het gehannes in onze taal met nieuwkomers: gastarbeiders, allochtonen, migranten, mensen met een migratie-achtergrond, je kunt het zo gek niet verzinnen en je zou niet moeten hoeven verzinnen dat als we hier al niet uitkomen het met ons begrip van klasse ook niets kan worden.
De identiteit van nieuwkomers staat ter beschikking, niet van hen uiteraard maar van anderen die hun identiteit ontlenen aan de eenvoudige omstandigheid dat zij er eerder waren en die daaruit afleiden dat zij het recht hebben om in geuren en kleuren uit de doeken te doen dat de geuren en kleuren van de nieuwkomers hen voor geen meter bevallen, dat de eigen cultuur de betere cultuur is en dat iedereen die het daar niet mee eens is gewoon moet oplazeren. Ja toch? Onvermogen? Identiteit zal je bedoelen! Engelen heeft het over migratie, Schinkel en Van Reekum hebben het over migratie en geen van hen denkt daarbij aan het elementaire gegeven dat migratie meer is dan een beweging van daar naar hier maar dat het in de allereerste plaats een herschikking hier is, een herschikking die bestaande patronen en organisaties en bewegingen beïnvloedt en de instandhouding en mobilisering ervan bemoeilijkt – zeker als een en ander gepaard gaat met organisatieleden die met de organisatie de stad ontvluchten, mopperend op weg naar het land of een overloopgemeente. De opbouw van de organisaties van de arbeidersklasse kost tijd en vergt stabiliteit. Engelen ziet in migratie alleen het verdeel-en-heers voordeel voor de kapitalist, en slaat de organisatorische weerslag van migratie op de arbeidersbeweging over. Waarom toch? De mobiliteit die we in het kielzog van migratie waarnemen leidt ertoe dat de arbeidersklasse die tijd steeds opnieuw moet uitgeven, terwijl het ontbreekt dan de stabiliteit om precies dat voor elkaar te krijgen. Geen van onze auteurs heeft er enige belangstelling voor getoond.
De teloorgang van links heeft als ideologische reden dat links talig nooit ook maar in de buurt is gekomen van het besef dat wit geen kleur is, dat zwart geen kleur is, dat de benaming autochtoon meer zegt over de allochtoon dan we de allochtoon ooit zullen toevertrouwen zelf over zichzelf te zeggen – en dat we zo lang we dat blijven doen we elk verschil zullen wantrouwen en dat zo lang we elk verschil wantrouwen we nooit zelfs maar in de buurt van de ander zullen komen. De teloorgang van links heeft als economische reden dat markten geglobaliseerd zijn en dat bijvoorbeeld het aanbod van arbeid wereldwijd is geworden en wereldwijd wordt aangesproken – dat heeft de concurrentie binnen de wereld van de arbeid verhevigd en het heeft de in de 20ste eeuw rond arbeid opgetrokken beschermingsconstructies onklaar dan wel irrelevant gemaakt. De teloorgang van links heeft als politieke reden de gewillige medewerking van linkse partijen en bewegingen aan de onderschikking van staat (de verzorgingsstaat in het bijzonder) en recht (het arbeidsrecht en het sociale recht in het bijzonder) aan de markt die – toch iets meer dan een detail – voor ons voornamelijk de markt is die door Brussel en Frankfurt in het leven wordt geroepen. Der Staat schafft sich ab. Wat er van overblijft is het gegraai in de belastingmiljarden en de repressie die tegenwoordig veiligheid wordt genoemd. In elke strijd is taal het eerste slachtoffer.
7 april 2018
=0=
Emancipatie
Emancipatie viel in het vorige kabinet onder het ministerie van SZW. Nu is het verhuisd naar OCW. Minister Ingrid van Engelshoven van D66 heeft het in haar portefeuille. Over segregatie in het onderwijs heb ik haar in dit verband nog niet gehoord. Over arbeid wel. Over vrouwen die meer uren per week, maand, jaar, loopbaan moeten maken.
Meer uren is meer emancipatie, dat is de samenvatting van haar visie. Ja, de dames moeten er wel voor kiezen, en het moet vrijwillig, maar toch. Als ze het niet doen staan ze straks in de kou en dan hebben ze het aan zichzelf te wijten. Dat zegt de minister niet, ze impliceert het en de goede verstaander heeft aan half woord genoeg. De minister (geciteerd in het AD van vandaag): ‘We gaan niemand dwingen hoor. Maar het geeft je vrijheid om je eigen keuzes te maken en maakt weerbaar voor life events – scheiding, overlijden van je partner, huiselijk geweld – waardoor je er in je eentje voor komt te staan.’
In twintig jaar kan veel gebeuren. Op de drempel van de 20ste en 21ste eeuw was ook een D66 bewindspersoon verantwoordelijk voor de emancipatieportefeuille. Het ging toen om staatssecretaris Annelies Verstand die haar pijlen voornamelijk richtte op de relatie arbeid-zorg (breder: werk-privé) en in dat kader studie liet verrichten naar dagindeling en, in het bijzonder, fasen en gebeurtenissen in de levensloop.
Het was haar opgevallen dat in het bijzonder jonge gezinnen in het ‘spitsuur’ van het leven stonden, en daar bedoelde ze mee dat de betrokkenen meer tijd nodig hadden om te combineren wat gecombineerd moest worden, meer geld nodig hadden omdat kinderen duur zijn en een groter huis ook niet gratis is én dat ze de tijd niet hadden omdat ze die niet konden financieren en ze het risico niet durfden nemen bij de eerstvolgende promotieronde overgeslagen te worden en dat ze dat grotere huis alleen maar konden financieren als ze meer gingen werken, niet minder.
Combinatiestress werd het resultaat genoemd en de staatssecretaris wou er wat aan doen. Dat was moedig van haar want het arbeidsaanbod zelf laten beslissen over aantal uren en dat ook nog eens vergemakkelijken met financiële regelingen zoals de levensloopregeling waarmee je kon sparen om tijd op te nemen wanneer jij dat nodig had, dat was nog niet eerder vertoond.
Het was ook ongehoord en er is in minder dan tien jaar korte metten mee gemaakt. Exit de levensloopregeling. En enter, uiteraard, de glorieuze herrijzenis van de combinatiestress. We hebben met Van Engelshoven nu een minister die, zonder het zo te durven noemen, van combinatiestress een indicator van emancipatie gaat maken. Een geïndividualiseerde indicator bovendien. Verstand had het nog over gezinnen en over belangrijke gebeurtenissen voor en in die gezinnen. Van Engelshoven heeft het daarentegen over vrouwen die het niet over gebeurtenissen maar over life events hebben en die zich moeten voorbereiden op een bestaan zonder gezin. Toch een verschil. De tijd staat niet stil, de vooruitgang is onstuitbaar en de kans je eigen aantal arbeidsuren in eigen hand te nemen is achteloos vernietigd. Veel te bedreigend voor de werkgever en zo.
Minder uren? Zelf beslissen over je uren zodat je soms minder uren maakt en een andere keer meer, daar kunnen we niet aan beginnen want dan weet de werkgever niet op hoeveel uren hij wanneer en van wie kan rekenen. Dat is een slechte zaak voor de economie. Dus nee, dat doen we niet. Tenzij je het kunt betalen natuurlijk, maar een recht, nee mevrouw, van rechten houden we niet. Rechten emanciperen niet, arbeidsparticipatie emancipeert. Het is van een stuitende kortzichtigheid. En het is het zoveelste bewijs dat D66 razendsnel een sociaaleconomisch rechtse partij is geworden.
30 maart 2018
=0=
Mechanisme
De terrorist Anders Breivik werd nogal beïnvloed door Geert Wilders. En door de overige leden van de nationalistische internationale van rechts. Zo ver hebben ze het al gebracht, dat ze een internationale van nationaal eigen gelijk (‘eigen gelijk eerst’) hebben weten te stichten. Hoe het met de verzamelde leden zit (het is niet toevallig een tamelijk losse verzameling) weet ik niet maar Wilders ontkende enige verantwoordelijkheid voor de wandaden en waandenkbeelden van Breivik.
Wel zei hij dat de sociaaldemocraten in Noorwegen de moorddadige exercitie van Breivik door hun gepamper van migranten over zichzelf hadden afgeroepen. Het zou hier ook kunnen gebeuren en de politici die nu niet tegen nog meer migratie optraden beschuldigde hij op voorhand van het hebben van bloed aan hun handen. Dat was geen oproep, en dat was het niet omdat Geert beweerde dat het geen oproep was. Dat de advocaat van Breivik er nog maar kort geleden in een interview (open Democracy, 5 maart 2018) aan herinnerde dat in Noorwegen in de laatste dertig jaar 15 terroristische aanslagen hebben plaatsgevonden, dat die alle van rechtsextremistische huize waren en dat geen van die terreurdaden van moslims of van moslimextremisten afkomstig was, het doet er niet toe, niet in de geest van Breivik, noch in die van Wilders en rotgenoten.
Maar, tot moord, doodslag, geweld en terreur oproepen, daar deed en doet Wilders niet aan. Hij is democraat in hart en nieren en vertrouwt op de parlementaire weg. Dat hij inmiddels het parlement een nepparlement vindt zegt niet zoveel want dat gaat alleen over ons en niet over elk parlement. Het Russische parlement bijvoorbeeld acht Geert zo hoog dat hij er kort geleden een heuse toespraak heeft gehouden. Men zegt dat de glans een beetje van Geert af is. Te vaak met hetzelfde middel poetsen kan dof maken, zo zie je maar weer.
Woorden kunnen mechanismen in werking zetten. In ons land beseffen we dat scherp wanneer de een of andere morsige imam burgemeester Aboutaleb in gevaar brengt, en we betreuren het dat we hem juridisch niet op zijn woorden kunnen pakken. We wijzen op het mechanisme dat de imam kan aanjagen, het mechanisme dat de ware gelovige ertoe kan brengen de volgens imam en ware gelovige nepgelovige Aboutaleb definitief de mond te snoeren. Dat willen we niet hebben en dus moet de minister er maar iets op vinden. Het is aandoenlijk.
De verantwoordelijkheid van Wilders besmuikt wegwuiven, de verantwoordelijkheid van de imam al in rekening brengen voordat de ware gelovige de daad bij het woord heeft gevoegd. Ik denk dat je daar een kerkjurist voor nodig hebt en wat we ook van Grapperhaus kunnen zeggen, een kerkjurist is hij niet en ik vraag me af of er op zijn departement kerkjuristen rondzwerven. En dan heb ik het nog niet eens over de reactie van de Tweede Kamer waar vast nog wel mensen te vinden zijn die iets gaan zeggen over de scheiding van kerk en staat. De imam heeft ons bij de ballen, zeg maar, Wilders kent het trucje ook en Baudet heeft nooit ergens van gehoord, laat staan er iets ongepasts over gezegd.
En toch is de kwestie onontkoombaar en toch is de reactie van de Kamer (wel de imam achterna willen zitten en Wilders z’n gang laten gaan) van de bekende halfhartige en laf-smakende signatuur. Dat wordt niks. Wil het wel wat worden dan is de eerste voorwaarde dat we afstappen van de identitaire gedachte dat het aan de mensen, groepen, gedachten en culturen ligt, dat we de aberraties daarin moeten zoeken en dat we de oplossing zullen vinden door op dat niveau te interveniëren. Mijn stelling is veel eenvoudiger. We moeten het niet daar zoeken, we moeten het bij de mechanismen zoeken. Ik geef een voorbeeld. Een partij als de SGP is vanaf zijn oprichting een belediging aan de democratie, aan de scheiding van kerk en staat, aan een humaan strafrecht zonder doodstraf, aan de gelijkwaardigheid en gelijke rechten van mannen en vrouwen, aan de gelijkwaardigheid en gelijke rechten van allen. Over een kleine maand, op 24 april, viert de partij z’n eerste eeuwfeest. Blijkbaar hebben we zelfs hun meest barre meningen nooit gevaarlijk genoeg gevonden om het hen in te peperen. Waarom niet? Nou, dat is niet zo moeilijk te achterhalen. De SGP is bij zichzelf en op zichzelf gebleven, heeft nooit ook maar een poging gedaan mechanismen te introduceren met het oog op het indoctrineren, werven en mobiliseren van derden om langs die weg door te drijven wat hen op eigen kracht niet ging lukken. Daar, en daar zijn de ‘omstandigheden’, legt de partij zich bij neer. De SGP is de EO niet, en dat is maar goed ook. De gedachte van de ‘eigen kring’ was in de SGP nooit een loze kreet en zo lang dat zo bleef kon de rest van het land er wel mee leven. Heel Nederland bestond uit eigen kringen, in hun begindagen en, hoewel dat steeds minder het geval is geworden, de staatkundig gereformeerden hebben het er, zo goed en zo kwaad als het ging, bij gehouden.
Die dagen zijn voorbij. De offensieve loten van de islam zien de gehele maatschappij als een te bewerken object (je wordt pas subject als je je bij hen voegt) en dat ze daarbij ook de staat, het recht en de politiek tot de maatschappij rekenen is alleen maar consequent. Het rechts-extremisme doet en kijkt en redeneert en profeteert op dezelfde manier. En aan beide kanten beschikt men tegenwoordig over mechanismen die vele malen sterker, effectiever en gevaarlijker zijn dan we tot voor kort voor mogelijk hielden.
Ik heb het natuurlijk over de mechanismen van de moderne media, die in staat stellen gericht en ongericht te vuren en te zenden, op te halen en te mobiliseren, in te sluiten en uit te sluiten, te prijzen en te vervloeken. Die media zijn aan een ongekende zegetocht bezig waar vrijwel iedereen mee te maken heeft en, voor zover niet heeft, krijgt. Wie daarin op inhoud, op persoon of groep selecteert moet maar hopen dat alles wat voorbijkomt volstrekt eenkennig en volstrekt eenduidig toerekenbaar is – anders kraait de haan van de willekeur koning en koning willekeur staat dichterbij de geest van het extremisme dan bij de geest van de rechtstaat.
Dat is het dilemma. De enige manier om te interveniëren is op het niveau van de mechanismen (belemmeren van communicatie door media-interventie, belemmeren van geldstromen door inzicht te eisen in de herkomst van financiering, het versterken of juist ongedaan maken van de koppelingen tussen media en financiering) en de enige manier omdat op een niet-discriminerende manier te doen is door de regel te handhaven van gelijke monniken en gelijke kappen. Het laatste gaat het eerste in de weg zitten.
In ons land, dan, het land dat, met een grondwetsartikel over de vrijheid van onderwijs, van niemand kan eisen een gelijke monnik, of überhaupt een monnik, te zijn of een gelijke kap, of überhaupt een kap, op te zetten. Dat grondwetsartikel dateert van voor de communicatieve revolutie die ons internet, de smartphone, YouTube en wat al niet bracht. Het is een grondwetsartikel dat de mechanismen die ons nu zulke zegeningen hebben gebracht maar ook zulke moeilijk beheersbare parten spelen nog niet kende, er geen rekening mee hield en dat ook niet hoefde en dat nu, in het licht van die mechanismen en de schade die ze kunnen berokkenen, aan ‘herijking’ (bestuurdersspraak) en ‘herbronning’ (ideologenspraak) toe is.
29 maart 2018
=0=
Prijs van de vooruitgang
Werkgevers mogen mensen met een handicap onder het minimumloon gaan betalen. Ik lees het in de Volkskrant, vandaag. VVD-staatssecretaris van SZW Tamara van Ark heeft het bedacht en het gaat volgend jaar in. Het kost de gehandicapten pensioenrechten, ww-rechten en arbeidsongeschiktheidsrechten want het moet toch ergens vandaan komen, dat minder dan minimumloon dat nog altijd te hoog is in vergelijking met de productiviteit van de gehandicapte. Je zou denken dat een minimum een grens is waar je niet onder kunt maar dan vergis je je. In Nederland kun je best onder het minimum gaan zitten, net zoals je aan de bovenkant van het bedrijfsleven best boven het maximum kunt gaan zitten en ook dat met een beroep op productiviteit. Toch, als je bij loon aan de prijs voor de arbeid denkt en bij prijs aan de vergoeding voor productiviteit, dan moet je wel concluderen dat je terugkrijgt wat je bijdraagt en dat als weinig bijdraagt je jezelf alleen maar uit de markt prijst met een minimumloon dat de werkgever meer kost dan het product van de arbeid hem aan opbrengst oplevert. Toch?
Ik hou het liever bij Marx en dan geldt dat wie bij loon denkt aan de ‘prijs’ van de arbeid en wie bij ruil denkt aan een ruil van gelijke waarden niet kan uitleggen hoe meerwaarde (en dus ook winst) mogelijk is. Om meerwaarde te verklaren moeten we niet over de prijs van arbeid spreken maar over de prijs van de arbeidskracht en ook moeten we bij meerwaarde verdisconteren dat de arbeidskracht een waar is, een waar zoals alle andere waren die geruild worden en die in de ruil de regels van de gelijkheid, van de wederzijdse overdracht van gelijke waarden, respecteren. De combinatie prijs van de arbeid/meerwaarde is onverenigbaar met waardeschepping door arbeid en gelijke ruil, de combinatie prijs van de arbeidskracht/meerwaarde is er wel mee verenigbaar – en daarom moeten we de uitdrukking ‘prijs van de arbeid’ mijden als de pest. Dat hield Marx de klassieke politieke economie voor en vandaag de dag kunnen we het de gelovers in de combi van prijs van de arbeid en marginale productiviteit voorhouden.
Betalen naar productiviteit is, zo leert ons het schoolboek en zo leert ons de staatssecretaresse, betalen naar marginale productiviteit, de productiviteit van de ‘laatste’ werknemer. Dat het de laatste moet zijn is het gevolg van de overweging dat elke nieuwe werknemer de gemiddelde productiviteit van alle werknemers beïnvloedt, dus dat puur formeel gezien de laatst toegevoegde werknemer de productiviteit van allen bepaalt. De zaak, zegt het leerboek, is in evenwicht op het punt waar gemiddelde en marginale productiviteit aan elkaar gelijk zijn. Of de staatssecretaresse dat ook zo heeft geleerd weet ik niet. Ik vermoed het. Maar marginaal, gemiddeld of totaal, de implicatie is dat de werknemer niet meer en niet minder betaald krijgt dan wat hij waard is. En in dat geval is het bestaan van meerwaarde uitgesloten. Er wordt wel winst gemaakt en de winst komt ook ergens vandaan maar waarvandaan is in diepe mist gehuld.
Gelet op de beloningsverhoudingen van de laatste dertig jaar kan het niet anders dan dat de top van het bedrijf voor de winst zorgt, en navenant betaald krijgt. En omdat de beloning van de top omhoog gaat als er werknemers worden ontslagen kan het niet anders dan dat er te veel werknemers zijn, zoveel te veel zelfs dat ze elkaar voor de voeten zijn gaan lopen, dat als gevolg van hun te grote aantallen hun marginale productiviteit en via die weg ook hun gemiddelde productiviteit afnam (en dus een lagere beloning voor hen noodzakelijk maakte), dat hun productiviteit zelfs zoveel afnam dat behalve het loon ook hun aantal moest worden gekortwiekt enzovoorts en zo verder. Sla de kranten open en je verneemt niets over de opbrengst van de arbeid en je leest uitgebreid over de kosten van een arbeidsplaats. In onze wereld subsidiëren de werkgevers de werknemers – gekker moet het niet worden sprak de politicus, zij het over een ander onderwerp (de politicus in kwestie is een leerling van Bolkestein). Niemand die het gelooft, de politici daargelaten die de extra kosten voor ‘beschermde arbeid’ verhalen op het loon en de sociale zekerheid van de gelukkige die met dank aan de goedertierenheid van werkgever en politiek nog net wel dat baantje heeft verworven.
De strijd tussen kapitaal en arbeid gaat, mevrouw Van Ark bewijst het maar weer eens, ook over de kruimels die het kapitaal soms laat vallen om ze even later weer op te eisen. Kruimeltjes zijn ook brood en omdat gehandicapten het brood van het kapitaal eten is het niet onredelijk hun beloning te verminderen met de prijs van het genadebrood.
Laten we het omdraaien: de uitdrukking ‘prijs van de arbeid’ maakt de herkomst van meerwaarde onzichtbaar en dat is geen betreurenswaardige bijkomstigheid van die uitdrukking, het is de functie ervan. De zoveelste aanval op de positie van de zwaksten op de arbeidsmarkt, met behulp van het dogma van het loon als de prijs van de arbeid en met het dogma van de prijs als tegenwaarde van productiviteit, past in een trend, het bevestigt de trend, het versterkt de trend. We leven in een grote, onbeschaamde, brutale leugen.
28 maart 2018
=0=
Vol
De Deense sociaaldemocratische partij heeft bedacht dat integratie in Denemarken het eten van varkensvlees inhoudt. Te beginnen op scholen, te beginnen bij de kinderen.
Dat is slecht nieuws voor moslims, joden en vegetariërs. In Nederland zou je er niet mee wegkomen want wij zijn zuinig op onze joden en vegetariërs maar in Denemarken – dat op wraak zint nu ze niet meer de grootste exporteur van varkensvlees in de EU zijn – weegt het boerenindustrieel complex blijkbaar nog zwaarder dan bij ons.
Denmark first is een leuze die nog lang niet is uitgewerkt zullen de Deense sociaaldemocraten wel gedacht hebben. Daar moeten de joden, moslims en vegetariërs maar aan wennen. En ook de ouders die in tegenstelling tot de Deense sociaaldemocraten van mening zijn dat je niet bent wat je eet, die ook niet van mening zijn dat de moraal pas na het vreten komt en die wel van mening zijn dat als je het voedsel aanpakt je de kwaliteit en de omstandigheden waaronder het wordt geproduceerd moet aanpakken – en dat je de rest met een gerust hart aan de mensen zelf kunt overlaten.
Gek, voedselkwaliteit en arbeidsomstandigheden stonden tot niet zo gek lang geleden in hoog aanzien bij de sociaaldemocraten. Blijkbaar zijn ze, sinds ze de kwaliteit en de arbeidsomstandigheden aan de zelfregulering van het bedrijfsleven hebben afgestaan, op zoek naar nieuwe jachtgebieden. Dan bieden de eetgewoonten, van in het bijzonder de moslims, een uitgelezen kans kiezers te mobiliseren door andere kiezers uit te stoten.
In Denemarken worden zij die geen varkensvlees eten door de sociaaldemocraten niet langer niet voor vol aangezien, met ‘vol’ in een geheel nieuwe betekenis. De sociaaldemocraten zijn er vol van, de uitgestotenen hebben er hun buik vol van en de Denen die al langer riepen dat Denemarken vol was hebben gewonnen. Ik voorspel dat als de Deense sociaaldemocraten doorgaan met hun lachwekkende revolutie in de schoolkantine ze misschien enige macht terug zullen veroveren en zeker elk gezag zullen verspelen.
Voedsel is cultuur, zullen ze daar denken, alsof ze dan iets gezegd hebben. Ik zou denken dat arbeidsomstandigheden cultuur zijn en dat sociaaldemocraten er een eer in stelden die cultuur, vooruit dan maar, te cultiveren en dat zo te doen dat die omstandigheden overal en voor iedereen de wet, de regel, de gewoonte, de zede, de norm, kortom de cultuur zouden worden. Voor mij is dat nog altijd volkomen vanzelfsprekend, voor de sociaaldemocratie is het inmiddels geschiedenis.
Goede arbeidsomstandigheden? Te duur, te weinig concurrerend en bovendien, ze werken luiheid in de hand, een lui arbeidsethos, een cultuur van labbekakken – het frame van Hans de Boer, voorzitter van VNO-NCW. Nu weet ik ook wel dat zijn frame het frame van de lafbek is, maar toch. Ik lees in de Groene van afgelopen week (‘In Nederland werken duizenden moderne slaven’) dat Nederland een convenant heeft afgesloten, het Convenant Aziatische Horeca. Een doorslaand succes, duizenden koks zijn van daar naar hier gekomen, worden slecht betaald, werken onder beroerde en regelmatig gevaarlijke omstandigheden, hebben geen rechten en de bazen vieren feest. Met instemming van de Nederlandse overheid.
En wat voor de arbeidscultuur van de wok geldt (het convenant werd ook wel het ‘wokconvenant’ genoemd) gaat net zo hard op voor de cultuur van de au-pair industrie. Ook daar rechteloze mensen, onfrisse uitbuiting en intimidatie en een overheid die welwillend naar de ene en onverschillig naar de andere kant wegkijkt en die, onder aanvoering van VVD en D66, elk voorstel de ergste misstanden te bestrijden weghoont (‘mal’ en ‘bizar’, zegt men bij de VVD en – nog erger in mijn optiek – ‘rare regelzucht’ bij D66). D66 levert nu de minister, de VVD de staatsecretaris van het ministerie van SZW. Dat biedt de ondernemer in ons hoop en met de cultuur komt het vast wel in orde.
Wie de mond vol heeft van cultuur doet er goed aan de culturele erfenis van goede arbeidsomstandigheden niet te verkwanselen – zoals bonden en sociaaldemocraten, overheden en arbeidsinspecties dat met frisse zin de laatste paar decennia hebben gedaan.
De Denen zijn in dit licht bezien een dieptepunt. Ik wacht op een reactie vanuit andere sociaaldemocratische partijen – maar ik reken er al lang niet meer op. Cultuur is, net als recht en wet en net als politiek, een wapen in de concurrentiestrijd geworden. Al het overige aanroepen van cultuur is niet meer dan een rechtse zoektocht naar zondebokken. Om, voor zover het de sociaaldemocratie betreft, de schaamte over het eigen falen te overschreeuwen en toe te dekken. Ja, daar ben ik nou vol van. Zum Kotzen!
26 maart 2018
=0=
Keuzegedrag
Wanneer je onder bedreiging je geld afstaat dan kies je daarvoor. De dreiging heb je niet gekozen, je gedrag wel. Dat is, in het kort, de blik van adviesbureau Falke & Verbaan op ziekte en ziekteverzuim. Ziekte overkomt je, verzuim kies je. Omdat je verzuim gedrag is en gedrag een keuze is, is verzuim jouw keuze en daar ben je zelf verantwoordelijk voor. Het is, zegt het adviesbureau, daarom ook niet meer dan redelijk om over jouw beslissing te verzuimen in overleg te gaan met je baas. Dan kom je er samen wel uit en dan zorg je ervoor dat je elkaar direct al tegenkomt en dat is goed want vervreemding ligt om de hoek.
Alle gedrag is keuzegedrag. Mensen bedreigen met ontslag is keuzegedrag. Mensen kortlopende contracten geven zodat je ze gemakkelijk de laan kunt uitsturen als ze wel eens ziek zijn geweest en dan ook nog de gore moed gehad hebben ervoor te kiezen thuis te blijven, het is keuzegedrag. Ziek, zwak en misselijk zijn en dat inbrengen in het overleg is heel goed. Ziek, zwak en misselijk zijn en dat zwaarder laten wegen dan het belang van je baas is heel fout. Als de baas daar zo tegen aankijkt, uiteraard. Maar als de baas door Falke & Verbaan ingefluisterd wordt dat je ervoor kiest om lekker thuis te blijven en dat je ook heel anders had kunnen kiezen dan is de kans dat de baas er zo tegenaan kijkt heel groot geworden. '
Geen baas die de goedkope woordtrucs van Falke & Verbaan zal geloven, maar heel veel bazen zullen zeer in hun nopjes zijn met dit soort werknemersverlakkerij. Zij zeggen het niet, hun adviseur zegt het. En hun adviseur zegt het niet zomaar, hun adviseur heeft een gedragsmatige benadering van verzuim, omdat hun adviseur zich liever niet brandt aan de stelling dat niet slechts het verzuim maar ook de ziekte zelf gedrag is. En waarom is dat? Omdat, hoewel ziekte uiteraard gedrag is, is het gedrag waar je niet voor kiest. Daaruit had Falke & Verbaan moeten afleiden dat niet elk gedrag keuzegedrag is en dat het daarom niet zo is dat per definitie verzuim keuzegedrag is en dat het erom gaat wanneer verzuim wordt gekozen (zeg, het verzuim van de blauwe maandag) en wanneer niet (zeg, het verzuim waarmee je voorkomt dat je eigen gezondheid of dat van je collega’s in de waagschaal wordt gezet). En in alle gevallen is de vaststelling van wanneer het één dan wel het ander aan de hand is een bevoegdheid van medische expertise en niet van Falke & Verbaan, en ook niet van de opdrachtgever van Falke & Verbaan, die zo graag in overleg wil met de zieke werknemer om die van zijn verzuimgedrag af te helpen. Door de zieke werknemer diens verzuimgedrag tegen te maken met de boodschap dat de verzuimde tijd moet worden ingehaald. Falke & Verbaan zouden alleen al door hun beslissing alle verzuimgedrag keuzegedrag te noemen gediskwalificeerd moeten worden.
Nu ja, zeggen Falke & Verbaan, dat zeggen wij niet hoor, van dat inhalen. Wij gaan niet verder dan gedrag. Laf zijn ze ook nog, naast leugenachtig. Indien de werknemer mag besluiten te verzuimen, ligt het dan niet voor de hand dat dat de werkgever op zijn beurt mag besluiten dat de door dat besluit verloren gegane tijd ingehaald moet worden? Nou dan. Het eerste bedrijf dat zich door een dergelijke logica laat leiden is sinds deze week bekend en Nederland is in rep en roer. In de Tweede Kamer worden vragen gesteld, de minister gaat zich beraden en het CNV dreigt met de rechter. Moeten ze vooral doen, maar wat ze in de allereerste plaats moeten doen is de radicale ontmanteling van de bedrijfsgezondheidszorg, door de uitbesteding ervan aan allerlei charlatans van min of meer psychologische, gedragswetenschappelijke en uiteindelijk ordinair bedrijfseconomische huize, ongedaan te maken.
Aan die ontmanteling hebben bonden en Tweede Kamer, Inspecties en ministers en staatssecretarissen, nu al bijna een kwart eeuw medewerking verleend. Hun verontwaardiging nu is schijnheilig. Het is de laatste tijd steeds duidelijker aan het worden dat de werkgevers het gehele arbeidsrecht en de bijbehorende sociale bescherming (inclusief de bescherming van de gezondheid van werkenden) ongedaan willen maken. Nog geen twee weken geleden berichtten de kranten over de onvrede van VNO-NCW en MKB Nederland over de privacy van zieke werknemers.
Om zieke werknemers goed te kunnen terugleiden naar werk hebben wij, ondernemers en werkgevers, ‘persoonlijke’ gegevens van hen nodig en daar kunnen we nu niet aankomen. Bovendien, beweren ze, heeft een boel verzuim helemaal geen medische oorzaak en daarom is de inzet van dure medische expertise geldverspilling. Verzuim is gedrag, weet je wel, en de werkgevers kennen heel goed het verschil tussen echt en gefingeerd verzuim maar willen ze dat kunnen aantonen dan moeten ze in overleg kunnen met de werknemer en dan moeten ze de persoonlijke gegevens van de werknemer hebben anders gaat het nog nergens over. Kan de Kamer dat even regelen? Kan Wouter Koolmees wat doen?
En nu, met de opwinding over zorgaanbieder Carinova (geadviseerd door Falke & Verbaan) en hun plannetje verzuim te laten inhalen (komt niet van ons, zeggen Falke & Verbaan), ben ik niet verbaasd over dat plannetje. Ik ben verbaasd over die gratuite opwinding. Daar is voor gekozen want zeg nou zelf, sommig gedrag is inderdaad een keuze. Voor de bühne, dat dan weer wel.
25 maart 2018
=0=
Wanneer?
Vorig jaar, in een gesprek met een dierbare vriend, werd ik door hem gewezen op een kort hoofdstuk in het boek van Nelson Goodman, Ways of Worldmaking (Indianapolis, Hackett Publishing Company 1978). Het betreffende hoofdstuk is getiteld When is Art? We moeten, zo Goodman, niet vragen naar wat kunst is (dat is de foute vraag) maar naar wanneer sprake is van kunst: ‘an object may be a work of art at some times and not at others’ (o.c.: 67).
Het is een bevrijdend inzicht en van toepassing op tal van zaken die ertoe doen. Vervang de vraag ‘wat is waarheid’ door ‘wanneer is waarheid’ en een oneindige hoeveelheid gezwets wordt ontmaskerd voor wat het is: gezwets. Denk eens aan politici en stel de vraag: wanneer, onder welke omstandigheden, gaat het bij hen om waarheid? Indien de politici zichzelf die vraag eens zouden stellen zou dat een enorme bijdrage zijn aan de geloofwaardigheid van de politiek. Maar politici zijn helemaal niet op zoek naar geloofwaardigheid, ze zijn op zoek naar stemmen.
Vervang de vraag naar ‘wat is arbeid’ door ‘wanneer is arbeid’ en je komt, als onderzoeker van arbeid, een stuk verder. Het wonderlijke is dat iedereen het verschil kent (een hobby is geen arbeid tenzij je van je hobby je werk weet te maken) en dat hoe wetenschappelijker de mens naar arbeid kijkt des te verfomfaaider het verschil uit de strijd komt. Dat heeft, vermoed ik, te maken met de eerder genoemde kwestie, de kwestie van wat/wanneer sprake van waarheid is. Daar hebben wetenschappers het moeilijk mee, vandaar. Wetenschappers denken dat wanneer je met je uitspraken statistisch geramd zit, dat je dan aan de ‘wanneer’ vraag voldaan hebt. Maar statistiek is als papier, het is geduldig en zegt pas wat als je het tot spreken dwingt. Statistiek is niet het antwoord op de vraag, maar het kan er het begin van zijn. Dat wordt vaak vergeten en in de huidige tijd van statistisch uitstekend doorgerekende algoritmes is het al bijna onbeleefd om de ‘wanneer’ vraag nog te stellen. Profileren? Doelgericht mikken, wat het doel ook is, ook al wordt het doel bepaald door degene die betaalt? Doen (dixit Mark Rutte)!
Wanneer is arbeid? Ik denk aan drie voorwaarden waaraan moet worden tegemoetgekomen om van het wanneer van arbeid te kunnen spreken: arbeid wordt verricht ‘voor anderen’, het ‘voor anderen’ neemt de vorm aan van een verplichting en die verplichting geldt ook voor collega’s in al die gevallen dat je collega’s hebt. Je kunt niet zomaar weglopen, zal ik maar zeggen. Heel eenvoudig allemaal maar voor futuroloog Wim de Ridder (interview in De Telegraaf, vandaag) ziet de wereld er heel anders uit. In de toekomst, orakelt hij, zijn we allemaal eigen baas. Je maakt van jezelf een merk dat je met behulp van een app slijt bij ieder die er maar aan wil, je gebruikt een platform om de dingen die je niet zelf doet te laten doen en klaar zijn we. De technologie maakt het mogelijk en wat begint als mogelijkheid is binnen niet al te lange tijd de norm geworden. De toekomst is aan de producerende consumenten: wat nu nog hobbymatig gebeurt zal door de producerende consument een hoge vlucht nemen. En een inkomen opleveren, dat ook.
Wanneer arbeid? Als andere mensen zin in jou hebben en zolang andere mensen zin in jou hebben. Zolang jij zin in andere mensen hebt, tot je geen zin meer in hen hebt. En in collega’s moet je vooral geen zin hebben, dat vertraagt de boel maar.
Het is jammer dat onze futuroloog niet heeft begrepen dat heel veel arbeid zin heeft ook als, en soms zelfs juist als, de producerende consumenten van hem er geen zin in hebben. Het is jammer dat onze futuroloog niet beseft dat, wanneer we zijn ‘wanneer arbeid’ concept tot leidraad nemen, we ertoe over zullen moeten gaan heel veel arbeid, die uitgerekend onder de vlag van mijn ‘wanneer arbeid’ concept valt en uitgerekend niet onder de zijne, om te zetten in dienstplicht.
De Ridder denkt dat het niet iedereen even goed zal vergaan onder het regiem van de producerende consument. Dat vergaat het nu ook niet iedereen, onder het regiem van de huidige arbeidsmarkt. Die gedachte van De Ridder is even gratuit als zijn vak van ‘future studies’. Met het voortgaan op de zzp-weg van het ‘wanneer arbeid’ gedoe van De Ridder lopen we argeloos een arbeidsmarkt op waar de vrijheid van de één gekocht zal worden met de dwang voor de ander. Inderdaad, we zijn op weg.
22 maart 2018
=0=
Eenzaam : alleen aandeelhouder : rekeninghouder
Die paar laatste dagen voor een verkiezing, het blijft modderen. Politici doen hun best de aandacht te trekken en het lijkt erop dat hoe hoger de politicus in de pikorde staat hoe ongerichter hun uitspraken. In de taal van de politicus is het sleepnet niet ver te zoeken. Dat is ook een wet.
Sommigen bakken ze wel heel bruin. Ik genoot van Klaas Dijkhoff die, om zijnerzijds ook eens een duit in het zakje van de banken te doen, poneerde dat aandeelhouders en rekeninghouders samen mans genoeg geacht mochten worden om bankbeloningen vast te stellen.
Het is de neoliberale leugen ten voeten uit: aandeelhouders en rekeninghouders hebben een gemeenschappelijk belang, net zoals ondernemers en arbeiders een gemeenschappelijk belang hebben en opdrachtgevers en opdrachtnemers en rijken en armen enzovoorts. Ik heb wel een idee van dat gemeenschappelijke belang maar ik vrees dat Klaas daar weer een heel ander idee over heeft. De rekeninghouder heeft belang bij een bank die heel veel stevige buffers aanhoudt, en dat is een bank die voor de aandeelhouder helemaal niet interessant is. De aandeelhouder wil een bank die risico’s durft te nemen en risico’s, dat zijn mogelijke gebeurtenissen waarvan de rekeninghouder meer last heeft dan de aandeelhouder en de belastingbetaler het meeste last van allemaal. Klaas denkt dat een bank zonder buffers de rekeninghouder scherp houdt en dat is goed en de aandeelhouder blij maakt, en dat is ook goed. De schat. Het is alsof elke bank een Rabobank is, dat de Rabobank nog een onvervalste coöperatie is en het is alsof de ledeninspraak in die bank nog iets voorstelt. Klaas denkt te leven in het tijdperk dat fatsoen nog net zo gewoon was als geluk.
Maar goed, ik kan er ook niks aan doen dat politiek en economie in een nek-aan-nekstrijd verwikkeld zijn over waar je de meest effectieve taalvervuiling aantreft. Je zegt wat en moet je eens zien wat er nu weer in je sleepnetje zit.
Neem Hugo de Jong, de minister van opvallende schoenenzaken. Die heeft bedacht dat ouderen vaak eenzaam zijn en dat het daarom hoog tijd is ze af en toe eens te bezoeken – opdat ze niet eenzaam meer zijn. Een geniale gedachte. Koningin Wilhelmina wist beter, die was eenzaam en toch niet alleen. Wat ze daarvan vond weet ik niet, dat ze eenzaam was en bleef wist ze wel, en ze liet het ons weten. Minister Hugo weet het nog altijd niet. Daarin lijkt hij op de SGP en de CU die ook al vinden dat eenzaamheid een verzaken is aan de christelijke plicht om je medemens gevraagd en vooral ook ongevraagd te vervelen. Belletjetrekkers, dat zijn het.
20 maart 2018
=0=
Liegen
Dat bewindslieden voortdurend een andere bril opzetten om staande te houden dat zij het goed zien en wij niet, het zij zo. Hoe slechter de argumenten, des te groter het aantal brillen. Het is een politieke wet. Een beginnend politicus moet nog vaak naar een passende bril zoeken, een ervaren politicus is al lang vergeten dat als hij een bril opzet hij een bril opzet. Het is tweede natuur en je raakt er net zo bedreven in als de voetballer die per wedstrijd duizend doden sterft en dat professioneel vindt. Alles went, behalve de zekerheid dat het nooit went. Die zekerheid is essentieel. Zonder die zekerheid zouden we gewoon nergens in geloven en als we nergens in geloven kunnen de politici hun brillen en de voetballers hun schwalbes wel vergeten. Er is wel verschil natuurlijk want voetbal is voor de toeschouwer een kijksport en politiek is voor de toeschouwer een blufsport. De politicus roept altijd dat je hem over vier jaar mag afrekenen op alle gedane beloftes, de voetballer heeft die tijd niet en wil boter bij de vis.
Zonder de zekerheid dat alles went behalve het wennen, zouden we politici en voetballers leugenaars noemen. Gisteravond noemde Arjen Lubach premier Rutte en vicepremier Ollongren leugenaars. Ze hebben gelogen over de sleepwet. D66 Kamerlid Kees Verhoeven die tot enkele maanden geleden zwoer bij de aanduiding sleepwet is sinds zijn fractie een bril draagt die het onmogelijk maakt nog verschil tussen regering en Kamer te zien van mening veranderd en vindt nu dat de sleepwet helemaal geen sleepwet is. Geen leugen, wel slappe knieën. Christen Unie voorman Gert-Jan Segers heeft me voorspeld dat ik binnenkort bloed aan mijn handen heb omdat wie tegen de sleepwet is dat heeft en ik ben tegen de sleepwet. Ook Gert-Jan heeft niet gelogen. Wel heeft hij, net als Kees, sinds enkele maanden een nieuwe bril.
Praatjes voor de vaak, met meel in de mond praten, overdrijven, flauwe kul verkopen, van alles een jij-bak maken, het is allemaal toegestaan, er bestaan voor al deze uitingen die de toets der zindelijkheid niet doorstaan maar weer wel met gemak onder de vrijheid van meningsuiting vallen, er bestaan voor al deze uitingen op maat gemaakte brillen. Maar voor leugenaars hebben we geen brillen. Voor leugenaars hebben we alleen het schaamrood. Rutte heeft daar al een hele verzameling van.
Dat Ollongren al zo spoedig in haar ministerschap, na eerst te hebben gedacht dat een hele grote bril net zo goed is als een hele verzameling speciaalbrillen (wat haar met haar gekluns over nepnieuws lelijk is opgebroken), is overgestapt op de leugen waar alleen het schaamrood tegenover staat is gênant. Misschien is het toch de ambtenaar in haar die hier opspeelt. Rutte kiest ervoor te liegen. Hij noemt dat tegenwoordig ‘doen’. Een ambtenaar kiest er in de regel niet voor te liegen, een ambtenaar liegt als ze liegt in commissie. Ik denk dat Ollongren denkt dat politiek ambtenarij in een net wat hogere versnelling is en als Rutte haar zegt (zoals hij dat in een niet heel ver verleden ongetwijfeld wel vaker heeft gezegd) dat een klein wit leugentje een leugentje om bestwil is waarbij de bestwil telt en de leugen kan worden weggestreept, dan vertelt ze een leugentje. Voor de goede zaak, waar met dank aan de vicepremier en met dank aan de premier niemand nog geloof aan hecht.
19 maart 2018
=0=