Lover
Deze week werd bekend dat ProRail de tarieven aan de NS fors gaat ophogen. Het reizen zal daardoor duurder worden, zegt de NS, die het maar niks vindt. Dat sentiment zal ook wel opgaan voor de andere maatschappijen die her en der een stukje spoor exploiteren.
Tot een paar jaar geleden reden op het traject Amsterdam-Zandvoort de NS-treinen én treinen van Lover, de Amsterdamse rederij die het ook eens op het spoor wou proberen. Het is geen succes geworden. Hoe lang het heeft geduurd, ik weet het niet meer, maar Lover is niet meer, althans niet op het spoor. Toch is het een aantrekkelijk traject en niet slechts omdat het in de zomermaanden aantrekkelijk is een graantje mee te pikken van de reizigers van en naar het strand. Het is ook aantrekkelijk omdat Overveen op het traject ligt en vlakbij station Overveen ligt de hoofdvestiging van Hogeschool InHolland. Dat betekent duizenden en duizenden studentpassagiers per jaar. Als je op die lijn niet zou kunnen concurreren met de NS, op welke dan wel? Ik vraag het u af, zou Elly zeggen.
Afgelopen vrijdag was ik in Nijmegen. Er zou een intreerede worden gehouden en daar wou ik bij zijn. Ik was ruim op tijd en besloot vanaf Nijmegen Centraal met de trein verder te gaan naar Nijmegen Heijendaal. Dan is het nog wel een minuut of twintig lopen naar het hoofdgebouw van de universiteit maar met mooi weer is dat een beloning die ik graag accepteer. Het lijntje richting Venlo, met Heijendaal als eerste stop, bleek bereikbaar met de NS maar ook – en dat wist ik nog niet – door een lokale of regionale exploitant die die route zelfs vier keer per uur aflegt. Altijd raak dus. Zouden ze iets hebben geleerd van de ervaringen van Lover?
Wat in Nijmegen kan, kan ook al lange tijd in het Noorden. Ook daar een regionale exploitant van het spoor die een aantal kleinere trajecten bedient en het gewoon volhoudt. En ook daar, net als in Nijmegen, trajecten met vele dagelijkse reizigers, waaronder studenten en hun ov-jaarkaart. Waarom kon het dan niet tussen Amsterdam en Zandvoort met Overveen als tussenstop? Of was Overveen geen tussenstop en zo niet, waarom niet? Alleen op wat zomertoerisme kan geen enkele onderneming drijven, dus ook Lover niet. Zou Lover destijds begonnen zijn zonder toestemming voor een stop in Overveen maar in de verwachting die toestemming nog wel eens – en op niet al te lange termijn – te verwerven? Om er vervolgens achter te komen dat de toestemming niet af zou komen? En, om mijn complottheorie nog wat op te leuken, wie heeft die toestemming dan geweigerd?
Hoe aantrekkelijker het traject, hoe moeilijker het concurreren je wordt gemaakt. Vroeger had ik gedachteloos de NS als schuldige aangewezen. Maar sympathieën verschuiven en antipathieën ook.
ProRail heeft het gedaan.
Any-Martin-Rieux, koninginnedag 2009
=0=
Ven ghoo
Nederlanders worden vaak voor bot versleten maar de gedienstigheid van de trambestuurder is ongeëvenaard. In lijn 2, op weg naar het station, hoor ik bij de Van Baerlestraat de aankondiging van mjoesieum Ven ghoo. Daar kan de toerist het mee doen, hoewel het museum om acht uur in de ochtend nog niet open is. Service, op elk tijdstip. Het zijn eigen vondsten van de trambestuurderen, ook het Urban mjoesieum en het Steet Mjoesieum komen voorbij hoewel het laatste ook wel eens als Sentral wordt aangeduid. Er is veel te zien in Amsterdam, ook al is het meeste door de trambestuurder aanbevolen schoons gesloten door verbouwingen en renovaties.
Waarom we vlijtig talen verhaspelen, ik weet het niet. Het beperkt zich overigens niet tot de tram. Ook de spoorwegen doen van harte mee. In de trein hoor ik vaak dat ik op weg ben naar Die Heegh en naar Rotterdem. Soms aangevuld met een mededeling in het Frans hoewel daar nog meer fout gaat. De luchthaven werd vanochtend verfranst tot lèrpohr en daar neemt een Fransman natuurlijk geen genoegen mee. Sommige volkeren zijn scherper op anglicismen dan anderen, dat blijkt maar weer. Gelijk hebben ze want ook een verloren strijd hoef je niet direct op te geven.
De enige taal die natuurlijk echt de klos is, is de onze. En er was al zo weinig van over. Wie regelmatig naar de radio luistert, zoals Elly en ik, pikt per dag talloze taalmisbaksels op. Die hebben zo hun conjunctuur. Ik besef me, is een recente nieuwe loot aan de onzinstam. Ach ja, alles kan en de presentatoren doen er graag aan mee. Meer nog, ze nemen het voortouw.
Radiopresentatoren zijn de trambestuurders van de postmoderne wereld.
28 april
=0=
Overdenken
Het Volkskrant-artikel over te dure ouderen, waar ik gisteren over schreef, staat niet op zichzelf. Uit het FD van vandaag begrijp ik dat er een Netspar congres is geweest met als titel Rethinking Retirement, mede op basis van een CPB rapport met dezelfde titel waar De Mooij aan heeft meegewerkt. Het onderzoekscentrum Netspar, over vergrijzing en pensioenen, is opgericht door Bovenberg. Wel zo overzichtelijk.
In het CPB rapport wordt dezelfde stelling verdedigd als in het Volkskrant artikel: omdat we lonen koppelen aan leeftijd en niet aan werk of prestatie zijn ouderen te duur. Het aanbod aan ouderen neemt toe, door vergrijzing en door de drang tot arbeidsparticipatie en dus zal het probleem alleen maar groter worden. Voor ouderen met een baan is het nog niet helemaal hopeloos want zij worden behalve overbetaald ook nog aan alle kanten beschermd; voor ouderen zonder baan ziet de zaak er om precies dezelfde redenen hopeloos uit.
Ik vind dat je van een CPB rapport mag eisen dat zulke beweringen goed onderbouwd worden. Ik scan het rapport en vind niets wat ook niet anders kan worden gelezen. Nu kan dat natuurlijk altijd, maar opvallend is dat de auteurs van het rapport op het centrale punt van hun beweringen – het verband loon-levensloop-leeftijd-productiviteit – bitter weinig te melden hebben, en dat weinige bovendien onmiddellijk verpakken in tal van mitsen en maren, relativeringen, ‘het kan natuurlijk ook zo zijn dat’ redeneringen enzovoorts. Lees het zesde hoofdstuk van het rapport (Firms, workers and life-cycle wage profiles: 111-134) en verbaas je over de ijver waarmee theorieën bij data worden gezocht en gebrekkige data worden gecomplementeerd met tegenstrijdige theorieën. Alles kan. Geeft nog steeds niets maar dan had je mogen verwachten dat de conclusie die ze uiteindelijk trekken hun twijfels weergeeft en niet hun zekerheden. Maar nee, de conclusie stond voorop en dus wordt net zo lang met theorieën geschoven tot die data kunnen worden geselecteerd die men met het oog op de uitkomst graag ziet. Zo houden we ouderen over die nooit jong zijn geweest en jongeren die altijd al oud zijn maar net niet oud genoeg om al uit de rijke grijze ruif te mogen snaaien. Over productiviteit per werknemer: geen data, wel veronderstellingen en modelleringen aan de hand van theoretische indicatoren die een beetje lijken te verwijzen naar productiviteit maar toch niet helemaal, met illustraties uit de jaren zeventig en tachtig en dan ook nog uit de VS enzovoorts. Met de methodologie van het CPB is zo ongeveer alles fout. Zorgelijk.
In het FD staat dat ouderen te duur zijn. Hun conclusie. Punt gescoord voor hen die graag scoren. Dat de ruis maar krachtig mogen klinken. Maar waarom leent het CPB zich tot dit type flauwe exercities?
Een mens zou bijna terugverlangen naar de dagen van Nyfer.
27 april
=0=
Drie wijzen
De drie koningen werden belazerd maar ze wisten het niet. Ze vonden Jezus en dat was precies wat Herodes van hen had gevraagd, niet om het kind te eren maar om het uit de weg te ruimen. Herodes slaagde niet maar dat lag niet aan de drie wijzen uit het oosten maar aan God die hen voor nog groter stommiteiten heeft behoed. Het staat allemaal in het Evangelie van Mattheus, hetzelfde boek waarin we kunnen lezen dat wie heeft zal krijgen. Het water-naar-de-zee principe als het ware.
De drie wijzen (Jacobs, De Mooij, en de onvermijdelijke Bovenberg) die recent in de Volkskrant (23 april 2009) een pleidooi hielden om ouderen aan het werk te helpen door hen minder loon te betalen, hun WW periode te bekorten en hun ontslagbescherming op te heffen, horen onmiskenbaar in dezelfde traditie. Hun Herodes is de economie, hun God is de economische theorie en over principes hoef je hen niets te vertellen want ze kennen hun klassieken. Herodes vertelt hen op zoek te gaan naar de oudere werknemer. Die is veel te duur en daar heeft hij genoeg van. Spoor ze op! De wijzen vinden de oudere werknemer en zien inderdaad dat deze te duur is. Herodes heeft gelijk. Maar diens oplossing – weg ermee! – wordt door hen niet gedeeld want God vertelt hen de oudere werknemer niet te offeren maar te redden. Er zijn hier Hogere Belangen in het geding en zoals dat gaat, het zal ook Herodes geen windeieren leggen. Uiteindelijk. Op de lange duur. Daarvoor moeten de wijzen, geleid door het licht der wetenschap, op zoek gaan naar het kernprobleem. Wie het kernprobleem weet te vinden zal beloond worden met de oplossing.
Het kernprobleem is, zo schrijven de wijzen, dat loon naar leeftijd wordt betaald in plaats van naar werk. Ouderen verdienen simpelweg meer dan ze waard zijn. Wij zien dat ook. Van Middelkoop verdient verhoudingsgewijs veel te veel en Jack de Vries veel te weinig. Mevrouw Van der Hoeven krijgt zelfs oneindig veel uitbetaald gelet op haar productiviteit van nul. Steekt schril af bij staatssecretaris Heemskerk die uit armoede alleen nog een vakantie in eigen land kan betalen. Het zou goed zijn het kabinet te herschikken en dit soort onzuiverheden te corrigeren. En niet alleen het kabinet. Je ziet ook aan universiteiten dat hoogleraren meer op hun imago in de media letten dan op hun wetenschap. De universiteiten zijn al zo gebiologeerd door de media dat ze zelfs scores bijhouden over wie in welk medium het meest wordt bevraagd en geciteerd. Hier dient hard te worden ingegrepen want zoals we allen weten produceren de media niets wat de wetenschap niet beter kan, behalve ruis. De ruis van media is beter dan de ruis van wetenschap. De media weten het, de wetenschappers doen alsof hun neus bloedt. Dat kan niet goed gaan. Laatst nog vertelde Bovenberg ons, in een krant uiteraard, dat de wetenschap er was voor de zichtbare dingen des levens en de religie voor de onzichtbare. Ik bedoel maar.
We hoeven ons van dit type artikelen van de drie wijzen dus niets aan te trekken. Wetenschappelijk gezien dan. Elke bewering die we er in vinden is een voorbeeld van willekeur en van selectieve vergeetachtigheid. Waar het bij ouderen en arbeid om gaat is gewoon wie betalen moet. De koppeling van loon aan leeftijd bijvoorbeeld is een overblijfsel van de praktijk van een lange aanstellingsduur, een praktijk die het bedrijfsleven uitstekende diensten heeft bewezen maar inmiddels meer een nadeel dan een voordeel is. Dan moet je er van af en dat kost geld. Dat geld hebben de oudere werknemers al eens betaald want het oude model hield in dat je eerst een periode onder je productiviteit werd beloond en pas daarna erboven. Het saldo is als we de hele termijn overzien nul. Het was dus wel degelijk loon naar werk of productiviteit maar dan wel werk en productiviteit gemeten over de lange periode. Het waarom zat niet in het saldo maar in de premie op lange dienstverbanden: eerst het zuur dan het zoet en als je het zoet wilt hebben moet je lang wachten. Te lang zegt het bedrijfsleven: de wereld is anders geworden en nu willen we van die oude praktijken af. Te lang zeggen ook de drie wijzen die hun Herodes kennen.
Het kernprobleem van de drie wijzen is fout gesteld. Het gaat helemaal niet om loon naar werk maar om de termijn waarop loon en productiviteit in evenwicht zijn. Het was een lange, het wordt een korte termijn. Misschien wordt het in de toekomst wel een nog kortere periode en dan zullen de drie wijzen ons geduldig uitleggen dat alle kosten van scholing en training uitsluitend en alleen op het bordje van de werknemer gelegd moeten worden, dat ouderen nog vroeger arbeidsmarktoud zullen worden en dat nieuwe aanpassingen nodig zijn. Hoe sneller de wereld verandert hoe sneller de ouderdom op de arbeidsmarkt toeslaat.
Dat de sociale zekerheden mede moeten worden aangepast, het zal niet verbazen. We kennen de mantra: de ontslagbescherming moet eraan. Dat Nederland een buitengewoon soepel beleid heeft bij het verlenen van toestemming voor collectieve ontslagen, het staat in dezelfde OECD overzichten die de wijzen zo graag aanhalen maar bij hen zullen we dit niet vinden. Er is geen tijd voor nuances. En wat voor het ontslagrecht geldt gaat op voor de sociale zekerheid als geheel. Veel te veel afgestemd op de ouderen, veel te weinig op de dynamiek van vandaag de dag. Veel te veel gepolder, te veel Rijnlands model en te weinig Angelsaksische nuchterheid. Hou je Rijnland en ga over op een fris aandeelhoudersmodel! Dat is de aanbeveling en doorgerekend ook nog. Toegegeven, in dit artikel van de drie wijzen staat het niet. Het is er wel mee in overeenstemming. Het staat niet op zichzelf
Waar het staat? Het staat in een werkdocument van het CPB. Nog maar een jaar geleden pleitte de wijze Bovenberg, samen met directeur CPB Teulings, voor een volledig geprivatiseerde sociale zekerheid. Dat gaat zo. In de eerste plaats moet het stakeholdersmodel worden afgeschaft want dat leidt maar tot onduidelijkheid over wie wat heeft. In de tweede plaats moeten de claims van werknemers op het ondernemingssurplus worden afgeschaft want die leiden tot hogere kosten en dat leidt maar tot minder kansen voor outsiders en voor onze kinderen en kleinkinderen. En in de derde plaats zorgt de toerekening van het ondernemingsurplus aan de aandeelhouders ervoor dat we de beste sociale zekerheid denkbaar zullen overhouden want hoe globaler de markten hoe beter de risico’s door diversificatie worden afgedekt. Het staat er allemaal erg krakkemikkig – voor gewone taal hebben de wijzen geen tijd – maar het komt erop neer dat de neoliberale receptuur het beste en welbeschouwd ook het enige medicijn is dat tegelijkertijd zorgt voor de productie, voor de juiste verdeling en voor de beste sociale zekerheid. Vraag het maar aan de pensioenfondsen en de banken en de verzekeraars. Vraag het eens aan hun klanten.
Het bedoelde paper, Rhineland exit, had niet op een ongelukkiger tijdstip gepubliceerd kunnen worden. Maart 2008. Een paar maanden later barstte de zeepbel en met de zeepbel de esoterische modelredeneringen die de zogenaamd wetenschappelijke legitimatie van het neoliberalisme hadden geleverd. Teulings noch Bovenberg hebben het paper ingebracht in de discussie over het beste beleid om de wanprestatie van het neoliberalisme ongedaan te maken. Had wel gemoeten natuurlijk maar het kwam hen even niet uit. In plaats daarvan hebben ze ons bij diverse gelegenheden vergast op preken over hebzucht en falende moraal.
Het artikel over dure ouderen past in hetzelfde stramien. Te duur is geen wetenschap maar moraal. Ze hadden ook kunnen zeggen dat jongeren te goedkoop zijn maar dat zeggen ze niet. Ze hadden ook kunnen zeggen dat jongeren te goedkoop zijn omdat ouderen te duur zijn maar dat zeggen ze ook niet. Ze suggereren het alleen. Het is een beetje zoals het verhaal van staatssecretaris De Vries en minister Van der Hoeven die ons een straaljager willen aansmeren omdat het goed is voor de werkgelegenheid. Is best een redenering bij te verzinnen. Een kloppende redenering? In theorie? Ach dat hangt van de omstandigheden af en omstandigheden kun je modelleren. We doen niet anders. In de praktijk? De praktijk past zich maar aan. De praktijk is net een oudere werknemer. Als ze er niet zijn worden ze wel uitgevonden. Laat dat maar aan de wijzen over.
26 april
=0=
Ook goed
Vanochtend tijdens Tros Kamerbreed werden vier lijsttrekkers voor de aanstaande verkiezingen van het EU parlement aan het woord gelaten. Ze hadden alle vier niets nieuws te zeggen. Ten zij je van mening bent dat de zoveelste concessie van de VVD aan Wilders (Turkije moet maar geen lid worden) nieuws is. Let wel, zei Van Baalen, het gaat ons niet om het feit dat er zoveel moslims wonen in Turkije hoor. Daar discrimineren we niet op. Waar wel op? Dat hoorden we dan weer niet.
Sophie in ’t Veld probeerde nog wel eens wat maar in het gezelschap van Van Baalen en Van de Camp kun je het net zo goed laten. Thijs Berman vond het een groots besluit, dat van de JSF. Hij was de enige en hij ging uiteraard niet in op het argument van In ’t Veld dat zo’n vliegtuig voor de VS en de NAVO misschien wel aardig was maar niet bijdroeg aan de buitenlandpolitiek van de EU. Doet het ook niet.
Toen begon de radio te storen. We hoorden nog wel wat stemgeluiden maar konden niet meer verstaan wat er werd gezegd. Opmerkelijk, het maakte helemaal niets uit. Zo was het ook goed. We gingen naar een andere zender en daar zat de handelsreiziger van Lockheed Martin aan tafel, Mat Herben, de man die wist dat Pim het niet echt meende met zijn verzet tegen de JSF, die als enige op aarde van Pim had gehoord dat zijn standpunt ter zake aan het schuiven was, en die op eigen gezag maar in de geest van Pim de functie van de LPF aantoonde: de aanschaf van de JSF. Onvermoeibaar, die Herben. Ook was hij ervan overtuigd dat de JSF nodig was voor onze werkgelegenheid. En voor de vrede want hij was niet zo naïef om te denken dat het over twintig jaar zo lief in de wereld toegaat dat we zonder luchtmacht toekunnen. Bij Herben ben ik altijd een beetje bang dat de man zelf ook wel beseft dat het flauwekul is en dat hij juist daarom wat harder en sneller gaat praten. Zodat wij maar geloven dat hij het heus meent en voor ons alleen het allerbeste goed genoeg vindt.
Fokke en Sukke weten wel beter: een flinke grondoorlog levert veel meer banen op dan die hele JSF.
25 april
=0=
Compenseren
Toen een paar decennia geleden het voortgezet onderwijs van drie naar twee vreemde talen overging was dat een verlies. Niet van één maar van twee talen. Tegelijk. De leerlingen hadden kunnen kiezen tussen Frans of Duits en dus verdwenen een stapje verder in de onderwijskolom beide mogelijkheden. Begin jaren zeventig figureerden op de literatuurlijsten voor de verplichte vakken van de opleiding sociologie aan de UvA, waar ik toen les gaf, nog Franse teksten (bijvoorbeeld van Raymond Aron) en Duitse (bijvoorbeeld van Max Weber). Daarna werd het Engels of Nederlands. Een domme beslissing. We wisten gewoon niet waar we op konden rekenen. Ze hadden ook beide kunnen afschaffen, voor ons maakte het geen verschil meer. Nou ja, ook wij hadden keuzelijsten en daar konden die teksten wel weer op. Duits werd nog wel eens gekozen, Frans vrijwel niet. Of er ooit onderzoek verricht is naar de vraag of de studenten die Duits kozen dat uit belangstelling voor een auteur of stroming deden dan wel omdat ze dat vak op de middelbare school hadden gevolgd, ik weet het niet. Niet in de periode dat ik er werkte, dat onderzoek. Toch jammer.
De Onderwijsraad stelt in navolging van de staatssecretaris voor om de exameneisen van het vmbo te verzwaren. Aanscherpen wordt het genoemd. Van drie kernvakken – Nederlands, Engels, wiskunde – mag er in de toekomst nog maar eentje met een vijf worden afgesloten (het waren er twee). Anders moet het over. Een tweede vijf compenseren met bijvoorbeeld een acht voor een ander vak kan dan niet meer. Waarom stelt de raad niet gewoon voor dat die vijf over Engels mag gaan maar niet meer over Nederlands en wiskunde? Wat heeft de volgende club in de kolom, het mbo of havo/vwo, eraan als ze weten dat mensen op twee van de drie genoemde vakken voldoende hebben gescoord maar als ze niet weten op welke?
Wij verloren destijds twee talen. Een verarming. In het voorstel van de Onderwijsraad blijven drie vakken in de lucht hangen, op het vmbo maar ook daarna. Doen ze nu ook dus wat is de winst? Als de staatssecretaris en de Onderwijsraad niet durven kiezen moeten de vmbo-scholen en hun leerlingen dat kennelijk maar doen. Keuzes moet je stimuleren als er een overschot aan mogelijkheden bestaat. In elk ander geval is het afschuiven van verantwoordelijkheid. Dit is zo’n geval. Net als toen.
24 april
=0=
Testen
Waarom heten het testtoestellen? Wat willen defensie en de staatsecretaris getest hebben? Ze wisten altijd al dat de JSF de beste was. Daar kan het dus niet om gaan. Getest wordt evenmin of we misschien het toestel van morgen gaan aanschaffen voor de oorlog van gisteren. Ook niet de vraag of het onbemande vliegtuig van overmorgen de tekentafel al voorbij is.
De test is een gebruikerstest. Voordat het ding definitief is betrek je de gebruikers erbij om zeker te weten of het aan alle eisen voldoet. Dan weet je gelijk welk trainingsprogramma nodig is om het op grotere schaal in gebruik te nemen. Wie weet vloeien daar nog aanpassingen uit voort. Die kosten geld uiteraard. Hoeveel geld? Ja, dan moet je eerst gebruikerstesten uitvoeren. Dan weet je dat ook weer, en omdat je daarbij rekening houdt met wat onverwachte dingetjes kan het twee keer duurder uitvallen. Hoe duur? Dat zien we dan wel. Het risico ligt bij de koper. Waarom dat zo is, dat is hogere bedrijfskunde waar gewone mensen niets van begrijpen. Die denken dat we niet van open einde afspraken houden (behalve het belastingvoordeel bij de hypotheekrente). Wel van open einde vliegtuigen, dus daar is enige uitleg nooit weg.
Een gebruikerstest is geen proefrit want dan is de auto er al maar je hebt hem nog niet gekocht en wie weet je koop je wel iets heel anders. Een gebruikerstest is er voor de koper zodat die meteen aan de slag kan als het toestel definitief wordt afgeleverd. Het had daarom voor de hand gelegen om de beslissing erover pas in 2010 te nemen omdat volgens het regeerakkoord dan besloten wordt over de JSF. De beslissing nu forceren houdt in dat de beslissing van 2010 overbodig is. Merkwaardig dat de staatssecretaris nog probeerde het debat gisteravond tot een non-debat te verklaren: we zouden ons contractueel hebben vastgelegd op de testtoestellen. Hij hield er niet aan vast en werd weer het schalkse jongetje: als ik er niet twee van je krijg mag ik er dan misschien nog wel eentje hebben? Eentje maar?
We kunnen het ding volgend jaar ook weer terugverkopen zei de staatssecretaris. Heeft Lockheed gezegd. Dat haal je de koekoek. Ik denk dat als de staatssecretaris volgend jaar zou moeten besluiten van de JSF af te zien een verkoop op de vrije markt nog wel meer zou opbrengen. Ongetwijfeld mag dat niet. Zou de Tweede kamer het contract eigenlijk wel kennen? Is het wel een contract? Is een ‘memorandum of understanding’ (MoU) een contract? Nee toch? Een MoU is juridisch zoiets als een convenant: niet afdwingbaar maar wel een zwaarwegende uitspraak over de wilsovereenstemming van de instappende partijen. Je stapt in als je het doel belangrijk genoeg vindt maar nog niet kunt specificeren hoe je het kunt bereiken, welke kosten er aan vast zitten en hoe die verdeeld zullen worden. Zolang je dat nog niet weet is er geen contract.
Dat weet de staatssecretaris ook wel. Als je uiteindelijk niets meer in handen hebt dan het argument van de werkgelegenheid dan weten we wel hoe laat het is. Iedereen had gisteravond Van Middelkoop verwacht. Het werd mevrouw van der Hoeven. Zou dat de zaak goed gedaan hebben? Was dat misschien de echte test?
Het kabinet moet wat verzinnen. Want die JSF, daar komen we niet van af.
23 april
=0=
De kleine wereld
Binnen de huid van Voskuil is een raar boek. Het beschrijft de gebeurtenissen in zijn leven tussen 1954 en 1956. Voskuil, opnieuw met Maarten Koning als huid, is net afgestudeerd en weet wel dat hij ‘onmaatschappelijk’ wil zijn maar niet hoe je dat bent. Hoe je het volhoudt. Een mens moet ook eten en Parijs is een boze, griezelige, verre stad als je er niemand kent en zelf voor jezelf moet zorgen. De heilige Henriëtte deed het maar Henriëtte is niet voor niets heilig. Daar kom je niet aan, hooguit in de buurt, in de schaduw, in de hoop op een goedkeurende blik, een woord dat een goedig raadsel is.
In 1954 is hij 28 jaar. De vriendenkring van Bij nader inzien is uit elkaar gevallen. Over zijn nog Henriëtte, Paul en Rosalie en natuurlijk de vrouw van Maarten, Nicolien. Maarten schrijft in de ik-vorm. Dat is nieuw, maar het is meer een nieuwtje dan nieuws. Voor de lezer dan, voor hemzelf zal het anders zijn. In de roman worden we geconfronteerd met de breuk tussen Henriëtte en Paul, want Paul heeft een baan en een baan kan niet. Vindt Henriëtte die per slot door Paul op de gedachte is gebracht van wat nu op haar bestaan in Parijs is uitgelopen . Maarten vindt dat ook, van die baan, maar ook weer niet, of soms wel en soms niet. Henriëtte doet vertaalwerk, schuift daar Maarten wat van toe. Geen baan, wel een inkomen. Je moet rechtlijnig zijn maar het is lastig de rechte lijn te vinden, de rechte lijn aan te houden, de rechte lijn te kiezen als er verschillende rechte lijnen zijn.
Maarten en Nicolien zien Paul en Rosalie verbazend vaak in die dagen. Er wordt wat afgereisd tussen Amsterdam en Deventer, waar Paul een baan heeft als leraar, Rosalie van een dochter bevalt, en ze hun intrek heb genomen in een flat. Burgerlijk. Aangepast. Maatschappelijk. Ze zien elkaar zo vaak dat gebeurt wat voorspelbaar kon gebeuren. Maarten krijgt wat met Rosalie en Paul van de weeromstuit wat met Nicolien. Of omgekeerd want ze stonden erbij en keken ernaar en je moet wat. Herkenbaar. Wie niet. Angst voor het gekozen hebben, uitstel van executie in de hoop op afstel, het doorschuiven van de verantwoordelijkheid naar de ander. Wat geilheid, maar met mate en meer uit frustratie dan uit toegeven. Lukt dus niet, als het een keer mag omdat het moet. Vindt Maarten. Je moet consequent zijn. Ach ja.
Maarten denkt zoveel na dat hij aan denken niet toekomt. Dat is het vervelende want Maarten heeft geen enkele greep op z’n eigen situatie en denkt dat dat aan hemzelf ligt. Zo graag een man uit één stuk willen zijn, het is kinderlijk, het is geloven dat consequentie een ander woord voor consistentie is, het is duiken. Maarten duikt en dan zie je niet veel. Hij ziet ook niks want hij herkent niets. Af en toe staat hij verbaasd, want anderen – Nicolien met name – zien wel wat. Maarten gelooft dat het geen kwestie van zien is maar van karakter.
Enzovoorts, enzovoorts. Een kleine wereld die niet groter mag worden en daarom alleen nog kleiner kan worden. En wordt.
21 april
=0=
Concept
Nu de VS niet naar de Durban review in Genève afreist doet Verhagen het ook niet. Dat was voorspelbaar. De moeilijkheid is dat Nederland in 2001, in tegenstelling tot de VS, wel degelijk de antiracisme verklaring van destijds heeft ondertekend. Dezelfde verklaring wordt nu door Verhagen als reden om niet te gaan aangehaald: in de conceptverklaring van Genève wordt verwezen naar die van Durban en daar doen we niet aan mee. In die verklaring werd Israël aangeklaagd en Verhagen past ervoor om zich voor het karretje te laten spannen van landen als Libië en Iran. Nou ja, het staat niet in die verklaring – de verklaring was algemeen van karakter – maar je zou hem zo kunnen lezen. Gemeenplaatsen zijn welkom, algemeenheden niet. En verder komen in Genève mensen die de vrijheid van meningsuiting niet serieus nemen omdat ze een uitzondering willen maken voor de religie. Ik wist niet dat Donner, Hirsch Ballin, en Balkenende daar op tegen waren maar zo zie je maar weer. Het gaat niet om wat je zegt maar wie het zegt.
In 2001 hadden we nog het tweede Paarse kabinet. Van Aartsen was minister van Buitenlandse Zaken, van Boxtel had integratie en grote steden. De laatste was ook even in Durban. Hij betreurt het besluit van Verhagen. Maar ja, noch D66, noch VVD zijn in dit kabinet vertegenwoordigd. De PvdA wel. Kan die partij het zich permitteren om afstand te nemen van Durban? Vast wel. Ik zou denken dat als hier Kamervragen over komen – ik geloof dat de onvermijdelijke Van Bommel ze al heeft aangekondigd – de PvdA zich gaat richten op de verspeelde kansen op ‘dialoog’, niet op de desavouering van Paars. Het is nog slechts een concept wat voorligt, zullen ze zeggen. Je kunt er nog invloed op uitoefenen en nu hebben we die mogelijkheid voorbij laten gaan. En Verhagen zal zeggen dat we altijd al met tal van landen in dialoog zijn maar dat Genève weinig kansen op een echte dialoog leek te bieden enzovoorts. In het nette zullen de dames en heren daar met elkaar over praten zonder tot een door allen gedeelde conclusie te komen maar wel met de zekerheid dat ze hun zorg voor de democratie en de mensenrechten gemeenschappelijk hebben. Dat is mooi want zo kun je verder.
Genève komt gewoon te vroeg. De Amerikanen hebben hun positie in het Midden Oosten nog niet bepaald en weten dus ook nog niet hoe ze met de bekende stoorzenderlanden in die regio om willen gaan. En zolang de Amerikanen hun positie niet hebben vastgelegd doen de Nederlanders het ook niet. Meer is het niet. Voor Verhagen maakt het allemaal geen bal uit. Toch zou het me niet verbazen als VVD en D66 hun kans schoon zien het de PvdA in te wrijven. Dat weten ze bij de PvdA ook wel. Alleen al dat gegeven zal garanderen dat het niet over Genève zal gaan maar over het kabinet. Ten slotte, als Verhagen zo voor de vrijheid van meningsuiting is en zo tegen de inperking ervan met als smoes de religie, moet dat wetsontwerp van Hirsch Ballin dan niet onmiddellijk naar de schroothoop worden verwezen? Als ik de PvdA was zou ik behalve Martijn van Dam ook Ton Heerts, al eerder de ijverige helper van Hirsch Ballin, in stelling brengen. Kon nog wel eens hard nodig zijn.
20 april
=0=
Spitsroeden fietsen
Vanochtend op de radio was Aart Vierhouten te horen. Hij deed mee aan Parijs-Roubaix van dit jaar. Hij fietste tussen de kopgroep en een groep achtervolgers in en had in z’n eentje wat meer mogelijkheden dan de anderen om om zich heen te kijken. Het publiek had zich behoorlijk misdragen. Pozatto, die probeerde een achterstand van een paar seconden op Boonen in te lopen, werd gehinderd. Auto’s werden beschadigd. En uiteraard is het zo’n gedrang van mensen dat de renners de grootste moeite hebben om een ongeluk te vermijden. Het was dit jaar erger dan vorige jaren. Vierhouten kan het weten. Hij deed dit jaar voor de twaalfde keer mee. Spitsroeden fietsen, dat is het. We zien het wel meer, bij bergetappes in de Tour, bij massasprints. Het publiek rukt op, de ruimte voor de renners wordt kleiner.
Vierhouten had onderweg op een weiland een enorme tent gezien. Een dranktent. Hij was al uren onderweg voordat hij bij dat punt was aangekomen. Het publiek had de tussentijd gebruikt om goed in te nemen. Het was warm, het was druk en je neemt een glas en nog een. Je geeft je plekje even op maar je wilt toch wat zien dus je dringt je weer naar voren. De anderen gaan niet weg, wel een beetje verder naar voren. Enzovoorts. Bovendien, vertelde Vierhouten, komen bij Parijs-Roubaix heel veel tv-ploegen. Nog niet zoveel als bij de Tour maar het scheelt weinig. En er komen steeds meer mensen die geen wielrenfans zijn maar er een dagje uit van maken. Waar mensen zijn komen meer mensen. Zeker als er tv bij is? Vierhouten zei het niet maar ik dacht het toch te horen. Het ligt te zeer voor de hand.
Als ik het goed heb begrepen is het plan om bij de eerstvolgende gelegenheid de dranghekken meer naar achteren te plaatsen. Vierhouten had er niet veel fiducie in. Je kunt geen dranghekken plaatsen over een afstand van honderden kilometers. En waar ze staan kun je er nog altijd overheen. Zo moeilijk is dat niet.
Je kunt een dranktent verbieden. Dan neem je je eigen bier mee. Schiet allemaal niet op. Wat wel? Het publiek is voor de renners een context. De renners zijn voor het publiek meer en meer óók slechts een context voor hun eigen feestje en feestjes lopen soms uit de hand als ze te lang duren. Bij voetbal heet het vandalisme en relschopperij, hier heet het ongemanierd gedrag. Hoe dan ook, als je niet voor de wedstrijd gaat maar voor de lol van het publiek, om erbij te horen, dan is het geen sport meer maar een oploop. Eenvoudiger nog, te veel mensen op één plek geeft snel gedonder. Ook nog.
Het wielrennen gaat vast nog eens de kant op van het voetbal; je moet een kaartje kopen, je wordt in de gaten gehouden en het aantal plekken wordt gelimiteerd. Het is te organiseren. Topsport heeft een prijs. Tijdens de wedstrijd moet het publiek zich gedeisd houden, zo niet dan worden de kaartjes duurder en zo nodig komt er een wedstrijd zonder publiek. Als de renners spitsroeden moeten fietsen dan is het niet teveel gevraagd dat het publiek en de organisatoren spitsroeden moeten lopen. Maar van de tv, en dus van de reclame, de sponsors, de premies, de eeuwigdurende roem voor een jaar, daar zullen ze afblijven. Een mens moet z’n prioriteiten stellen en de tv is een betere representant van het publiek dan het publiek zelf. De tv was altijd al georganiseerd, bij het publiek moeten we maar afwachten of het zichzelf of de wedstrijd de hoofdrol gunt, of het zich de gewenste kant op laat organiseren. We zijn gewaarschuwd.
18 april
=0=
Arbeidsrelatie
Maar het gaat helemaal niet over de vrijheid van meningsuiting! Vindt Paul de Krom van de VVD, de afgelopen weken druk doende om de benoeming van een islamitisch geestelijk verzorger tegen te gaan. Ze mogen zeggen wat ze willen maar niet overal want dan steekt de werkgever er een stokje voor. Een passant deelt De Krom mee dat hij niets gelooft van de veranderingen in de opvattingen van de man. Hij gelooft in het origineel en daar lust hij geen brood van. De echte moslim is de radicale moslim, wat zullen we nou hebben. Bij de VVD weten ze veel, zo niet alles. Toegegeven, vaak pas achteraf en vaak ook dan fout, maar toch. Alles weten is niet alles weten. Alles weten is weten dat je weet wat je nog niet weet. Met zo’n opvatting over het politieke bedrijf kun je een eind komen. Het is de subjectieve variant van een absolute geloofsovertuiging. Bij de meeste werkgevers hoef je daar niet mee aan te komen maar bij enkele politieke partijen vind je er wel degelijk emplooi mee.
Met die arbeidsrelatie, daar heeft De Krom gelijk in. Als werknemer kun je niet zomaar alles zeggen. Dat recht is voorbehouden aan de werkgever want die spreekt namens de club en de werknemer mag dat alleen na toestemming, respectievelijk in opdracht. Een arbeidsrelatie is een opdrachtrelatie en als werknemer heb je niet het recht je eigen opdrachten te verzinnen. Het moet wel overzichtelijk blijven. Bij Defensie breiden ze dit gebod ook uit over het journaille en dat gaat daar braaf in mee. Het nieuws heeft altijd honger en dan hoef je niet altijd je eigen ingrediënten te verwerken.
Het neemt allemaal niet weg dat de Tweede Kamer geen werkgever is. De Tweede Kamer is wetgever en gaat niet over de arbeidsrelatie in het leger. De Tweede Kamer gaat ook niet over werving en selectie van personeel. De Krom kan wel menen dat er al een arbeidsrelatie is – en dat daarom de vrijheid van meningsuiting niet opgaat – maar dat is een vergissing. Het gaat om de selectie van een persoon en om de vraag of deze persoon in een arbeidsrelatie dezelfde is als de columnist die hij af en toe ook is. Of was, minister Plasterk in gedachten. Ik neem aan dat De Krom de nieuwe Plasterk een wolf in schaapskleren vindt, iemand die voor het baantje van minister z’n oude opvattingen tijdelijk inslikt maar eigenlijk een verborgen agenda heeft want de oude Plasterk is de echte Plasterk en de nieuwe is een flauwe vermomming. Of geldt de islamietenregel niet voor de minister? Je zou het zomaar kunnen denken. In dat geval, overigens, gaat het wel degelijk om de vrijheid van meningsuiting.
Mensen die de betreffende geestelijk verzorger als werknemer hebben meegemaakt zijn tevreden over hem. Hij is in een arbeidsrelatie niet dezelfde als daarbuiten. Een gewoon mens, dus, en misschien is dat wel de steen des aanstoots want het tast het hele wereldbeeld van De Krom aan. Dat is te veel.
Voor de rest is de kwestie met name interessant voor minister Donner. Immers, in arbeidsrelaties doet meer en meer de regel opgeld dat werkgever en werknemer er samen wel uitkomen. Niks regels en zo want dat werkt zo verstarrend. Ik ben benieuwd naar het optreden van De Krom bij de eerstkomende behandeling van weer een nieuw wetsvoorstel om de arbeidsrelatie wat flexibeler te maken, wat meer een zaak van ‘daar komen we samen wel uit’.
17 april
=0=
Onjuist
Grappig, dat de burgemeester van Utrecht een krantje leest nog voordat het verschenen is. Met het hoor en wederhoor moet het wel goed geregeld zijn daar. Of heeft er iemand gelekt en de burgemeester vooraf op de hoogte gesteld? Ben ik best benieuwd naar. In elk geval is de bedoelde krant aangepast; het artikel over de burgemeester is er niet in afgedrukt. Opmerkelijk is dat het niet de redactie is die daartoe heeft besloten maar de uitgever. Hoe zit het met de redactionele onafhankelijkheid bij een huis-aan-huisblad?
Wat heeft Wolfsen ertoe verleid om deze actie te ondernemen? De gemeente Utrecht heeft hem wat huurpenningen vergoed en in zijn geval was dat correct. Niks aan de hand. Dan kun je rustig slapen maar Wolfsen wil meer. Hij wil het niet gedrukt zien. Dat weten we dus nu en ook waarom want hij heeft er met glans de landelijke pers mee gehaald. Dat had hij van te voren kunnen weten en hij kan ook weten dat een heleboel mensen klassiek zullen redeneren dat waar rook is vuur is. Vervelend maar het is zoals het is.
Daarover hebben we het niet meer. We hebben het nu over de censuur die een uitgever zichzelf heeft laten opleggen, een uitgever die in dezelfde beweging z’n redactie laat weten dat niet zij over de inhoud gaan maar hij. Welk belang is daarmee gediend? Het belang van objectieve journalistiek? Dan kunnen we nog wel wat meer verzinnen dan een nietig huis-aan-huisblaadje in het Sticht. Kranten drukken van alles en nog wat en nieuws is meestal het overschrijven van berichten van anderen met een nieuw en vaak verzonnen maar lekker smakend detail eraan toegevoegd. Dendermonde en zo. Daar zal ook in Utrecht over bericht zijn. Geen burgemeester over gehoord. Niemand checkt nog berichten want als je het doet ben je te laat en nieuws is alleen nieuws als het op tijd is of vroeger, net wat eerder. Een scoop is je concurrenten voor zijn, en wie maalt er dan nog over feiten?
Een burgemeester die via een hoofdredacteur, en als het bij die niet lukt via de uitgever, ingrijpt als het over hem gaat is een rare figuur. De kranten wemelen van de ruis, ze bestaan voornamelijk uit ruis, ze worden gelezen door en niet ondanks de ruis. De krant van Wakker Nederland produceert veruit de meeste ruis en daarom is het de grootste krant.
Uit die ruif wou Ons Utrecht een graantje meepikken. De burgemeester wist dat. Hij kent de journalistiek. Hem ging het niet zozeer om de feiten maar om de toon. Zei hij, op een persconferentie. Precies, feiten doen er al lang niet meer toe; met de toon produceer je veel betere ruis. De actie van de burgemeester is hoe je het ook wendt of keert oproepen tot censuur.
Als uitgevers voortaan de persen stil moeten zetten als er bezwaar tegen de toon van hun bladen wordt aangetekend krijgen ze het nog druk. Geef er aan toe en je zult merken dat je spullen alleen werden afgenomen vanwege de prettige ruis die je produceerde.
Je kunt ook wat anders gaan doen natuurlijk.
15 april
=0=
Referendum
Bij de post zat een brief van de FNV. Met een uitnodiging mijn stem uit te brengen over een referendum: hebben we het goed gedaan of niet? Wonderlijk referendum. Het is geen referendum, als iedereen voor is gebeurt er nog niks, als geen hond stemt ook niet. Er is niet aangegeven wat met het resultaat gedaan gaat worden. De FNV heeft zich nergens toe verplicht. Er is evenmin aangegeven wat de FNV van plan is als, bijvoorbeeld, de AOW leeftijd alsnog naar 67 jaar gaat. Overbodige actie. Zonde van de tijd. Maar mevrouw Jongerius denkt dat wanneer de SER-plannen over de AOW af zijn het kabinet niet zal durven die naast zich neer te leggen. Want, zo zegt ze, dan staan de gemeenteraadsverkiezingen voor de deur. Zo wordt alles een referendum. De verkiezingen voor het Europese Parlement worden een referendum over Europa. Zegt men. De gemeenteraadsverkiezingen worden een referendum over het kabinet. Zegt mevrouw Jongerius. Referenda beginnen op convenanten te lijken. Als je wat wilt maar niet weet hoe en wat precies en als je je nergens echt aan wilt binden dan organiseer je een referendum of je sluit een convenant. Jammer voor het referendum en jammer voor het convenant. Vuilnisbakken zijn het. Geworden.
Keurig bezorgd, de brief over het referendum. Hulde aan de postbezorger. Die weten wat loonmatiging is. En loonmatiging in ruil voor werk? Deel van hetzelfde referendum, alleen niet over hen. Zij bungelen. Gelukkig spartelen ze tegen. Mijn sympathie hebben ze. Meer nog, ik vind dat we een referendum verdienen over de postbestellers. Inzet: bondsbestuurders moeten niet eerst een draconisch ‘principeakkoord’ sluiten en dan gaan vragen of het goed was. Bestuurders moeten eerder met de mensen die ze heten te vertegenwoordigen in overleg. Zo moeilijk is dat niet.
Bij het CNV hebben de leden de overeenkomst met TNT al afgewezen, anderen blijken van plan te volgen. Geen loonsverlaging in ruil voor een tijdelijke baangarantie. Over drie jaar gooien ze ons er toch uit, las ik in het Parool. Zo is het, de leden van het CNV zien het beter dan de onderhandelaars van de bonden die het akkoord sloten en verdedigden. Verwacht wordt dat AbvaKabo zal volgen. Op de site van de bond is nog niets te vinden over de afwijzing door de CNV collega’s. Wel worden de leden opgeroepen hun stem te laten horen over het akkoord. Ook hier wordt men ‘geraadpleegd’.
CNV onderhandelaar Bakker legt de afwijzing uit als een gebrek aan vertrouwen in de leiding van TNT. Bakker CNV vertrouwt Bakker TNT niet. Ook goed. Hebben de leden wel vertrouwen in hun onderhandelaars? Moeten we daar niet eens een referendum over organiseren?
14 april
=0=
Angst
Het economisch inzicht van FD Roosevelt kan het best worden samengevat in dat ene zinnetje dat we allemaal nog wel kennen: ‘the only thing we have to fear is fear itself’. Angst is besmettelijk en het werkt, net als andere emoties, net zo makkelijk van buiten naar binnen als omgekeerd. Je pikt het op, het beïnvloedt je, het kan je gaan beheersen. We doen wat we doen omdat anderen het doen en als de anderen het doen zal het wel goed zijn om te doen.
Een goed inzicht, dat van Roosevelt. Voor economen is het een funest inzicht want economen gaan ervan uit dat mensen zich laten leiden door hun eigen belang en dat ze, door schade en schande wijs geworden, vroeger of later ontsnappen aan collectieve misvattingen en hun eigen plan trekken. Dat kan ook, stellen zij, tenzij de besluitvorming zelf is uitbesteed aan een collectief, zoals in de politiek, want dan zit je er voor jaren aan vast. De waan van de politiek kan niet per dag worden gecorrigeerd, zoals op de markt. Als de markten functioneren zoals markten kunnen functioneren is de geaggregeerde uitkomst beter dan die wanneer politici voor de aggregatie zorgen. Dat is de stelling van de econoom, bijvoorbeeld die van Edward Glaeser, door Jan Bouwens aangehaald in zijn discussiestuk in NRC Handelsblad van 10 april, Crisisgedreven politiek bedreigt herstel.
Roosevelt wist wel beter. Zijn systematische gebruik van de radio, de praatjes bij het haardvuur, het zijn illustraties van het feit dat mensen best een collectieve waan kunnen afschaffen – angst bijvoorbeeld – maar dat die dan wordt opgevolgd door een volgende collectieve voorstelling. Misschien weer een onjuiste, misschien een minder onjuiste, misschien zelfs een beetje redelijke. Maar altijd een collectieve want we ontlenen onze aanwijzingen aan wat we willen doen en laten aan het gedrag van anderen. Het gaat maar zelden om de tegenstelling tussen individu en collectief en het gaat bijna altijd om de vraag naar welk collectief. We beslissen niet direct over de zaak maar we beslissen aan de hand van de beslissingen van anderen over dezelfde zaak en die anderen doen precies hetzelfde. Het verschil tussen de markt en de politiek zit niet in het individuele dan wel collectieve; het zit in de mogelijkheden collectieve voorstellingen te genereren, manipulatie inclusief. Zoals op de financiële markten waar tot voor kort het motto was dat je wel gek was als je niet meedeed.
De vraag is dan ook niet of de economie zich door de politiek moet laten leiden. Roosevelt probeerde dat wel, tijdens de zogenaamde eerste New Deal (die echter wat z’n corporatistische kartelpolitiek betreft – de National Industrial Recovery Act, de Agricultural Adjustment Act – in 1935 en 1936 al werd opgedoekt, want verboden door het Hooggerechtshof) maar al weer veel minder ten tijde van de tweede New Deal, de New Deal van een rudimentaire sociale zekerheid, de erkenning van bonden en CAO’s, en een uiterst bescheiden minimumloon. In die New Deal ging het al lang niet meer over wie wie aan een touwtje had of moest nemen. Het ging om het sturen van wederzijdse verwachtingen en om de enorme – en goede of ten kwade – invloed van voorstellingen (de malicieuze geldhandelaar, het gewetenloze grootkapitaal, de zakkenvullende overheid, de kwaadaardige nivellering door de zwakken en afhankelijken: you name it) op die verwachtingen.
Dus ja, de depressie duurde erg lang en dat kwam doordat de herstelfase zoveel tijd in beslag nam. Bouwens schrijft dat toe aan een foute politiek die de markt z’n werk niet liet doen. Maar zou het op z’n minst niet even voor de hand liggend zijn de traagheid van het herstel toe te schrijven, niet aan de politiek per se, maar aan een politiek die bij de werknemers en bonden de voorstelling opriep van hun belangen niet over te slaan en bij de werkgevers en ondernemers de voorstelling hun belangen op de eerste plaats te zetten?
Tot nader order houd ik het er maar op dat een crisisgedreven herstel de politiek bedreigt en niet omgekeerd. Angst, dus, want angst is crisisgedreven. Wij moeten niet de markt aanroepen; we moeten zorgen voor een omgeving waarin de waan van de dag minder makkelijk wordt doorgegeven. Met de – hoe ook opgekalefaterde – actor uit de economische theorie gaat dat niet lukken. Maar ik geef toe: ook dat is een slag om de voorstelling, om wat we ons voorstellen, hoe we ons verbinden tot een voorstelling, en waar die verbinding uit bestaat. Een onderzoeksprogramma.
Guy Debord: ‘The spectacle is not a collection of images, it is a social relation between people that is mediated by images’.
13 april
=0=
Deurmat
Gisteren las ik in de Trouw-column van Ephimenco dat zijn dochtertje nog les heeft gehad van Ali Eddaoudi. Levensbeschouwing heette het vak en het was goed. Ik las ook dat die deurmat nog een metafoor van Theo van Gogh was. Aardig. Een deurmat is nuttig; je veegt je voeten erop af, je kunt er ‘welkom’ op laten zetten (of ‘vrede’, of ‘twijfel’ en bij voorkeur – mijn voorkeur – dit laatste), je verslijt er een aantal gedurende je leven en koopt toch weer nieuwe. Dat is meer dan een schoothondje te bieden heeft. Dat Ali – vrede zij met hem – het andersom ziet is een vergissing. Maar we kunnen het altijd nog voorleggen aan de minister-president want op hem waren de vergelijkingen met het schoothondje en de deurmat van toepassing verklaard. Ali – vrede zij met hem – heeft maar één probleem. De meerderheid was voor het schoothondje – de meerderheid geneerde zich voor de kruiperige premier op bezoek bij Bush; slechts een kleine minderheid opteerde voor de deurmat. Ali – vrede zij met hem – is van de minderheid en voor de minderheid en vindt als elke minderheid dat je als minderheid even veel recht van spreken hebt als de meerderheid. Zijn probleem: sommige minderheden zijn meer minderheid dan andere minderheden. De ene minderheid is de andere niet.
Ali – vrede zij met hem – mag van een deel van de Kamer geen geestelijk raadsman worden. Hij denkt dat wij in oorlog zijn met de islam. Onzin natuurlijk, maar hij is de enige niet; tal van dwazen in dit land denken zo. Ze verschillen alleen in wie er begonnen is: wij of zij. Wij, zegt Ali – vrede zij met hem. Zij, zeggen de meesten. Flauwekul, zeggen degenen die nog niet helemaal van god los zijn. Bovendien, wat is oorlog? Wij doen daar niet aan. Verder dan politionele acties, opbouwmissie en vredesmissies gaan we niet. Erger is dat Ali – vrede zij met hem – de oorlog, pardon: opbouwmissie, in Afghanistan niet steunt. Is dat een voorwaarde voor het zijn van geestelijk raadsman? Ambieert hij dat baantje om twijfel te zaaien, een vijfde colonne aan te voeren, het paard van Troje binnen te smokkelen?
Los van Ali – vrede zij met hem – zelf dan want niemand kan in zijn ziel kijken, ook zijn vrouw niet (hoewel ze een poging heeft gedaan) en hijzelf wel het minst, los van zijn motieven dus en zelfs los van zijn ambities, wat mogen wij vragen van een geestelijk raadsman in het leger? Voor een Irak-onderzoek zijn als je nog niet bent benoemd en tegen als je de benoeming in je zak hebt? Geen JSF willen en vervolgens het toch niet helemaal uitgesloten achten? Kortom, je mening bijstellen als de omstandigheden daartoe uitnodigen, als er meerdere belangen in het spel zijn die je niet allemaal tegelijk kunt binnenhalen, compromissen sluiten en dan maar je schouders ophalen over al die mensen die het Woord zwaarder laten wegen dan het gesprek? En, gaat dat ook op voor moslims of weten we van hen bij voorbaat dat zij mensen van het Woord zijn en daarom, in dit geval, ongeschikt voor het gesprek tussen geestelijk raadsman en soldaat, voor de positie van geestelijk raadsman?
Kijk, persoonlijk bevalt Ali mij maar matig. Iedereen die stukjes schrijft en bij het noemen van de naam Mohammed daar ‘vrede zij met hem’ aan toevoegt, die bevalt me niet. Zo’n toevoeging is agressief; het impliceert een fout onderscheid. Een misverstand dus. Ik heb daar verder vrede mee zal ik maar zeggen, want elke religie is op dat misverstand gebaseerd en mensen, alle mensen, hebben recht op hun eigen misverstanden. Ali dus ook. Hem uitsluiten is willekeurig en willekeur betaamt het parlement niet. Het parlement is er voor het gesprek en niet voor het Woord. Steeds meer parlementariërs zijn dat vergeten. Het is hoog tijd dat ze het zich herinneren.
Een geestelijk raadman moet voor iedereen openstaan. Voor hen die de missie in Afghanistan steunen, voor hen die dat misschien niet meer doen en toch hun kameraden in het veld niet willen afvallen, voor hen die twijfelen. Die komen altijd voor; geen oorlog zonder, geen actie zonder, geen missie zonder. Voor soldaten die geloven, voor soldaten die het geloof afwijzen, voor soldaten die niet geloven. Een geestelijk raadman moet beschikbaar zijn voor elke soldaat, van welke gezindte. De benoeming van een geestelijk raadsman mag dan nog altijd een hommage aan onze verzuilde geschiedenis zijn, het bezoeken van een geestelijk raadsman hoeft zich van geen enkel label wat aan te trekken. En ja, daar hoort twijfel bij. Van geloofstwijfel tot en met twijfel aan de rechtmatigheid van je aanwezigheid in Afghanistan.
Daar zou ik nou graag een uitspraak van de Tweede Kamer over horen. Hoop doet leven. Zou zomaar de tekst voor een deurmat kunnen zijn.
12 april
=0=
Praten
Draadloze huistelefoons zijn af te luisteren. Nova kwam ermee, gisteravond. Het valt wel te beveiligen, een huistelefoon, maar het is een kwestie van tijd voordat alles kan worden afgeluisterd voor een betaalbare prijs. Technisch is het al langer mogelijk, dat afluisteren maar nu komt het binnen ons aller bereik. Het afluisteren gedemocratiseerd, een mooie ontwikkeling. We waren al een eind op weg, met de mobiele telefoontjes luisterde je af door ongevraagd en ongewild mee te luisteren, en nu kunnen we het gesprek blijven volgen als ze hun huis ingaan en overschakelen op de huistelefoon.
Er zullen wel weer straffen worden bedacht maar de techniek staat niet stil en alles wat zij moeilijker maken maakt ons slimmer. Goed voor de economie. Willen we ervan af, van dat afluisteren, dan moet eerst de maatschappij weer leren dat meeluisteren ook een vorm van afluisteren is. Zijn we al lang aan gewend. Met frisse tegenzin, ik geef het toe, maar toch. De droom van een achterkamertje dat is wat het is, een achterkamertje en geen plek waar we niet kunnen meehoren, die droom is bijna vervuld. Hoeft er ook niet meer gelekt te worden. Lekken wordt gewoon weer iets waar je nat van wordt maar niet langer nat van gaat. Iedereen zal aan hetzelfde regiem worden onderworpen. Te verbergen hebben we niets en wie wel wat wil verbergen die krijgt het moeilijk. Willen we toch ook?
Een heerlijk bijproduct van de ontwikkeling zal zijn dat de kunst van het briefschrijven weer in ere wordt hersteld. Wil je iets kwijt en wil je dat niet iedereen meeleest: schrijf een brief! Ja, er is het briefgeheim en ook dat kan worden gekraakt. Niets is helemaal te beveiligen. Niettemin, een brief is beter. De vraag is of we het nog willen. Vinden we het, geef maar toe, niet heerlijk dat de anderen moeten horen wat wij te zeggen hebben juist als we niets te zeggen hebben en dat toch willen zeggen? Wat heb je aan een brief die alleen voor die ene ontvanger is bedoeld en waar verder niemand weet van heeft?
Ja, het zou mooi zijn, dat herstel voor de brief. Het zal er niet van komen. Het is teveel gedoe, en het duurt te lang. Wel een hele dag. Dat kan niet meer. Te omslachtig. We moeten praten. Fluisteren, waarvan hele maatschappijen ooit aan elkaar hebben gehangen, heeft geen zin meer. Het biedt geen bescherming; we zetten de afluisteraar gewoon wat harder. Nooit meer praten is evenmin een uitweg. Het zal met behulp van slimme meters die mevrouw van der Hoeven gaat plaatsen worden geregistreerd. Je wordt erop aangesproken en dan moet je praten.
Privé is wat nog niet openbaar is gemaakt en sprekend zullen we ten onder gaan. Nu onze gedachten nog. Er wordt aan gewerkt.
9 april
=0=
Op zichzelf
In een wereld waar alles met alles samenhangt is het niet eenvoudig nog iets aan te wijzen dat ‘op zichzelf’ is. Maar de commissie Maas (de adviescommissie toekomst banken die gisteren z’n rapport publiceerde) is er in geslaagd. Een opmerkelijke prestatie. Dit schrijft de commissie (pag. 40): De situatie wordt evenwel anders indien het innemen van (grote) posities door een bank een doel op zichzelf wordt en in belangrijke mate de winstcapaciteit van de bank gaat bepalen. Die grote posities worden door de commissie marktposities genoemd; ze worden onderscheiden van de nutsfuncties die een bank ook heeft zoals het betalingsverkeer faciliteren, het verzamelen van spaargelden, en het verlenen van kredieten. Grote posities gaan over de zakenbank, de andere ‘posities’ over de nutsbank, dus over de algemene dan wel ‘universele’ bank.
De zinsnede ‘op zichzelf’ staat tussen twee aanbevelingen in, die beide betrekking hebben op de depositogarantieregeling die de commissie voorstelt (van het huidige omslagstelsel naar een verzekeringsstelsel). Bos heeft geen zin in die regeling (Brussel zou het niet goed vinden, een beetje flauw argument), maar het voordeel voor de banken is helder. Een omslagstelsel is moeilijker in te plannen dan een verzekeringspremie. Dan weet je vooraf wat je betaalt en dat is een sterk motief. Zo zijn we ook aan de ongevallenwet gekomen, niet toevallig overigens de wet die in dezelfde periode tot stand kwam als de vennootschapswetgeving met beperkte dan wel uitgesloten aansprakelijkheid. De commissie stelt voor om banken met grote posities die een doel op zichzelf zijn geworden uit te sluiten van de regeling. Zakenbanken mogen niet meedoen. Het moet niet nog een keer voorkomen dat door de zakenbank-in-de-bank de andere functies worden bedreigd.
Een splitsing van algemene bank en zakenbank, zou dat dan niet veel meer voor de hand hebben gelegen? Een soort Glass-Steagall Act op z’n Nederlands? Het bespaart ons in ieder geval het gedoe over de vragen wanneer een positie een grote positie is, wanneer dat een doel op zichzelf is geworden en hoe belangrijk de ‘belangrijke’ mate voor de bepaling van de winstcapaciteit is. Het is niet zo handig om eerst vast te stellen dat de klant en niet de aandeelhouder de eerste zorg van de banken moet zijn, vervolgens te constateren dat in het vennootschapsrecht wel de aandeelhouder wordt erkend maar geen der andere ‘stakeholders’ en dat daarom de aandeelhouders die anderen ook niet hoeven te erkennen of er rekening mee hoeven te houden (p. 25), dat af te dekken met een paar slome aanbevelingen om de ‘aandeelhoudersstructuur’ te veranderen door ‘stabiele’ aandeelhouders extra te belonen, en ten slotte het zaakje af te sluiten met een ‘op zichzelf’ zeperd. De positie van de klanten van een bank wordt het best gegarandeerd door de markten van een algemene bank en die van een zakenbank uit elkaar te halen. Een non-interferentiebeginsel zou je kunnen zeggen. Heel eenvoudig en een ‘structurele’ maatregel om de positie van de klant de plek te geven die de commissie nodig vindt. Het is jammer dat het daar niet van gekomen is. De commissie heeft veel achterstallig onderhoud benoemd (en ja, het is verbijsterend dat al die verstandige maar erg voor de hand liggende aanbevelingen jaren achterwege zijn gebleven) en goede voorstellen gedaan om dat snel in uitvoering te nemen. Ik zou denken dat achterstallig onderhoud alleen niet genoeg is. Voor renovatie is meer nodig. Het rapport is meer dan pappen en nathouden. Maar niet zo heel veel meer. Naar herstel van vertrouwen, is de titel van het rapport. Het herstel, het bouwplan, ik zie het nog niet.
8 april
=0=
Heffing
Liever zorgvuldig dan snel. Dat zegt Eurlings, na het stallen van de kilometerheffing. Ook naar een volgend kabinet. Een mooi beginsel. Liever snel dan zorgvuldig, dacht het CDA toen het de procedures voor van alles en nog wat bekortte omdat daar toch alleen maar overbodige querulanten op afkomen. Liever speculanten dan querulanten, dat bedoelde de partij maar dat durfde ze toch niet aan, plomverloren in het openbaar. Geeft niks, wij begrijpen het ook zo wel.
Liever vuil dan duur sprak Eurlings nog maar onlangs, bij het afschaffen van de vliegtaks. Een argument per doelgroep als het ware. Tel maar op, de bouwwereld, de transportsector, de toeristenbranche. Dat zijn aardig wat stemmen. De gevolgen zien we later. Duurzaamheid is voor verklaringen en die ondertekenen we ook grif maar in de echte wereld gaat het er anders aan toe. Het is crisis en zo en dan wordt de lange termijn al gauw een luxe. Voor even, we komen er op terug. En wees niet bang, de propagandamachine voor de aanschaf van de JSF draait op volle capaciteit en we zullen niet rusten voordat zelfs de oppositie begrijpt dat we er niet meer van af kunnen. Alleen het beste is goed genoeg en dan kijken we niet op een argument. Wil de oppositie ook nog arbeidsplaatsen horen? Dan hoort de oppositie ook nog arbeidsplaatsen. Er is altijd wel een rekenmodel beschikbaar en een paar geleerden om het erover eens te zijn. Als het echt lastig wordt sluiten we een nieuw regeerakkoord. Vroeger kon dat niet want toen kon je het parlement alleen even buiten spel zetten als er nog geen regering was, maar dat hobbeltje hebben we inmiddels ook genomen. Ook al hebben we een regering, het regeerakkoord mag af en toe best worden vernieuwd. We sluiten nu regeerakkoorden als het zo uitkomt, zittende regering of niet. En daarna worden we gewoon weer dualist. Die uitspraak – was die niet van mevrouw Hamer? – geeft mooi aan dat met de betekenis van wat een regeerakkoord is, ook de betekenis van het dualisme geherwaardeerd is. Dualisme is nu dat ook andere Kamerleden, in eerste instantie die uit je eigen fractie, weer even mogen meedoen. Tot de volgende verversing van het akkoord. Aan/uit, aan/uit.
Intussen regeert de regering, schaft Eurlings alles af wat hij beloofd had uit te voeren en gaan we gewoon verder waar we gebleven waren. Het enige dat Eurlings kan heffen is het glas.
7 april
=0=
Vestigingsklimaat
In een drietal pagina’s besteedde Le Monde anderhalve week geleden uitgebreid aandacht aan belastingparadijzen. Kaartjes waren bijgeleverd. Rode stip: gevestigde paradijzen. Oranje stip: paradijzen in beweging. Nederland had een rode stip, de Antillen ook, en Aruba is in beweging. We doen goed mee. Het kan beter natuurlijk. Zover als Engeland hebben we het nog niet geschopt, maar toch. Er is een mooi, zij het voor de hand liggend, verband tussen het belang van een financiële sector in een land en het zijn van een belastingparadijs. Dat verband, het had zomaar het onderwerp van gesprek kunnen zijn tussen Peter van Ingen van Buitenhof en staatssecretaris van financiën Jan Kees de Jager. Nee dus. Aan evidenties doen we niet – ook al is de evidentie, in de vorm van gemiste belastinginkomsten, miljarden waard. Elk jaar opnieuw. We halen er onze neus voor op. Die miljarden, die halen we wel ergens anders vandaan.
Nee hoor, zei de staatssecretaris, helemaal aan het eind van het gesprek. Tot die tijd was het gegaan over burgers die hun belastingmoraal niet ontlenen aan het land waar ze wonen maar aan het land waar ze om onze belastingen te ontlopen hun centen hebben geparkeerd. En toen die vraag van Van Ingen. Of we zelf ook niet een beetje een belastingparadijs zijn? Nou nee, meende De Jager. Wij zijn helemaal geen belastingparadijs. Wij hebben gewoon een goed vestigingsklimaat en dan krijg je vanzelf veel gasten die ook nog eens hoogwaardige werkgelegenheid meenemen. Zo zit dat. En vergeet vooral ook de loonbelasting niet die dan toch maar keurig wordt afgedragen. Nee, die afspraken van de G20 gaan niet over ons. Ze gaan over hen.
We hadden het kunnen weten. Het bankgeheim wordt voor particulieren moeilijker te beschermen, maar voor het zakenleven gelden andere regels en die vallen onder het vestigingsklimaat. Het is het oude verhaal: wie slecht beweegt wordt volledig aangeslagen, wie sneller is kan ook sneller wegwezen en wie het snelst is zit in zaken. Wie in zaken zit is overal en nergens tegelijk. Dat schiet op en in ieder geval gaat het aan de neus van de belastingen voorbij. Te snel. De eerste groep wordt per definitie verdacht van fraude, de tweede van een onterecht bankgeheim en de derde staat boven alle verdenking. Alles per definitie en definities zijn er niet voor niks. Vestigingsklimaat is vestigingsklimaat en langzaam is langzaam. Wie belasting betaalt is niet dom, maar langzaam. Wie niet in staat is tegelijk hier en daar te zijn, die is de klos en moet dokken. Ik heb jaren gezocht naar het echte onderscheid tussen een fictieve en een natuurlijke rechtspersoon. Na de uitleg van de staatssecretaris is het me eindelijk duidelijk geworden. Het is het klimaat.
6 april
=0=
Nadelige kleinschaligheid
In het rapport ‘Duurzame geesteswetenschappen’, dat vorig jaar aan de minister van OCW is aangeboden, worden een aantal factoren opgesomd die de verdere groei en bloei van de geesteswetenschappen kunnen bedreigen. Eén daarvan is ‘nadelige kleinschaligheid’. Een oud probleem; het werd al hoog opgespeeld in de jaren zeventig. Ik zat toen een tijdje in de universiteitsraad van de UvA en omdat de budgetten begonnen te knellen werd er wat afgemonkeld over die minuscule koninkrijkjes bij letteren. De gesuggereerde oplossing: veeg die drie Amsterdamse studenten Deens op één hoop met de anderhalve man en paardenkop die dat vak elders in het land wensen te volgen en we besparen al heel aardig op hoogleraren, staf, secretariaat, bibliotheek, gebouw. Prachtig plan. Het ging niet door want tussen plan en daad zitten wetten in de weg, en praktische bezwaren. Geen weemoedigheid overigens, tenzij ik niet goed heb opgelet, toen. Ruim dertig jaar later lees ik dit rapport en daar wordt het opnieuw aanbevolen. Veel voortgang is er niet gemaakt, dat mogen we toch wel concluderen.
Het rapport heeft als bijzonder, en bijzonder aardig, kenmerk dat het voor het eerst sinds lange tijd een lans breekt voor de eerste geldstroom. Een tweede kenmerk is het pleidooi voor het herstel van de faculteit als ‘actor’. Daar moet het initiatief vandaan komen, zij het ingebed in een structuur waar het NWO, via een nieuw op te richten ‘Regieorgaan’, toch weer aan de organisatorische en budgettaire touwtjes trekt. De rapporteurs moeten mij het verschil tussen eerste en tweede geldstroom nog eens uitleggen want zo begrijp ik er niet veel meer van. Ook het CvB speelt een voorwaardelijke rol en eentje die er niet om liegt. De faculteit, uiteindelijk, mag plannen indien waarover door anderen wordt beslist en waarvan de beslissing op behoorlijke afstand is geplaatst, én die plannen moeten minimaal afrekenen met het eilandjesgedoe van de kleinschaligheid want anders komen ze niet eens in aanmerking.
Kleinschaligheid is soms duur. Ik bedoel, koppel een groot deel van het budget aan de hoeveelheid studenten die je trekt en je kunt uitrekenen dat de baten niet tegen de kosten opwegen. Dat heet dan duur. Kleinschaligheid is ook een bestuurlijk probleem. Het belemmert het snelle overzicht, het vertraagt de besluitvorming, dat soort dingen. Maar is er wetenschappelijk gezien ook iets tegen kleinschaligheid? Grappig, daar is de commissie Cohen, de commissie die het rapport heeft samengesteld, niet aan toegekomen. Er staat eigenlijk onthutsend weinig in het rapport over kleinschaligheid (142 woorden, welgeteld, in een halve kolom bestaande uit twee miezerige alinea’s) en wat er staat gaat over een bestuurlijk probleem, niet over een academisch. Er is veel ‘natuurlijk klein’, zegt de commissie, en nog te weinig een ‘traditie van functionele schaalvergroting’.
Het rapport is een oproep aan facultaire bestuurders eerst en vooral eens orde op zaken in eigen huis te stellen. Grote kamers! Veel ramen! Alles gelijkvloers! Dat duurzaamheid en kleinschaligheid soms een betere combinatie zijn dan duurzaamheid en grootschaligheid, functioneel of niet, dat elementaire inzicht is de commissie even ontgaan.
Ik ben benieuwd naar de, voor dit voorjaar aangekondigde, reactie van de minister.
5 april
=0=
Primeur
Op de radio vanochtend luister ik naar Wim van de Donk, de voorzitter van de WRR. Er komt geen wetenschappelijk woord uit, wel veel politieke en dat vanzelfsprekend in een klassiek katholieke, moraliserende, toonzetting. Met humor en zo. Een denktank met humor. Soms denk ik dat de WRR gevraagd en ongevraagd advies van de regering krijgt, in plaats van omgekeerd.
Kort geleden schreef diezelfde voorzitter met Lans Bovenberg in NRC Handelsblad een opiniestukje over ‘een god van wie niets hoeft’. In dat stukje staan zinnen over wetenschap en geloof (wetenschap gaat over het zichtbare, geloof over het onzichtbare, nou ja, voornamelijk dan, want we zorgen wel altijd voor een plan B) die mij ervan overtuigen dat in hun geval ook van hun werkgever, de UvT, niets hoeft. Komt goed uit, zo’n goddelijke instelling. Ik kan het weten want ik heb er gewerkt. Er is meer tussen hemel en aarde dan de VU.
Ik bedoel, als dergelijk onbedaarlijke flauwekul geen ontslaggrond is dan weet ik het ook niet meer. De heren acteren vrolijk verder, op de radio en in de krant. Zou het een rolverdeling zijn? Wim wat meer de radio, Lans wat meer de krant? Ook dat weet ik niet. Het doet er ook niet toe. In een wereld waarin media enkelvoud zijn en data ook, komt het er al lang niet meer op aan hoe je zegt wat je zegt. Als het maar duidelijk is en duidelijkheid wordt bepaald door de lezer en de luisteraar, niet door de taal. Dus als zij iets zien dan is het wetenschappelijk en wat zij over het hoofd zien is gelovig. Moeten we niet moeilijk over doen.
Lans ziet (Trouw van vandaag) dat als de AOW leeftijd omhoog gaat (in zijn optiek is het geen als maar wanneer) er een raar gat ontstaat met de pensioenleeftijd. Nu was pensioen nooit een volksverzekering zoals de AOW maar in dit kabinet en in deze kabinetsperiode is het verschil tussen volk en werknemer overbodig verklaard en dus ziet Lans z’n kans schoon. Moet dan het pensioen niet ook pas op je 67ste gaan lopen?
De gedachte is zo stuitend banaal dat ik zelf vermoedde dat Balkenende of Donner er over zouden moeten beginnen omdat er ook voor Lans een grens is. Nee dus. Het zou te lang duren, het is te politiek gevoelig, er zijn al problemen zat met de sociale partners. Uit die brand wil Lans het kabinet wel helpen. Meer nog, hij kan niet wachten. Hij wou de primeur. Hij heeft de primeur.
4 april
=0=
Fair
De verklaring van de G20, gisteren aan het eind van de middag vrijgegeven, is een bijzonder document. Voor ons is het sneu dat landen als Spanje en Mexico (geen lid van de G20) wel worden genoemd en Nederland niet. Officieel hebben we de verklaring ook niet ondertekend want we horen er niet bij. Nou ja, Balkenende en Bos vinden het vast mooi en omdat we toch al meededen aan het Financial Stability Forum mogen we vast ook meedoen in z’n vervolg, de Financial Stability Board. Ook dat gezelschap heeft veel taken, nog meer taken zelfs, en geen bevoegdheden dus werk zat.
In één van de twee annexen bij de verklaring wordt gesproken over de waardering van activa en passiva. Dat moet allemaal veel beter, verantwoorder, transparanter. Maar, zo staat er bij, alles wel binnen het kader van ‘fair value accounting’, de waardering van je spullen en verplichtingen op basis van wat de gek er nu voor geeft. Zo staat het er niet, er staat marktprijzen van vandaag. Iets is waard wat het vandaag waard is en wat het vandaag waard is ligt niet aan wat het waard is maar aan wat we er vandaag voor wensen neer te tellen. Zo kun je ten minste goed gebruik maken van jouw tijdelijke kracht en hun tijdelijke zwakte. Dat is goed en zelfs aan te bevelen voor bederfelijke waar, het sprak en spreekt allerminst vanzelf voor zoiets als een huis. Fair value accounting is er, op last van de Amerikaanse SEC, gekomen om recht te doen aan wat genoemd wordt de ‘volatiliteit’ van de markten, niet – dus – aan de stabiliteit ervan. Wat vandaag een miljoen waard is kan morgen geen stuiver meer opbrengen. De waarde verschuift navenant. Leuk voor de Warren Buffets van deze wereld, minder leuk voor iemand die een overbruggingskrediet nodig heeft en dat even niet kan financieren. De formule: koop ondergewaardeerde bedrijven en activa (dat wil zeggen: bedrijven en activa die op de markt op een gegeven moment niets meer opleveren maar waar je wel degelijk veel plezier aan kunt hebben als je ze opkoopt en de periode van de tijdelijke lage waardering weet te overwinteren) en je wordt de rijkste man van de wereld. De marktprijs zegt lang niet alles over de waarde van een bedrijf, daar komt het op neer, die formule. Waarom dan op order van de SEC de marktprijs de waarde moet bepalen – waardoor weer een heel aantrekkelijke ‘beleggingsmarkt’ ontstaat, die perfect aansluit bij de ideologie van shareholder value en een hoon is aan stakeholder value – is niet zo ingewikkeld om uit te leggen. Het is een erfenis van de Reaganomics, en niet onschuldig aan de verdieping van de huidige problemen.
Ingewikkeld is alleen dat daardoor niet slechts de ‘volatiliteit’ van de markt wordt beloond maar ook nog eens wordt versterkt. Doet ergens aan denken, aan die beloningen bijvoorbeeld die moeten worden ‘aangepakt’. Fair value accounting is goed voor hedgefondsen, minder goed voor ondernemingen die continuïteit hoog in het vaandel hebben. De tucht van de markt werkt kennelijk beter als er nieuwe markten – voor hedgefondsen of anderszins – worden geopend. De markt regelt zichzelf door de schepping van een nieuwe markt en de waarderingsregels bevestigen het. En G20 herhaalt het in z’n verklaring. Zo moet het blijven, maar dan beter.
Ja, Obama heeft gewonnen. Het IMF heeft gewonnen: uit de as herrezen en de hervorming van dat gezelschap, daar hebben we het nog over. In goed overleg. Zou Stiglitz blij zijn? Maar het is mooi dat de dagen van de belastingsparadijzen voorbij zijn want ook dat staat ferm in de verklaring/annexen. Als we niet te veel zout leggen op het ‘voorbij’-woord want de belastingparadijzen worden niet afgeschaft. Ze worden ‘transparant’ gemaakt en de FSB heeft daar een belangrijke rol in te spelen. Papier is geduldig en morgen is anders dan vandaag.
3 april
=0=
Verslavingen
Verslaving gaan we tegen door te verbieden dat we reclame maken voor verslavende producten. In ieder geval zolang de kinderen nog op zijn. En, zal het kabinet gedacht hebben, de ouden van dagen. Die moeten ook vroeg naar bed. Hoe vroeg? Dat willen we niet voorschrijven, maar uit onderzoek is gebleken dat ze zo rond de klok van negen het wel voor gezien houden.
Kinderen en ouden van dagen. Kinderen omdat ze zo bevattelijk zijn, ouden van dagen omdat ze zo goed van vertrouwen zijn. Zoiets moet het geweest zijn dat aan de wieg heeft gestaan van het plan reclamespotjes voor leningen alleen nog maar na 9 uur ’s avonds toe te staan op de treurbuis. Hoe verzinnen ze het toch elke keer? Moet er ook een tekst onder de opgewekte beelden van de Scheringa-express? Geniet, maar leen met mate?
Het kabinet heeft tijd teveel. We hadden al een staatssecretaris met als enige opdracht een vliegtuig aan te schaffen dat niemand wil hebben, en nu dit weer. Ik vermoed dan ook dat de als altijd bestuurlijk kijkende Ter Horst aan haar eigen collega’s heeft gedacht toen ze het over de ontslagen had die moeten vallen omdat de overheid als wetgever de ABP maatregelen maar al te graag steunt maar er als werkgever het geld niet voor heeft. Het kabinet gaat het goede voorbeeld geven, ik denk dat ze dat bedoelde. Ontslagen. De minister van luchtballonnen, Eurlings, kan zo weg. De minister van trivia, Van der Hoeven, was altijd al overbodig. Van de ministers van onze buitenwereld, van hun buitenwereld en van maak van hun buitenwereld onze buitenwereld, kunnen er twee van de drie weg. Wie dat zijn, daar komt de coalitie wel uit. Al hun staatssecretarissen, inclusief die van dat vliegtuig, kunnen ook weg.
Ik ben alleen bang dat mevrouw Ter Horst er niet aan heeft gedacht dat ook de ministeries van onze zaken en dat van onze regels van twee tot één kunnen worden teruggebracht. En wie is dan de klos?
Het kabinet van waarden en normen vreet z’n eigen kinderen op. Een verslaafde deinst voor niets terug maar dat mevrouw Ter Horst zichzelf zou opofferen, ik sta paf. Het is lef. Chapeau! Trouwens, mag die minister van de hoed en de rand blijven zitten of kan hij ook weg? Als ik Furedi’s Kohnstamm-lezing van vorige week vrijdag goed heb gelezen zit de toekomst van het onderwijs niet in het onderwijs maar in de opvoeding van de kinderen en vervolgens in die van de opvoeding van de ouders door die kinderen (omgekeerde opvoeding noemt Furedi dat) en daar gaat in dit kabinet al iemand anders over. Winsemius hebben we ook nog dus dat komt wel goed.
De kinderen, de toekomstige generaties, daar gaat het om. Die moeten worden gewaarschuwd tegen elke denkbare verslaving en niet alleen gewaarschuwd, ze moeten ook door gerichte gedragstraining niet eens in de verleiding willen komen om een misstap te begaan. Daar zijn de scholen voor en voor niks anders. Gedragstraining, daar gaat het om en omdat training alleen zo kaal klinkt laten we het vak ontwikkelen door experts en we noemen het gedragsmanagement.
Hoeveel toekomstbestendigheid kan een mens verdragen?
2 april
=0=
Luxe
Het heeft lang op m ’n lijstje gestaan maar nu mag het eraf. Ik las liever lui; de kunst van het effectief nietsdoen op het werk van Corinne Maier. Het boekje is al vijf jaar oud, ik had het steeds op een ongeschreven lijstje in m ’n hoofd staan maar het kwam er niet van.
Nu wel. Afgelopen maandag kwam ik het toevallig tegen in een boekwinkel en ik heb geen spijt van m’n aankoop. Het is een prachtige scheldkanonnade op alles wat in grote organisaties (zijzelf werkt in een energiebedrijf en daar waren ze niet langer blij met haar) als werk wordt betiteld. Daar valt overigens het werk niet onder: Maier zondert het uitvoerende werk uit van haar kritiek want dat werk is natuurlijk al lang uitbesteed en daar worden de mensen nog gewoon uitgebuit. Nee, het gaat om het geschuif met papieren (tip: loop altijd met een ordner onder de arm door de gang want dan denken ze dat je met iets nuttigs bezig bent en niet op weg naar de kantine), om de barre abstracties die we als organisatietaal tegenkomen en om de gevraagde hoogstandjes (wees flexibel en doe wat je gezegd wordt; wees creatief en spring niet uit de band: kortom het type prachtige paradoxen waar Watzlawick boeken vol over heeft geschreven met als standaard het bord boven de autoweg: ignore this sign). Haar advies: trek je er niks van aan, doe alsof, dat is goed genoeg, dat is meer dan genoeg.
Het is een actueel boekje, nog steeds. Het overdrijft uiteraard en dat is goed. Het schrijft aan Frankrijk toe wat veel algemener is (de grap over het roeiteam met nog slechts één roeier en voor de rest bestuurders bestaat ook voor de VS etc.) maar het doet er niet doe. Het boekje wijst op de ongelooflijke luxe waarin wij leven omdat we ons dat allemaal kunnen permitteren. En omgekeerd, als je dit allemaal bij elkaar kunt broddelen en het nog in de lucht houden ook, verraadt dat geen enorme en vooral enorm overbodige luxe?
Het boekje is een mooie prelude op een kritiek van de maatschappij als een doorgeschoten ontwerpnachtmerrie. Ontwerp is van de toekomst en dus moet je ontwerpen. Nieuwe toetjes bijvoorbeeld, nieuwe verpakkingen, nieuwe gadgets maar ook producten en diensten waar de duurzaamheid een kans heeft gekregen, of de afbreekbaarheid, of het beperken van energie. Maier heeft het wel over de eerste typen, niet over de laatste. Mag ze? Het is goed een tegengeluid te hebben tegen de verdwaasde werk-werk-werk ideologen voor wie werk gelijk staat aan het ringeloren van anderen en het zelf mogen meedraaien in het circus van de paradox. En daar, hoe kan het ook anders, uitgebreid de tijd voor nemen. Neem me niet kwalijk, maar daar heeft Maier het over en over niets anders. Wel met dat ene kleine verschil: zij zegt dat je er verstandig aan doet er allemaal geen geloof aan te hechten. Niemand meent het, ook zij niet die het menen te menen.
Soms is advies zo gek nog niet.
1 april
=0=
Zakwoordenboek
Het voordeel van democratisch gekozen leiders is niet dat ze beter met macht omgaan maar dat ze minder macht hebben. Was getekend: Fernando Savater, Vrijheid, Gelijkheid, BURGERSCHAP; zakwoordenboek voor mensen van morgen (Utrecht, Erven J. Bijleveld 2009: 61). Minder dan wat? Precies. Je zou ook kunnen zeggen dat in een democratie de uitoefening van macht trager is dan in een dictatuur, want macht meet je af aan de snelheid waarmee je jouw wil kunt doorzetten. Het benadrukken van het belang van een onafhankelijke en niet-gekozen rechterlijke macht is de variant die Savater ons in dit verband op het hart bindt. Lemma: scheiding der machten. Heerlijk boekje. Wat te denken van de volgende mededeling: ‘ ‘Mens-zijn’ betekent [kortom] emigreren’ (24)? Dat het zo en niet anders is wordt verklaard uit ons, in vergelijking met andere dieren, tamelijk grote vermogen ons aan te passen – door ons te verplaatsen bijvoorbeeld. Ook zijn citaat over de natie, in de beleving van het tegenwoordige nationalisme, kan er helemaal mee door: ‘Een natie is een groep mensen die samenklonteren op basis van een gemeenschappelijk misverstand over hun herkomst en daarom de neiging hebben zich anders en beter te voelen dan hun buren’(37).
Van zulke zakwoordenboeken kunnen er niet genoeg zijn. Zestien lemmata en we kunnen weer vooruit. Bos deed aan zijn ambtenaren De Prooi cadeau. Wie zorgt ervoor dat dit juweeltje op het bureau van Bos belandt? Hij kan er veel van leren, bijvoorbeeld dat het vervangen van nationalisme door patriottisme, omdat het beter bekt en je een betere bek nodig denkt te hebben om een grote bek te snoeren een te late en te weinig doordachte bekering is. Wilders ontkrachten door Wilders te overtroeven is een zwaktebod. En meer, Wouter, bijvoorbeeld over de regering als uitvoerende macht en het parlement als de wetgevende.
Het aardige is dat Savater’s opmerking over macht het equivalent is van Hayek’s begrip van de markt. Savater is meer van Mill dan van Hayek maar hier zou hij vrede mee sluiten. Denk ik. Want, de markt is niet alwetend, en daarom efficiënt, de markt is minder onwetend en daarom het minst inefficiënt. Minder dan wat? Opnieuw: precies. Stel eens een vraag, vergelijk en – dus – relateer. De markt is een omgangsvorm voor een informatieprobleem, niet de oplossing ervan. Als neoliberalen dat voor ogen hadden gehouden dan was er minder misgegaan dan er is misgegaan. Als regeerders en bestuurders er rekening mee hadden gehouden dan hadden ze de markt niet op z’ n beloop mogen laten maar hadden aan de markt spelregels op moeten leggen zodat de marktpartijen met hun altijd weer beperkte informatie de schade voor derden wel hadden moeten beperken. Ook dat vertraagt want de winst is net wat minder snel te incasseren, en ook dat is geen nadeel maar een voordeel. Het zou – een probleem waar Hayek overigens nooit is uitgekomen en waar hij ook maar weinig aandacht aan besteedde – onder de moderne condities van grote, wereldomspannende ondernemingen eerder moeten leiden tot een ‘stakeholder’ dan tot een ‘shareholder’ opvatting van de economische organisatie. Het eerste vertraagt, het tweede versnelt en vernietigt. Er is meer overeenkomst tussen markt en democratie dan de meeste zich noemende liberalen denken. Die overeenkomst zit in de traagheid, de noodzakelijke traagheid van het nemen van beslissingen – omdat je ze niet alleen neemt en daar ook niet naar moet streven. Dat, en nog veel meer, kunnen we opmaken uit dit zakwoordenboekje. Mooi toch?
31 maart
=0=
Akkoord
Wat is een regeerakkoord? Dat is een niet afdwingbare afspraak tussen de regering, de regeringspartijen en de Stichting van de Arbeid en in het kader waarvan de SER naderhand nog mag proberen te corrigeren.
Een weekje kranten. Wilders loopt weg uit de Tweede Kamer omdat het parlement toch niets te zeggen heeft. Klopt, maar, zo Slob, dat is nu eenmaal de regel bij een nieuw regeerakkoord. Het is de klassieke reactie. Je plaatst te veel verkeersbordjes op de foute plekken. Dat was het aanvankelijke regeerakkoord. Als die bordjes niet meer werken dan zet je er nieuwe naast. Dan heb je weer een regeerakkoord. Dat akkoord is, net als het eraan voorafgaande, even sterk als de veronderstellingen waar het op gebaseerd is. Die veronderstellingen moeten uiteraard lopend worden bijgesteld en eventueel door andere vervangen. Je hebt een open economie of niet.
Wat we overhouden is een aantal mantra’s (zoals werk boven inkomen) en bezweringen (een goed financieel stelsel). Voor het eerste gelden de bekende maatregelen zoals verdere beperkingen van de WW en de nullijn. En de AOW die onder de bezielende leiding van deze regering een bureaucratisch wangedrocht gaat worden. Zouden de AOW plannen al zijn getoetst op de plannen voor een slankere overheid, een overheid met minder ambtenaren?
Voor het tweede, ja wat geldt voor het tweede? Niks eigenlijk als ik de tekst van het akkoord bekijk. Het stelsel moet goed zijn maar wat goed is, daar gaan we niet over. Welke eisen de regering en de regeringsfracties stellen aan zo’n stelsel (geen belastingparadijzen meer, bijvoorbeeld, opdoeken van private rating agentschappen inclusief een enigszins relevante autoriteit financiële markten, stabiele waarderingsgrondslagen voor activa, nadenken – zoals de Chinezen voorstellen en zoals Obama onmiddellijk afwees – over een nieuwe internationale reservemunt, loskoppelen van adviezen en beloningen enz., meer bevoegdheden voor de EU), er is geen letter over opgenomen. We wachten het wel af.
Hoewel, het stabiliteits- en groeipact moet het kader blijven want het moet allemaal wel beheersbaar en verantwoord blijven. Het staat er. We trekken er ons geen bal van aan, maar we houden het wel aan als kader. Bijzondere omstandigheden. Na 2011 zien we verder.
Als ik het allemaal goed heb begrepen gaan we door met waar we toch al mee bezig waren en doen dus alsof er niets veranderd is. Behalve dat we ouder worden en daar moeten we nu toch echt eens rekening mee leren houden.
Het tweede regeerakkoord gaat niet over de crisis. Het gaat over de angst uit de pas te lopen met landen die al eerder hun AOW leeftijd hadden aangepast. Mevrouw Jongerius denkt dat tij te kunnen keren met een verandering in de belastingsgrondslag van respectievelijk de AOW en de AWBZ. Ze vermengt twee dingen en dat kan ze beter niet doen. Een verdere fiscalisering van loongerelateerde heffingen, dat zal er wel komen want het is goed voor de concurrentiepositie. Het ervoor zorgen dat sterkere belastingschouders meer gaan betalen dan voorheen, dat zal niet lukken. Het is niet goed voor de concurrentiepositie. Ik ben heel benieuwd naar de mate van verdeeldheid van het SER advies ter zake, het advies waarvan alleen al de mogelijkheid dat het mag worden opgesteld door mevrouw Jongerius als een overwinning – weggesleept voor de poorten van de hel – is opgeëist. We hebben een naam voor dat soort overwinningen. Het advies zal verdeeld zijn maar treffen we de werkgevers en de kroonleden aan één kant van het advies, blijven de werknemerscentrales bij elkaar, of waaieren werknemers en kroonleden zo’n beetje uit over de diverse standpunten?
Het regeerakkoord is niet spannend. De SER, dat is pas spannend.
30 maart
=0=
Toekomstige
De rekening moet niet eenzijdig naar de toekomstige generaties worden doorgeschoven. Het werd nog maar eens gezegd, gisteren, op het congres van de CDA. Ik heb nooit goed begrepen wat een doorgeschoven rekening is. Er is geen adres van de toekomstige generaties, geen naam op wie de rekening gesteld kan worden, geen datum van aankomt of betaling. Kun je een schuld opbouwen bij mensen die er nog niet zijn, bij hele generaties zelfs? Volgens het CDA kan het. Volgens tal van economen ook. Makelaars in sprookjes en slechte metaforen dus, theologen van de moderne tijd voor wie gemoraliseer ook goed is. Als je hen maar gelooft en geen valse profeten.
Zouden die toekomstige generaties meer dan een metafoor zijn dan kunnen ze de rekening gewoon weigeren. Lazer op, kunnen ze zeggen, we hebben er niet om gevraagd en we gaan er niet voor betalen. Altijd weer lastig, de mensen geloven in je onzin en gaan het spelletje gewoon meespelen. De oplossing is godzijdank en bekend en eenvoudig. Na onze toekomstige generaties volgen hun toekomstige generaties. Het geloof is eeuwig. En dus het geloof in het doorschuiven.
Ze weten daar natuurlijk best dat het allemaal maar maniertjes zijn. Dat de enige rekening die je kunt doorschuiven die is die je naar je tafelgenoten kunt doorschuiven, niet naar degenen die er niet zijn. Dat je de tafelgenoten bij wie je de rekening gaat neerleggen kunt kiezen en dat je niet de oplichters kiest die je als afschrikwekkend voorbeeld voor de kudde nodig hebt maar de sufferds aanwijst die het voor zoete koek mogen aannemen. Bovendien moeten zij de tafel opruimen of anders het verwijt accepteren dat ze er een rotzooi van hebben gemaakt.
Vandaar, de voordelen gaan naar de huidige generatie bankiers en naar bouwend Nederland, naar papieren fraude en naar betonnen fraude dus. Dat is toekomstbestendig. Afspraken met hen, daar houd je je aan. Afspraken met sufferds, daar houd je je niet aan. Sufferds zat en ze zijn vervangbaar. Die afspraken breek je open. Je bevriest ze. Je ontkent ze want tot het onmogelijke is niemand gehouden. En mocht de omgeving, het milieu dus, er niet op vooruitgaan, ach dat lossen de toekomstige generaties zelf maar op. Wij zorgen er al voor dat ze de rotzooi vrij van schulden kunnen overnemen. Rentmeesterschap. Toch?
22 maart
=0=
Welke hand?
Elke keer als Frits Bolkestein iets meedeelt over economie wordt het onzin. Hij deed het twee weken geleden in Trouw, en gisteren in de Volkskrant. Het economiewereldbeeld van Bolkestein is simpel: het ergste wat ons is overkomen heet Joop den Uyl, achter Joop den Uyl staat het verderfelijke Keynesianisme en dat heeft geleid tot stagflatie, de tandem van inflatie en stagnatie. Kijk maar naar de jaren zeventig. Die jaren hebben voor eens en altijd bewezen dat de staat niet meer moet doen dan het klassieke liberalisme aanbeveelt: defensie, orde, deels het onderwijs, de gezondheidszorg en andere infrastructurele voorzieningen waar de markt minder geschikt voor is. Tot ze het wel is. En anders dreigt de chaos.
Bolkestein heeft gemakshalve altijd de ruïneuze gevolgen van het kabinet Van Agt/Wiegel (met nooit eerder en nooit later vertoonde tekorten op de begroting) genegeerd. Dat was namelijk geen Keynesianisme. Hetgeen overigens klopt maar dat bewijst dat het Keynesianisme niet de boeman is waarvoor Bolkestein het houdt. Het bewijst niet dat je de ongelukkige periode Van Agt/Wiegel moet vergeten. Overigens, dat de stagflatie ook iets te maken had met de gigantische hoeveelheden oliedollars die in de jaren zeventig de financiële markten overspoelden, met het loslaten van de inwisselbaarheid van de dollar in goud en daarmee met het feitelijk loslaten van Bretton Woods, met de enorme tekorten op de Amerikaanse begroting als gevolg van de oorlog in Vietnam, dat – kortom – de stagflatie in belangrijke mate het gevolg was van een ongereguleerde financiële economie, een naar adem happend monetair beleid in de VS en met de oorlog, het zal Bolkestein allemaal worst wezen. Toch doen de jaren zeventig ergens aan denken. Daar doet Bolkestein niet aan mee. Hij interpreteert geen gebeurtenissen, hij leest ze aan de hand van versleten mantra’s. Hij wordt ook een dagje ouder zullen we maar zeggen.
Bolkestein ageert tegen Frank Ankersmit en diens oproep de politieke consequenties te trekken uit de toch tamelijk ernstige mislukkingen van het neoliberalisme, en dan in het bijzonder het toelaten van een schaduwbankensector die zich effectief aan elk toezicht onttrok en dat ook kon omdat overheden (ministers van financiën, presidenten van centrale banken, andere toezichthouders) de bancaire vrijheden zonder verantwoordelijkheden ofwel bevorderden (de VS) ofwel gewoon op hun beloop lieten. Ankersmits conclusie is eenvoudig en ook voor de hand liggend: de staat moet het prijsgegeven terrein weer in het vizier krijgen en fatsoeneren. Helder, en het enige probleem is dat Ankersmit niet aangeeft welke staat dat zou kunnen doen, en wat dat voor staat zou zijn. Als je, zoals hij, een duidelijke voorkeur hebt voor de natiestaat dan schiet het voor Europa in elk geval niet op want de EU is noch een staat en al helemaal geen natie.
De praktische relevantie van Ankersmit, daar kun je dus best aan twijfelen. Dat heeft te maken met zijn politieke theorie waarin stilzwijgend en heel traditioneel aan de staat de rol als besturingscentrum en regisseur van de maatschappij is toebedeeld. Daar hebben we niet zo veel aan. Er is geen centrum meer, er zijn alleen nog centra en dan gaat de oude regel op: één centrum of géén centrum. Het is het laatste en Ankersmit denkt het eerste. Niettemin, dat we nu niet langer te maken hebben met de door Bolkestein aangehaalde Mandeville (die van de ‘Private vices and publick benefits’), maar met de nieuwe opgave van de ‘private vices and publick hindsight’, dat ontgaat Ankersmit (die de voorstelling van de politieke problematiek als informatieprobleem een belachelijke voorstelling vindt waarover hij in ander verband Wolfson, die daar wel wat in ziet, vermanend heeft toegesproken). Die nieuwe opgave is al moeilijk genoeg. Hindsight is ook een vorm van zicht en een belangrijke ook. Tussen de private vices en de public benefits zit de benefit of hindsight, al was het maar om niet steeds dezelfde fouten te maken. De fouten van jaren zeventig bijvoorbeeld die Bolkestein zo ontroerend hardnekkig niet wil zien omdat hij nog een appeltje met Den Uyl had te schillen.
De onzichtbare hand (in de Wealth of Nations al bijna onzichtbaar want de metafoor wordt in dat boek maar één keer gebruikt) is een hand geworden die het zicht van de overheden sterk heeft vertroebeld. Met de medewerking van diezelfde overheden overigens maar dat valt te corrigeren. Want, het is de hoogste tijd die metafoor af te schaffen en de bijgeleverde bril ook. Wij hebben geen onzichtbare hand nodig en evenmin andere parafernalia uit Bolkesteins oude doos. We hebben een vaste hand nodig en die hand is voor Nederland niet in Nederland te vinden. Wel in Europa.
21 maart
=0=
90%
De Amerikanen gaan een belasting van 90% zetten op bonussen in bedrijven die door de overheid worden gesteund. Dat is aardig. 99% was leuker geweest maar dit is ook goed. Bij ons weet De Waal niet wat hij zou doen als hij al wat had mogen doen aan de bonus die een nieuwe topman van ING krijgt. Bos is, als steeds, boos en heft de handen ten hemel. Dit kabinet heeft echt een christelijke signatuur. De oplossing moet van elders komen.
Waar het aan ligt, ik weet het niet. Deckers, de directeur van Van Lanschot, verontschuldigt zich maar daar ben ik amper van onder de indruk. Public relations gaan door, juist nu. Maar zijn voorstellen (afschaffen van fair value accounting, dus waardering op dagkoers, en het strikter scheiden van de zakenbank en de bank die publieksfuncties verricht) zijn de moeite waard, ze gaan verder dan wat Bos en Wellink tot nu toe hebben bedacht en ze zouden, in het bijzonder voor wat de Europese coördinatie betreft, meer van de EU vragen dan de slappe kost uit het advies van de commissie De Larosière (de EU commissie crisisanalyse) waar onder druk van Engeland eigenlijk alles bij het oude moet blijven: van de EU niks nieuws. Je zou denken dat het kabinet op Deckers had gereageerd met een korzelige opmerking over diens excuses en een dankbare over diens adviezen. Maar nee, het kabinet doet niks en de moraal is altijd mooi meegenomen. Iets doen? Nu even niet.
In de VS wordt besloten 1000 miljard extra in de economie te pompen. Gewoon, de geldpers aan. In Brussel besluiten de regeringsleiders dat het wel even genoeg is geweest. Dat spreekt bijna vanzelf. Elk land is bang dat andere landen van hun acties zullen profiteren dus houdt iedereen de hand op de lege knip. Daar was de EU voor, zou je denken; voorkomen dat een patstelling ontstaat tussen landen door mechanismen te ontwikkelen op supranationaal niveau. Nu het een keer nodig is ziet de EU er toch maar van af en dus doet elk land wat het doet en dat doet het zoveel mogelijk voor zichzelf. Van de EU niks nieuws. Nou, wordt gemompeld om Paul Krugman de mond te snoeren, wat die Amerikanen vergeten is dat wij een veel grotere publieke sector hebben en dat is een stabilisator op zichzelf. Of het waar is? Zouden ze het gigantische publieke beslag dat de Amerikaanse krijgsmacht op de middelen legt hebben meegerekend? Medicare en medicaid? Of zijn dat geen ‘stabilisatoren’?
Ik sta altijd weer verbaasd over dit type flauwe discussietrucs. Op federaal niveau is de publieke sector in de VS oneindig veel groter dan de publieke sector van Brussel. En de gedachte dat wat in de VS niet federaal geregeld is ook statelijk ongeregeld is – dat er geen publieke sector per staat is -, ik zou me er niet over mogen verbazen maar ik doe het toch maar.
Bos heeft binnenkort de bankiers op bezoek. Ik hoor het hem zojuist op de radio vertellen. Hij gaat een ‘dringend beroep’ op hen doen want de mensen begrijpen het niet meer. Zegt hij. Ik begrijp die bankiers beter dan dat ik Bos begrijp. Ik denk dat ‘de mensen’ de bankiers beter begrijpen dan hun minister van financiën. Als ik Bos was zou ik er rekening mee houden dat het onbegrip over hem niet alleen bij mij toeneemt.
20 maart
=0=
Vooral
In elk geval heb ik sinds vanochtend – ik lees Trouw – alle vertrouwen in het crisispakket van de overheid. Ik begrijp dat PvdA en CU nog zachtjes tegensputteren maar dat is alleen voor de bühne. Wij moeten vooral niet de indruk krijgen dat zij niet als leeuwen hebben gevochten om de zwakste schouders te ontzien. Daarom hebben ze het alvast maar aan de journalisten verteld. Opdat wij het niet vergeten. Vooral niet vergeten hoe ze hun best hebben gedaan.
Niet dat ze zich daar zorgen over hoeven maken. Wat er uit gaat komen wist iedereen vooraf ook wel te bedenken. Het zal ze niet in dank worden afgenomen. Ze zullen het nog druk krijgen want zo eenvoudig is het niet om uit te leggen dat hun plannetjes de sociale zekerheid weer een stuk onzekerder maken, het basispakket van de ziektekostenverzekering verder uitkleden en de AWBZ opnieuw fileren en toch goed voor de mensen zijn. Op de lange termijn dan en de kans dat het niet hun lange termijn is, is niet denkbeeldig. Het zijn in de ogen van sommige burgers – klagerige types met zwakke schouders – bijdragen aan de onzekerheid van de burgers, van hen dus. Ze zullen zeggen, als het ze al niet wordt ingefluisterd, dat de zekerheden voor het financiële stelsel gekocht worden met groeiende onzekerheden voor de burgers. Dat word nog lastig met de verkiezingen.
Maar toegegeven, het zijn ook plannetjes die je op de korte termijn kan uitvoeren en die op de lange termijn toch wel waren uitgevoerd. Daar ging het om, om een korte termijn die ook op lange termijn relevant is, om een lange termijn die logisch in het verlengde ligt van de korte. Nou dan! Met deze plannen gaan we gestaag verder op het pad dat we al heel lang bewandelen. Op weg naar een gezondheidszorg waarin we segmentering geen segmentering noemen maar keuzevrijheid onder voorwaarden. Waarin de mondige burger leert voorkruipen, en de onmondige gekapitteld en vervolgens gekort gaat worden voor onaardige bejegening van de professionals die er toch ook niets aan kunnen doen. Voordringen is een vak, dames en heren, en als ergens de voordelen blijken van een goede opleiding dan wel hier. En nu we toch bezig zijn, we gaan ook op weg naar een sociale zekerheid die we in de niet al te verre toekomst sociale verantwoordelijkheid gaan noemen. Dit is het motto: vraag niet wat de sociale zekerheid voor u kan doen maar wat u voor de sociale zekerheid kunt doen.
19 maart
=0=
Wedstrijd
De vraag wie gaat winnen, het kabinet of de crisis, is spannend. De crisis woekert opgewekt verder, het kabinet treuzelt. Het kabinet maakt vorderingen, horen we. Het kabinet werkt aan het kabinet en heeft daarom geen tijd voor de crisis. De crisis is slechts de aanleiding voor een midterm review. Af en toe komt wat naar buiten, voornamelijk van Donner en die is zo resoluut in pappen en nathouden dat hij af en toe wat hoekig wil overkomen om ons te doen geloven dat hij heus geen watje is. Werktijdverkorting, deeltijdww, en moeten we misschien wat langer doorwerken? Er is geen werk, Piet Hein bevestigt het per maatregel, we weten niet hoe we het zouden maken maar daar maken we dan ook werk van. Maar let wel, we houden u scherp want als het een beetje meezit bent u morgen weer nodig en meer nodig dan ooit en langer bovendien. Er moet geschoold, met name bij jongeren en ouderen en in het bijzonder bij laag opgeleide jongeren en ouderen. Maar waarvoor geschoold moet worden, de minister heeft geen idee, de werkgevers houden de kaarten liever bedekt en de werknemers wordt niets gevraagd. Zo houden we het overzichtelijk. Zo blijft, ook langs die weg, alles bij het oude.
Crisis of kabinet. De crisis wint, en de kabinet heeft de tijd hard nodig om ons aan de gedachte te laten wennen dat het wel eens pijn zou kunnen doen. Daar hebben we de openbaarheid voor, en de sociale partners natuurlijk en de fractievoorzitters van de regeringspartijen, al moeten die een beetje oppassen. Die stralen zozeer uit dat ze het ook niet weten en dat het kabinet hen liever is dan een idee dat het een beetje begint op te vallen. Vroeger, als ik het wel heb, had je ook nog partijcongressen maar ook die maken zichzelf overbodig tegenwoordig. Crisis, en dan moet je je mensen niet voor de voeten lopen. Ze zouden maar eens op ideeën gebracht kunnen worden, en die hebben ze zelf wel. Of, als ze ze niet hebben dan komen ze wel. Het is een ragfijn spel en nu maar hopen dat er niet teveel tegenwind komt.
Nee, de crisis wint, het kabinet blijft en toch is het kabinet niet de verliezer van de wedstrijd. De verliezer is het parlement of, plechtstatiger, de parlementaire democratie. Bos spendeerde en garandeerde miljarden en het parlement vond het goed dat het daar alleen achteraf iets van hoorde. Nu weten de fracties van de regeringspartijen meer dan de overige fracties en is het parlement voor de tweede keer een overbodige versiering geworden. We zijn bezig met de tweede honderd dagen van het kabinet, alleen luistert het nu voornamelijk naar zichzelf. Mevrouw Verbeet had groot gelijk hiertegen te protesteren. Niet dat helpt en niet dat het tot iets leidt. Het parlement, de buitenspelfracties in de eerste plaats, kunnen natuurlijk ook de eer aan zichzelf houden. Niet meer komen tot de regering excuses aanbiedt, de regeringsfracties evenzeer en pas dan de orde van de dag.
Welke orde ook weer?
18 maart
=0=
Dringen
Nu weer een bericht over wajongers die het in de nabije toekomst niet meer bij de sociale werkvoorziening hoeven te zoeken. Er zijn wachtlijsten bij die voorziening want er is wel instroom maar weinig uitstroom. Dus ook geen doorstroom en op die verwachting is de werkvoorziening gebaseerd. In goede tijden al een optimistische verwachting, in slechte tijden een hopeloze. Voor de reguliere werkgever neemt de keuzevrijheid eventjes toe. Dat is voor de wajonger zelden goed nieuws. Dat weten we natuurlijk al lang, vanaf het begin als het ware en we hadden er ons op kunnen voorbereiden. Geen overheidsopdrachten bijvoorbeeld als je als werkgever niet bereid bent mee te werken en je bedrijf open te stellen voor mensen uit de werkvoorziening. Het is allemaal zo moeilijk niet maar de ervaring heeft zo langzamerhand geleerd dat in ons land de vrijheid van de werkgever zwaarder telt dan de kansen van de werkzoekende. Zeker in slechte tijden. Zeker nu.
Er schijnt een rapport in de maak te zijn waarin de ‘relatie’ tussen Wajong en sociale werkvoorziening onder de loep wordt genomen. Dat zal een spannend rapport worden. Laten we aannemen dat de minister om een onderzoek heeft gevraagd omdat het aantal wajongers is gestegen en de sociale werkvoorziening niet, althans niet in gelijke mate. Laten we tevens vaststellen dat wajongers meer en meer richting arbeidsparticipatie zijn gestuurd, achtervolgd door het gegalm over de vreugde van het meedoen en het geweeklaag over de schande die wij hen en onszelf aandoen als we mensen buitensluiten. Laten we aannemen dat het onderwijs z’n werk heeft gedaan en inderdaad mensen aflevert die willen werken, die dat ook kunnen en die daarom een werkplek nodig hebben. Laten we aannemen dat die plekken er behalve bij de sociale werkvoorziening niet zijn, omdat we ook aannemen dat de werkgevers inschatten dat er behalve goede wil ook steeds meer aanpassingen in de bedrijfsvoering nodig zijn om de groeiende stroom wajongers – de besten zijn er natuurlijk al lang uitgepikt – een plek te geven en omdat we daarnaast aannemen dat uitgerekend daar niet de eerste zorg van de werkgevers ligt. Laten we aannemen dat de selectie-eisen van de werkgever niet dalen maar stijgen. Laten we concluderen dat als resultaat de sociale werkvoorziening er niet in slaagt z’n doelstellingen – uitstroom naar regulier werk – te halen en daar zelfs steeds minder toe in staat is. Laten we concluderen dat als gevolg daarvan de inkomsten van de sociale werkvoorziening – die mede afhangen van de uitstroom, inclusief korter of langer durende detacheringen – niet stijgen maar dalen. Laten we ten slotte veronderstellen dat de minister heel goed op de hoogte is van al deze volstrekt voorspelbare en al te evidente kwesties, en dat de minister het ene beetje gênant vindt om daar zomaar en plompverloren mee naar buiten te komen. Zeg nou zelf, dan zou toch iedereen een onderzoek vragen naar de relatie tussen Wajong en sociale werkvoorziening, zodat het lijkt alsof we het nog niet wisten?
Het is dringen in Den Haag. Wajongers zijn niet goed in dringen.
17 maart
=0=
Toekomstonbestendig
Vroeger was waarde iets wat er was, nu is het iets dat nog moet komen. Dat is, als ik Ybo Buruma, goed heb begrepen de oorzaak van de huidige crisis. ‘De hele samenleving leeft op de in de toekomst verwachte waarde’ (Trouw, de Verdieping, 14 maart 2009, p. 26-27). Buruma vindt dat een slechte ontwikkeling en pleit ervoor dat we pas een hypotheek kunnen krijgen als we het ook kunnen betalen – in plaats van erop te gokken dat de toekomstige waardestijging van ons huis onze eventuele financiële problemen wel zal oplossen.
Het lijkt logisch, een hypotheek alleen als je inkomen het toestaat. Maar ja, welk inkomen staat het toe? Lang niet iedereen die nu een hypotheek heeft zou er eentje moeten hebben, hier niet en zeker in de VS niet. Het zou logisch zijn dat als je een hypotheek wilt (of, wat ruimer, een creditcard) je verplicht een inkomensverzekering zou moeten afsluiten. Kan ook best en eerlijk gezegd is het verbazend dat zo’n verzekering er nog niet is. Aan de andere kant, terug naar de situatie van vroeger, kan dat nog? Buruma suggereert het; met de terugkeer van een beetje ‘gevoel voor verantwoordelijkheid’ van makelaars, hypotheekadviseurs, bankiers en verzekeringsagenten moet het kunnen lukken.
Ik vraag het me af maar wat in elk geval wel moet kunnen lukken is iets meer rust scheppen want sinds enkele jaren worden de bewegingen op de beurzen versterkt door nieuwe voorschriften over hoe je moet waarderen. Neem de pensioenfondsen en de verplichtingen waaraan die moeten voldoen om ook in de toekomst te kunnen uitbetalen wat ze moeten uitbetalen. Centraal in die verplichtingen is de dekkingsgraad, de verhouding tussen de contante waarde van beleggingen en van de verplichtingen. Tot voor kort werd bij de dekkingsgraad uitgegaan van een vaste rente, een rekenrente van 4 procent. Die praktijk is opgegeven; de fondsen zijn verplicht de actuele rente en de actuele beurskoersen te volgen bij de waardering van hun activa. Gaan beide omlaag, zoals nu, dan keldert de waarde van de pensioenfondsen. En, zo betoogt Ad Kolnaar in hetzelfde katern van Trouw, die waardering zegt niets meer over de lange termijnpositie van de fondsen. De ene keer staat de zaak er veel te rooskleurig voor, de andere keer veel te somber. Toekomstonbestendig. Het is verbazend dat Wellink en Bos niet de kop gek wordt gezeurd om die, onder druk van de Amerikanen ingevoerde en door de EU nagevolgde, waarderingsgrondslagen weer ongedaan te maken. Nog verbazender is het dat de heren daar zelf niet mee op de proppen zijn gekomen. Interessant is ook of de pensioenfondsen met hun beleggingen in aandelen, aandelenpakketten en hedgefondsen ooit overwogen hebben dat ze daarmee, mede in het licht van de nieuwe waarderingsgrondslagen, hun schokbestendigheid aan de wilgen hebben gehangen. Had het niet meer voor de hand gelegen om het accent te verleggen naar obligaties en staatsschuld? Hebben ze dat gedaan? Een beetje gedaan? Helemaal niet gedaan? Juist het omgekeerde gedaan? Hoe dan ook, ik zou erg benieuwd zijn naar de dekkingsgraad van de pensioenfondsen, berekend volgens de oude methode. Ik vermoed dat we ons er plotseling veel minder zorgen over zouden maken.
Ook een gevoel voor verantwoordelijkheid, maar het stilzwijgen van politici en toezichthouders over dit punt stemt niet gerust. En dan hebben we het lastigste nog niet eens gehad. Immers, ‘sinds 1995 leven we in een risicosamenleving’ en als gevolg daarvan is iedereen schuldig en niemand verantwoordelijk. We hebben allemaal op de toekomst gegokt. Deden we dat? Ja, mijn pensioenfonds, mijn bank en daarom ik ook? Ja, zegt Buruma en daarom heeft het ook geen zin om schuldigen aan te wijzen. Eerst moet de verantwoordelijkheid weer terugkomen. Hoe? Het beste dat Buruma in de aanbieding heeft is dat de adviseur (de makelaar, de verzekeringsagent, de hypotheekverstrekker) zich weer als expert gaat opstellen, als iemand die weet dat het gokken op de toekomst een spel is met onvermijdelijke nieten en die daarom ook wel eens nee durft te zeggen. Tja, zeg ik dan op mijn beurt. Was het niet ook zo dat de adviseur zich laat informeren door de expert, door de deskundige die weet dat geld een claim op de toekomst is en dat je dus moet zorgen dat ook jij een claim hebt? Is het dan niet veel eenvoudiger om te eisen dat de adviseur alleen belang heeft bij de kwaliteit van het advies – en niet bij de transactie die daar al dan niet uit voortvloeit – en dat de expert leert rekenen met de dingen die je niet kunt berekenen maar waar je wel op moet rekenen?
In geouwehoer kun je niet wonen en in geld ook niet. Je kunt in huizen wonen en als het probleem is dat we bij de overweging om een huis te kopen te veel worden lastiggevallen met het geouwehoer van adviseurs en experts, wat let ons nieuwe spelregels in te stellen voor die types? Waarom zorgen we er niet voor dat adviseurs en experts alleen verantwoordelijk mogen zijn voor hun advies en expertise en niet voor de transactie waar wij belang bij hebben en zij – op straffe van een aanklacht wegens onverantwoordelijk gedrag – niet meer?
De toekomst is onbestendig maar zo onbestendig als nu, nee dat hoeft niet. Dat de hypotheek niets waard is als het huis niets waard is, daar kunnen we mee leven. Maar dat het huis niets waard is omdat de hypotheek niets waard is, dat is van de gekke. Er is een wereld te winnen voor politici die hun werk, het verbinden van vandaag met morgen, serieus nemen.
16 maart
=0=
Bedisselen
Eerst stelde Paul de Beer voor om de VUT weer in te voeren. Nu mag van hem de ATV terugkomen van net weggeweest. Selectief, opdat de werkloosheidsfondsen er de voordelen van hebben en de betrokken werknemers, ach die moeten er maar aan wennen. Mochten ze er inderdaad aan wennen en de vrije tijd gaan waarderen dan moeten ze er rekening mee houden dat het tijdelijk is – want als de markt krapper wordt moeten ze hun ATV natuurlijk gewoon inleveren. Wennen ze ook wel weer aan.
Het regent aanbevelingen. De moeilijkheid is dat hoge werkloosheid nu zomaar en sneller dan we weten kan worden opgevolgd door een tekort aan arbeidskrachten. Je zou over de aard van die tekorten kunnen nadenken en je beleid afstemmen op waar je vindt dat de tekorten het eerst moeten worden weggewerkt, cq het minst aanvaardbaar zijn. Merkwaardig genoeg zijn dat dezelfde tekorten die we nu ook al kennen, in zorg en onderwijs bijvoorbeeld. Dat te voorspellen is zo moeilijk niet en de aanbeveling om het gehele werkgelegenheidsbeleid af te stemmen op de voorspelbare, grote vraag uit juist die sectoren ligt bijgevolg voor de hand. Zou je denken. Als er ooit een tijd was om prioriteit te geven aan sectoren die én in hoge mate van publiek geld afhankelijk zijn, én een enorme bijdrage leveren aan (prachtige positieve externaliteiten opleveren voor) het welzijn, én werkgelegenheidstrekkers zijn, dan nu. En het werkt door naar, pak ’m beet, de ICT en de vele tientallen toepassingsmogelijkheden daarvan op het gebied van instructie, voorlichting en advisering, uitbreiding van het bereik van onderwijs en zorg, de zelfstandigheid van mensen. Kan niet op, en nog een richtpunt ook want de genoemde sectoren zijn groot genoeg.
Die aanbeveling vinden we niet. Werknemers kun je van hot naar her sturen maar werkgelegenheid niet. Dat laten we over aan de markt. We bedisselen de arbeidsparticipatie – vraag het De Beer en we draaien aan de knoppen – en laten de werkgelegenheid aan de werkgevers en wel zo dat als de markt beslist dat we meer ingenieurs nodig hebben voor de productie van weer een nieuwe serie ijsjes dat voorrang krijgt op de publieke vraag uit het onderwijs die dezelfde ingenieurs goed kan gebruiken in het stimuleren van, bijvoorbeeld, het exacte onderwijs.
Wat voorspelbaar is slaan we over. Wat onvoorspelbaar is – worden het ijsjes of toch een sportdrankje? – blijft leidend. Realisme, want ook als de markt het nog niet weet, weet de markt het beter. En daarom bedisselen de geleerden voor u of u ATV moet opnemen en weer moet inleveren. Het went wel.
15 maart
=0=
All in
Dat Albert Heijn zo’n vijftigduizend werknemers heeft die niet meer dan 12 uur per week werken wist ik niet. De betrokken werknemers krijgen sinds kort hun winstdeling en vakantiegeld niet meer apart uitbetaald. Ze krijgen een ‘all-in’ uurloon. AH heeft dat zonder enig overleg met de werknemers en de bonden ingevoerd. De bonden zijn boos, dagen AH voor de rechter en worden daar in het ongelijk gesteld. Gisteren. Wat AH doet is niet tegen de wet (daarin staat niet meer dan dat de werkgever vakantiegeld verschuldigd is maar niet hoe dat moet worden uitbetaald) en evenmin tegen de CAO. De rechter zal de inhoud bedoelen want ik kan me niet zo goed inleven in een CAO waarin het één der partijen is toegestaan eenzijdig de spelregels van de arbeidsvoorwaarden te wijzigen. En de betalingswijze, die hoort wel degelijk bij de arbeidsvoorwaarden. Het CNV overweegt in beroep te gaan.
Een gewoon mens zou natuurlijk denken dat je vakantiegeld krijgt voor je vakantie. Wat je er verder mee doet is jouw zaak. Je kunt ermee op reis gaan of er de scooter mee afbetalen, de reden waarom je bij AH was gaan werken als vakkenvuller. Jouw zaak. Mijn ouders gebruikten het vakantiegeld om achtereenvolgens een wasmachine, een droger en een fornuis te financieren. Bijzondere uitgaven die ze uit de reguliere inkomstenstroom niet konden betalen. Vakantie? Ach nee, maar wel geld waardoor je iets anders deed dan je anders deed. Een vakantieaanschaf, daar kwam het op neer. Laten we het een vakantiegevoel zonder vakantie noemen. We – mijn broers en ik ook – voelden ons best rijk, alsof we met elk nieuw apparaat iets meer meetelden in een wereld waar het bezit van duurzame consumptiegoederen steeds gewoner en dus steeds meer de norm werd.
Dat wordt nu ‘all-in’ door AH afgeschaft. Het lijkt me een onhandige zet van de grootgrutter. Het gaat ervoor zorgen dat in de toekomst alles nog explicieter geregeld moet worden in de CAO, en we weten dat meer regels stof zijn voor meer conflictmogelijkheden, en minder vanzelfsprekendheden. Moeten zij weten. Maar wat is er tegen als de bonden het nu eens niet lieten afhangen van de rechter of van de wet en gewoon bij de eerstkomende CAO-onderhandelingen de oude praktijk weer helemaal opeisen? Daar een hard punt van maken, inclusief een claim ter compensatie van het ongemak in de tussentijd? Waarom, toch, de rechter inschakelen voor iets wat je zelf zou moeten kunnen en ook kunt?
14 maart
=0=
Bonus
Lodewijk de Waal kan het niet over z’n hart verkrijgen om, zelfs als hij zou kunnen maar hij mag het nog even niet, de bonussen bij ING te verbieden. Ze zijn namelijk in de CAO afgesproken en CAO’s moet je niet openbreken. Dat is een goed principe. De vraag is dan: wat staat er in de CAO?
De CAO voor ING is per 1 juli vorig jaar, net op tijd als het ware, afgesloten en loopt door tot medio 2010. De CAO gebruikt het woord bonus niet maar wel het woord ‘variabele beloning’, opgevat als ‘prestatiebeloning’. De invoering van variabele beloning zal beperkt blijven tot commerciële, commerciegerelateerde, management- en sleutelfuncties: dat lezen we in artikel 2.6.a.1.a van de CAO. De prestatiebeloning is op een onnavolgbare wijze gekoppeld aan ‘performance management’. Het management voert het performance management uit en beslist eveneens over de prestatiebeloning. Om het overzichtelijk te houden krijgen hogere schalen hogere percentages. Dat spreekt. Het management beslist over zichzelf en zit in de hogere schalen.
De moeilijkheid – hoe doe je het? – is tegelijk het gemak, want wij doen het. Wij, dat vinden we in de rol en de positie van het management. Het management moet niet alleen over hoogte en toekenning en over zichzelf beslissen maar ook over de omstandigheid of de omstandigheden niet zodanig zijn dat van prestatiebeloning even geen sprake kan zijn. Dat lezen we in artikel 2.6.b.1.d. want daar staat: De met de medewerker overeengekomen en vastgelegde targets worden gedurende het tijdvak in principe niet gewijzigd, tenzij sprake is van bijzondere interne of externe omstandigheden, die aanpassing van een deel van de overeengekomen targets rechtvaardigen.
Ik neem maar aan dat als het management toekent, targets bepaalt enzovoorts het management ook bepaalt of er van bijzondere interne of externe omstandigheden sprake is. Maar misschien dat het management in die bepaling niet helemaal autonoom is? Dat het management een beetje kan worden ‘aangestuurd’ door de Raad van Bestuur en, wie weet, de Raad van Commissarissen?
Heeft Lodewijk de CAO wel goed gelezen? En dat zinnetje over die omstandigheden? De CAO hoeft helemaal niet te worden opengebroken. Ze moet alleen juist worden uitgelegd. Me dunkt, dat zouden we aan Lodewijk moeten kunnen toevertrouwen.
13 maart
=0=
Herbestudering
Weer een onzekerheid minder. Ed Sinke heeft niet ongevraagd en op eigen gezag in het beursje van mevrouw Verdonk gezeten. Rita had hem onterecht beschuldigd. Rita en Ed hadden elkaar, op uitnodiging van Rita die wel eens af wou van deze ‘slepende zaak’, gesproken en dat, plus ‘herbestudering’ van de rapporten, had mevrouw Verdonk laten inzien dat ze zich had vergist. Toch groots, echt Rita, om dat rechtdoorzee toe te geven. TOR, trots op Rita, dat zijn we.
Afgelopen januari durfde mevrouw Verdonk al niet meer naar de rechter en dus moest de door haarzelf begonnen zaak worden opgeschort. Nu heeft ze Sinke gesproken, niet over de zaak uiteraard maar over de nasleep. Als zij, Rita, nou eens toegaf dat er niks klopte van haar beschuldigingen (‘herbestudering’), wou Ed dan zo lief zijn haar geen proces wegens smaad aan te doen en ook geen schadevergoeding te eisen voor de door hem geleden reputatieschade? Zo, en niet anders, is het gegaan in dat gesprek. En Ed gaat akkoord want ED is de beroerdste niet. Zou het nog een beetje hartelijk geweest zijn? Volgens mij was Verdonk nooit de pacifist maar had ze alleen per ongeluk even aangebeld bij de pacifisten. Ed, dat is de echte pacifist.
Ayaan moest destijds worden gestraft, vond Rita, omdat ze gejokt had. Ayaan was toen Kamerlid, net als Rita nu. Rita heeft aan één stuk door gelogen. Het begon al toen ze minister was en het wordt nu gênant. TON zal voortaan door het leven moeten gaan als Trots Op Niks.
Mevrouw Verdonk moet zich (1) weer aansluiten bij de VVD en de VVD-fractie moet vervolgens (2) haar lidmaatschap van de Kamer beëindigen zodat de VVD die zetel door iemand anders kan laten bezetten. Elke andere stap is leugenachtig.
Ik zie Rita haar bestaan in de Kamer nog wel even rekken.
12 maart
=0=
Bedelstaf
Als je meer uitgeeft dan je ontvangt kom je vroeger of later in de problemen. Deze eenvoudige regel moeten we tegenwoordig anders lezen, met dank aan de kredietcrisis. De nieuwe regel is dat zij die vroeger in de problemen zouden geraken en niet later nog vroeger in de problemen komen want de rem gaat er sneller op. En zij die pas later in de problemen zouden komen en niet vroeger komen nog later in de problemen want zij weten op een gegeven moment niet eens meer wat een rem is.
Het voetbal dus. De beste competities zijn de competities – Engeland, Spanje – waar de schuldenlast van de clubs in de miljarden loopt. Jaar in, jaar uit tekorten die met nieuwe leningen en de hoop op tv rechten, shirtreclame, sponsors en al meergerekende inkomsten uit de Champions League moeten worden gefinancierd. En uit de kaartjes, maar als we lezen dat zelfs het prachtige Barcelona dit seizoen elke wedstrijd 7400 supporters moet missen omdat die het niet meer kunnen betalen dan tellen we de recette ook maar, goed of kwaad. Als het goed gaat, gaat het dan ook heel goed want alles werkt mee en als het slecht gaat, gaat het gelijk heel slecht want alles werkt tegen. Dat bedoel ik. Die economie van de overdrijving, die is modern en los van alle krediettoestanden hebben we inmiddels ook tal van boekhoudregels die ons voorschrijven met de markt mee te waarderen. Jan Luiten van Zanden schreef er afgelopen vrijdag nog een mooi stukje over in NRC Handelsblad. Daarin kunnen we lezen dat het niet alleen voetbalclubs zijn die overdrijven maar dat we op grond van Europese en internationale afspraken allemaal – bijvoorbeeld als lid van een pensioenfonds – gedwongen zijn ‘procyclisch’ te waarderen. Lees: het mooier te maken dan het is als het mooi is en het lelijker te maken dan het is als het lelijk is. En wij maar mieren over slechte activa van de banken. Een CDA kamerlid heeft al voorgesteld om de regels van de IFRS (het buitengewoon omvangrijke afsprakenstelsel voor financiële boekhoudregels) voor die slechte bankactiva eventjes niet te hanteren. Luiten van Zanden suggereert iets veel eenvoudigers voor hetzelfde: nationaliseren van die banken. In het Europarlement is recent voorgesteld die afspraken even niet te laten gelden voor het MKB. Niet voor slechte activa, niet voor het kleinere bedrijfsleven, waarom weer zo half? Waarom Europese regels verplicht stellen omdat de Amerikanen dat eisen? Waarom niet eenvoudig procyclische waarderingsgrondslagen, het hele zaakje dus, gewoon verbieden?
Het voetbal als microkosmos. Wie had dat kunnen denken. Wij allemaal natuurlijk als we goed hadden opgelet. In de Volkskrant van 9 maart vind ik een artikel, getiteld ‘Kommer en kwel in het Spaanse voetbal’. Gekocht wordt weinig – alleen Real Madrid heeft wat gedaan. Bouwprojecten blijven liggen. Sponsors trekken zich terug. Bij Valencia weten ze niet hoe ze de salarissen moeten betalen. Het blijft niet beperkt tot de hoogste divisie. Overal waar het voetbal betaald is kun je alleen meedoen als je naar boven kijkt en dus bereid bent te ‘investeren’, te lenen met als onderpand de toekomstige prestaties die misschien van een enkele club ook, achteraf, verwacht hadden mogen worden maar van de meeste niet. En op achteraf kunnen we in de huidige benarde tijden niet meer wachten. Geleend wordt niet meer omdat niet meer wordt uitgeleend.
Een voorzitter betaalt de spelers met een valse cheque. Vervolgens biedt hij aan om een ‘geblindeerde wagen’ aan een escortclub te verkopen en de spelers met de opbrengsten daarvan te betalen. De club is inmiddels teruggezet omdat de spelers meenden toch ergens een grens te moeten trekken. Een heel elftal laat zich naakt afbeelden in een blad want er moet toch gegeten worden. En gewoond want het schijnt al voor te komen dat de politie voetballers die niets verdienen en dus ook de huur niet kunnen betalen hun huizen uitzet. De spelers van Ciempozuelos zitten ook aan de grond. Het is vanuit hun stadje gelukkig niet ver naar Madrid en daar gaan ze dan ook naar toe.
Nee, niet om te demonstreren. Ook niet om te voetballen. Om te bedelen.
11 maart
=0=
Post
De vakbonden hebben met TNT een CAO afgesloten met een forse loondaling als opmerkelijk ‘onderhandelingsresultaat’. De postmarkt gaat open, mede als gevolg van het vriendelijke beleid van die staatssecretaris die wil dat wij onze vakantie in eigen land doorbrengen, en dus moet de beloning van de bezorgers naar beneden. Wordt de post daardoor goedkoper? Die verwachting moeten we niet koesteren. Er wordt minder post aangeboden en dus mogen we al blij zijn als het niet duurder wordt. Het beste is niks te verwachten en gewoon af te wachten. De wet van de privatisering.
Twee jaar geleden begon Peter Bakker (dezelfde) er al over. De CAO moest soberder. De concurrenten werkten met mensen die het bezorgen van post er zo’n beetje naast deden, naast een uitkering, naast een studie. Een soort krantenwijk en daar zijn de lonen niet hoog. Dat wilde TNT ook. Ze hebben het nu, met de instemming van de bonden, die een overeenkomst ondertekenen waarin werk dat er niet is (de hoeveelheid post neemt af) niet leidt tot minder banen. En slechter betaald en minder te doen en toch een volledige baan. De formule van de toekomst. Ik lees het in Trouw vanochtend.
Hoe gek kan het worden? Een CAO in een bedrijf waarvan de hoogste baas oproept tot nog meer arbeidsparticipatie en vooral veel scholing, scholing, scholing en die het op een akkoordje gooit zodat arbeidsparticipatie wordt teruggebracht tot een baantje zonder werk en er ook niet geschoold hoeft te worden. Voor werk dat er niet is hoef je niet te scholen. De oplossing voor de kennsieconomie. Een CAO, ondertekend door bonden die zich bij voorbaat hebben neergelegd bij de leeftijdsdiscriminatie van werkgevers en daarom een forse loonsverlaging slikken: „Als we niets doen, moeten er duizenden mensen uit. Daarvan is de helft dan vijftig jaar of ouder, een groep met bijna nul procent kans op een nieuwe baan”.
Het was precies wat Bakker twee jaren geleden vertelde. Nu is het het verhaal van de bonden geworden.
Ooit was een CAO een middel om een vloer onder de lonen aan te leggen. Nu is het een middel om de vloer eronder uit te halen. Nu is het een middel geworden om nog even te ontsnappen aan de sociale zekerheid.
In dit land, met deze bonden en met deze werkgevers zal nooit een kenniseconomie ontstaan.
10 maart
=0=
Natiestaat
Gistermiddag bezochten Elly en ik de Rode Hoed, voor een bijeenkomst over ‘De crisis en de moraal’. Sprekers waren Frank Ankersmit (zijn artikel over ‘Neoliberale Sufferds’ in Trouw was min of meer de kapstok), Paul Schnabel en Jeroen Smit. Op mijn vraag aan Ankersmit waar toch de EU was gebleven in zijn pleidooi voor een sterkere staat kreeg ik geen antwoord. Ik kreeg wel een klein, gepassioneerd, betoog over de geschiedenis en de hoogtepunten van de natiestaat als enige politieke constructie waar de mensen zich mee konden identificeren. Daar moet de versterking van de staat dus kennelijk in gevonden worden. Wat dat voor Europa betekent en voor Nederland in Europa – daar ging de vraag over – bleef ongezegd.
Ankersmit kreeg applaus uit de zaal voor zijn antwoord. Of dat door het verhaal kwam of door de toon weet ik niet maar het was wel opvallend. Ik vraag me in zo’n geval altijd af of dat applaus ook was gekomen als Ankersmit zich de moeite had getroost uit te leggen wat hij onder die ‘natie’ verstaat in de natiestaat. Dus: wat is een natie, en vervolgens: wat is een natiestaat (historisch gaat de behoefte aan een natiestaat vooraf aan de natie, maar voor het gemak mag de natie eerst). Natie is zo’n begrip waarvan we weten dat het in de categorie van ‘essentially contested’ begrippen hoort. Je kunt bij natie denken aan een gemeenschappelijke geboortegrond, aan een geheel van gemeenschappelijk woongebied + gemeenschappelijke geboortegrond, aan een gemeenschappelijke taal, een gemeenschappelijke taal + cultuur, aan een geschiedenis van verzet tegen overheersing en nog wel meer. En alles – want dat is de enige constante in het verhaal – in de context van staatsvorming, in het bijzonder de loyaliteit waar de staat staat op meent te mogen maken en die, als we het al niet wisten, moet worden aangeleerd. Integratie, bij wijze van spreken.
Wat verstond Ankersmit er onder, gistermiddag? En de zaal die het wel mooi vond? Toch weer een lange neus naar de Belgen? Een pleidooi voor een hersteld Joegoslavië of juist niet en weer wel voor Zwitserland?
Ik hou het er maar op dat de moraal van de middag in de toon van het antwoord zat, niet in de inhoud. Maar zeker weten, nee, dat is wat anders. Zulke bijeenkomsten duren altijd te kort.
9 maart
=0=
De afwezige EU
Dat Frank Ankersmit een hekel heeft aan een bedrijfsmatige overheid is geen nieuws. In de door hem en Klinkers geredigeerde bundel De tien plagen van de staat (Amsterdam; Van Gennep 2008) pakt Ankersmit behoorlijk uit over de ‘transactiestaat’. De transactiestaat is een term die Wolfson (D. Wolfson, Transactie als bestuurlijke vernieuwing. Amsterdam; Amsterdam University Press 2005) een paar jaar geleden introduceerde om aan te geven dat de staat z’n onderdanen niet meer aan een touwtje heeft, dat de staat in een snel internationaliserende en zelfs globaliserende economie nogal eens te laat komt en een gebrek aan bereik heeft, dat de staat z’n macht zelfs binnen z’n eigen grenzen moet delen, dat de staat z’n monetaire beleid heeft overgedragen, en nog zo wat. De staat geeft niet alleen opdrachten en vaardigt orders uit, de staat moet ook meer en meer gewoon onderhandelen. Zulk onderhandelend bestuur, je kunt het een transactiestaat noemen, je kunt wijzen op de nood aan een prettige gouvernante in het huis van het gouvernement, ach je kunt van alles. Want je moet wat. Zoals het ooit ging gaat het nu niet. De overheid is de overheid niet meer, de staat is op zoek naar zichzelf. Een transactiestaat dan maar, op voorwaarde dat je het wat van de publieke zaak helemaal aan het publiek voorbehoudt maar het hoe gewoon bekijkt op wat het meest efficiënt is en dat je het hoe en het wat netjes uit elkaar weet te houden?
Je moet helemaal niks, roept Ankersmit uit en boos ook. Sinds zijn bijdrage aan de eerder genoemde bundel is ‘transactiestaat’ een met pek en veren besmeurde term. Leeft Wolfson nog? Durft hij de neus nog buiten de deur te steken? De openbaarheid onder ogen te komen? De toorn van Ankersmit trotseren? En in hemelsnaam, waar gaat het om?
Het probleem van Ankersmit is eenvoudig te schetsen. De burger is de opdrachtgever van de overheid, daar is de democratie voor. De burger kan de regeerders wegsturen, de burger kan opteren voor het ene beleid of het andere. Aan de andere kant is de burger afhankelijk van de overheid. Daar is de uitvoering voor. Daar is de burger klant, en klein. De transactiestaat gaat over de uitvoering, niet over de democratie. De zorg van Ankersmit is dat de uitvoering de democratie terzijde schuift. Hoe dat gaat, de inhoud van de publicatie van Wolfson, kan hem niet schelen. Het gaat hem om de uitgangspunten. Bij Ankersmit staat corporatisme op hetzelfde vlak als de sociale zekerheid, in beide gevallen geeft de overheid het primaat van de politiek uit handen en stopt het in de uitvoering.
De vraag is, hoe moet het dan wel met de uitvoering? In de jaren negentig zagen we dat, met opnieuw het corporatisme en de sociale zekerheid als voorbeelden, de overheid de regie terughaalde. Een beetje bruusk want waar het traditionele gevaar van een collectieve regeling die de publieke regeling onderuit haalt (de WAO als kroongetuige) werd bezworen, zien we nu een nieuw ‘speelveld’ waarin de collectieve regeling door de publieke is genaast. Het moderne uitvoeringsprobleem is daar mede het product van: de overheid heeft het monopolie op de regel, de private sector krijgt de uitvoering en de collectieven van werkgevers en werknemers hebben het nakijken. Publiek-private samenwerking door uitschakeling van de collectieve invloeden.
Ankersmit ziet wel het eerste, niet het tweede, niet de uitgerangeerde werkgevers en werknemers. Hij ziet wel de ‘ketens’, maar niet het curieuze verschijnsel dat werkgevers en werknemers buiten en los van de keten zijn geplaatst. Zij moeten aanschuiven bij een transactie die niet door hen maar voor hen is bedacht en dus is de eerste vraag of de regel dat het publiek en alleen het publiek de regel vaststelt, of die regel wel tot stand is gekomen met instemming van hetzelfde publiek. Dat is een diffuse kwestie, omdat alleen al het aantal ‘structuurwijzigingen’ in arbeidsvoorziening en sociale zekerheid zo groot is geweest (en zo ingrijpend nu eens de ene dan weer de andere kant op is gezwaaid), dat wie nu waar nog greep op heeft en waar regel en uitvoering in elkaar over gaan niet erg helder is. Met de recente invoeging van het CWI in het UWV is de publieke naasting compleet zou je kunnen zeggen, maar dat laat onverlet dat de uitvoering er niet beter, noch ‘transparanter’ op geworden is. Ik ben het graag met Ankersmit eens dat de uitvoering de regel en dus de greep van het publiek kan schaden maar zijn oplossing bestaat uit de ontkenning van het probleem van de uitvoering. Dat schiet ook niet op.
In zijn artikel Neoliberale Sufferds in Trouw (Bijlage letter&geest, 28 februari 2009: 70-71) bakt Ankersmit ze nog bruiner. Het is opnieuw een verdediging van de (representatieve of ‘electief aristocratische’) democratie. Dat wordt in dank aanvaard. Ook hier doet Ankersmit het voorstel ‘grondig opruiming [te] houden in de hybride wildgroei tussen staat en samenleving, in de zogeheten publiek-private sector’. Hij vergeet daarbij, opnieuw, dat die publiek-private samenwerking het product is van een eerdere opruiming, namelijk die van de collectieve belangen, de sfeer tussen het private en publieke.
De tegenstelling publiek-privaat (en die kan er heel goed zijn, daar herinnert Ankersmit ons terecht aan en dan is het, met hem, onze zaak de zaak van het publieke belang harder aan te zetten, bijvoorbeeld met een ‘sterkere’ staat die zijn gezag ook opeist) moet niet doen vergeten dat er naast publieke en private belangen, goederen en diensten ook collectieve belangen, goederen en diensten zijn. Dat is vloeken in de neoliberale kerk misschien maar we hoeven er John Stuart Mill maar op na te slaan om te weten dat het niet tegengesteld is aan het liberalisme, al in z’n klassieke 19e eeuwse gedaante, en evenmin aan het Nederlandse liberalisme, beïnvloed als dat is door het ‘organicisme’ (Van Doorn) dat ook de andere politieke formaties in ons land zo lang heeft betoverd. Ankersmit, fervent verdediger van het liberalisme, is hier de neoliberaal, lid van het gezelschap van ‘neoliberale sufferds’.
De bedrijfsmatige overheid is een overheid die inderdaad slechts twee partijen kent, het publiek en de verzameling private belangen, met de burger in de bekende spagaat van bourgeois in bedrijf en citoyen en public. Het bourgeoishemd is nader dan de publieksrok, die zorg delen we met Ankersmit en de verzelfstandigingen, privatiseringen en wat al niet sinds de jaren negentig hebben inderdaad geleid tot een burger voor wie politiek weinig anders is dan de voortzetting van zijn individuele belangenbehartiging met andere middelen. En, gegeven de ‘overproductie van mogelijkheden’, met onvrede over alle niet gerealiseerde mogelijkheden (de mijne natuurlijk en soms ook de onze) als resultaat. Mijn stelling is dat dit mede het gevolg is van de afbraak van hetzelfde middenveld dat door Ankersmit tot één van de hoofdschuldigen wordt verklaard. Dat is wat kort door de bocht: het ene middenveld is het andere niet en je kunt je de vraag stellen welk middenveld (de ‘hybride wildgroei’ van Ankersmit) we überhaupt nog over hebben. En, was dat middenveld dat we eens hadden (de politieke partij van ooit, en andere verenigingen met wat te zeggen) niet precies de buffer die de kleine burger nog wat luwte bood, in het aanzicht van en tegenover de grote staat?
Daar komt nog iets bij. De bedrijfsmatige overheid is een overheid in een periode waarin van de klassieke staat (met een grondgebied, een belastinggebied, een monopolie op legitiem gebruik van geweld, een autonoom rechtsgebied) steeds minder overblijft. Nederland wordt minder statelijk, de EU is (nog) geen staat. Tal van voorzieningen die traditioneel door de overheid werden gedistribueerd zijn onder invloed van de EU inzet van markten geworden, tal van andere voorzieningen (rond de sociale zekerheid bijvoorbeeld) zijn van karakter veranderd omdat de staat z’n greep op een zelfstandig monetair en financieel beleid uit handen heeft gegeven. De EU hanteert via de ECB een eenvoudig – en nu falend – beleid van inflatiebeheersing, van stabiliteit van de waarde van het geld. Daarin hebben arbeidsmarktbeleid en sociaal beleid een instrumentele, ondergeschikte, rol. Dat wisten we toch? Het is, eerlijk gezegd, verbijsterend dat de EU nergens figureert in het betoog van Ankersmit. Maar ligt het niet voor de hand dat de bedrijfsmatige overheid met z’n ‘wildgroei’ aan privaat-publieke arrangementen deel is van juist deze kwestie, van een staat die aan statelijkheid heeft verloren terwijl van een nieuwe Europese statelijkheid maar niks wil komen?
We moeten, ik ben het helemaal met Ankersmit eens, onze ‘democratieën snel op orde brengen’. Maar ik weet niet of we daarvoor een ‘sterkere’ staat nodig hebben. Ik denk dat we daar allereerst een staat voor nodig hebben en die staat, die vinden we alleen op Europees niveau, hetzelfde niveau dat door allerlei nationale belangen steeds weer – en ook nu – wordt gefrustreerd. Ik geef toe, Wolfson komt daar niet aan toe. Zelfs Van Doorn, zo kien in de beschrijving en diagnose van het Nederlandse politieke landschap, komt er behalve en marge niet aan toe. Maar Ankersmit, die al helemaal niet.
8 maart
=0=
Nederlandse democratie
Dat de politiek met een informatieprobleem kampt is een stelling die door Van Doorn uitdrukkelijk wel en door Ankersmit uitdrukkelijk niet wordt aangehangen. Ankersmit bespotte (vorig jaar, in de door hemzelf en Leo Klinkers uitgegeven bundel De tien plagen van de staat; Amsterdam; Van Gennep 2008) de idee van een ‘transactiestaat’ omdat daarin de problematiek van het openbare bestuur in eerste aanleg als een informatieprobleem wordt gezien. Onzin, roept Ankersmit, niks informatie, het eerste probleem is: kiezen en dus het voorleggen van heldere keuzes. Daar gaat politiek over en als het daar niet over gaat dan zou het er over moeten gaan (o.c.: 28-30). Dat is het wegwerken van problemen – van uitvoeringsproblemen in het openbaar bestuur in dit geval – door ze gewoon te ontkennen. In zijn artikel in Letter&Geest van vorige week zaterdag (Neoliberale Sufferds) vinden we meer van hetzelfde. Dat de door hem verfoeide ‘publiek-private sector’ een uitwerking en uitdrukking tegelijk is van een ‘informatieprobleem’ wil er maar niet in. Ankersmit denkt dat die sector niet het gevolg maar de oorzaak van alle problemen is. Dus, ruim op die rommel en weg is het probleem.
Vermoedelijk komt dat omdat Ankersmit bij een informatieprobleem aan iets heel erg complex denkt. En dan roept hij triomfantelijk: hoe complex is dan de keus voor goede gezondheidszorg, voor goed onderwijs enz.? Die keuze is niet complex en daar zou de politiek zich nou eens sterk voor moeten maken. Mijn zegen heeft hij. Maar: het gaat niet om de complexiteit van de een of andere kwestie of ‘keus’, het gaat om de complexiteit van een situatie. Niet de zaak is complex, de situatie is dat. Niet de politiek is complex, maar de politieke omgeving is dat en wel steeds meer en omdat die omgeving doorspeelt in de politiek en omgekeerd, daarom is het geheel, de situatie, complex. De situatie is er een waar niemand iemand anders nog aan een touwtje heeft, waar iedereen diverse kanten op kan en meer kanten dan wie ook kan overzien, waar het aantal mogelijkheden groeit met de door ons gewenste mogelijkheden, waar we weten dat alles kan maar niet alles tegelijk zodat het dringen wordt wie en wat het eerst aan de beurt is en dat niet omdat we een tekort aan middelen hebben maar een tekort aan tijd met als gevolg dat het hoe belangrijker lijkt en wordt dan het wat en wie, waar we onze achtertuin belangrijker vinden dan de openbare ruimte, waar de politiek zich kortom ‘continu geconfronteerd [ziet] met een overproductie van mogelijkheden die zij in de smalle kanalen van het reëel mogelijke moet dwingen’.
Deze omschrijving van politieke schaarste, van politiek als schaarste, verklaart de idee van politiek als een informatieprobleem aan de ene kant, de gebiologeerdheid door ‘effectiviteit’, ‘doelmatigheid’, ‘prestatie’ anderzijds, de bedrijfsmatige overheid dus waar Ankersmit de rede noch de reden van inziet. Deze omschrijving van het politieke probleem als een schaarsteprobleem, ik vond hem in de bundel van Jacques van Doorn, Nederlandse Democratie (Amsterdam, Mets & Schilt 2009: 467) en wel in een langer artikel uit 2002, Democratie in de overgang. De bundel, een klein jaar na zijn dood uitgegeven, is een aanrader. Niet alleen het stuk wat ik zojuist noemde, tal van stukken in de bundel waren een verrassing voor me. Mijn fout natuurlijk, had ik maar beter op moeten letten maar mijn dankbaarheid voor de bundel is er des te groter voor. Het is een mooie bundel die de vele kanten van de interesses en de vaardigheden van Van Doorn laat zien.
De bundel bestrijkt een lange periode, de eerste stukken dateren uit de jaren vijftig, het laatste stuk is een, speciaal voor de bundel geschreven, stuk uit 2008. Drieëntwintig stukken, alles bij elkaar, en ze tonen niet slechts de ontwikkeling van een ‘moderne’ maar ook van de Nederlandse sociologie. En ze tonen een ontwikkeling van stijl. De eerste stukken komen nog uit een periode waar in ook de ‘Moderne Sociologie’ tot stand is gekomen, de tekst die ervoor zorgde dat als we het over Van Doorn hadden we eigenlijk Van Doorn en Lammers bedoelden. De vroege stukken dragen de sporen van de opbouw van een nieuw, aan de Amerikaanse sociologie ontleend, begrippenapparaat waarvan de draagkracht werd beproefd in soms nog wat houterig aandoende analyses. Maar naast het houterige illustreren ze het nuttige: behalve langdradig is het hoofdstuk Wijk en stad: reële integratiekaders? een knappe analyse met een heldere systematiek, een scherpe logica en een goed gevoel voor het comparatieve dat eigen is aan elke wetenschap die de moeite waard is.
Over die systematiek vertelde, gisteren in De Rode Hoed waar een bijeenkomst gewijd werd aan de bundel Nederlandse Democratie, Bram Peper een treffende anekdote. Hij had Van Doorn wel eens aangetroffen achter zijn typemachine met aan de ene kant van de machine een stapel papiertjes en aan de andere kant van machine ook een stapel. De ene stapel was nog te verwerken, de andere was al verwerkt. De te verwerken papiertjes waren systematisch geordend en op volgorde gelegd zodat het schrijven van een tekst een vloeiend productieproces werd. Van Doorn had zijn informatieprobleem dus wel opgelost en wij smaken er de voordelen van, bijvoorbeeld wanneer Van Doorn ons weet uit te leggen waarom bestuurlijke problemen vandaag de dag als informatieproblemen opgeld doen. Vandaag de dag, precies, want we kunnen het morgen weer iets anders dan informatie noemen, net zoals we het voor de jaren tachtig eerder als onbestuurbaarheid dan als informatie bedachten. Daar heb je, zoals in de ondertitel van de bundel genoemd, inderdaad ‘historische en sociologische waarnemingen’ voor nodig maar ben je in staat die goed met elkaar te verbinden, dan levert dat stukken op die, ook als ze in 1972 geschreven zijn, in 2009 weinig van hun actualiteit hebben verloren. Gisteren had Romke van der Veen het over precies zo’n stuk uit 1972, getiteld Krijgt Nederland een rassenvraagstuk?
Het hangt er vanaf was het antwoord van Van Doorn toen. Inderdaad, ook toen moest er gekozen worden en dus moest ook toen bekeken worden – of gewoon op z’n beloop gelaten worden – wie de prijs zou betalen. Het hangt af van beleid en toen en nu is het beleid onderworpen aan de ‘overproductie’ van mogelijkheden als gevolg waarvan de gekozen mogelijkheid – welke dat ook is – altijd te laat is, altijd procyclisch in plaats van anticyclisch werkt, altijd minder is dan was beloofd of voorgespiegeld, altijd minder dan in het geval van een oplossing waarin niet steeds wij maar ook eens een keertje zij de klos zouden zijn, als nu eens echt naar de burger was geluisterd. Nederlandse democratie.
7 maart
=0=
Meer
Afgelopen zaterdag hoorde ik op, Tros Radio Kamerbreed, de voorzitters van een aantal jongerenafdelingen van politieke partijen. Allemaal jongens. Brave jongens en absoluut gespeend van enige fantasie. Ze leken meer op elkaar dan op jongeren zal ik maar zeggen, en ze leken al zozeer bezig met hun toekomst in de politiek dat van een eigen mening al lang geen sprake meer was. Ik hoorde toekomstige compromissen en coalities. Dat gaat helemaal goed komen.
Dacht ik, maar toen had ik nog geen kennis genomen van alles wat er zo aan gedachten uit de JOVD opborrelt. Niet op de radio maar in de krant. Dat is niet mis. Neem de crisis. Ik lees in Trouw dat voor de oplossing van de huidige crisis niet minder maar juist meer markt nodig is! De twee auteurs van het stuk kapittelen Willem Breedveld van Trouw want die schijnt geschreven te hebben dat een onsje minder markt misschien geen slecht idee is. Een misverstand. Is Willem, behalve babyboomer, misschien ook links? Waar woont Willem? In Amsterdam? Behoort hij tot de ‘linkse grachtengordelelite’ voor wie het ‘als een baksteen’ laten vallen van de babyboomgeneratie ‘een doodzonde’ is?
Zou best kunnen. In dat geval, Willem, is het nog erger met je dan je minne opvattingen over de markt al lieten vermoeden. Het is belachelijk dat er zelfs maar gedacht kan worden dat de VVD ooit zoiets als ‘marktanarchie’ heeft verdedigd. Een ‘ware’ markt heeft een marktmeester nodig, anders wordt het chaos. ‘De eerste voortekenen heeft de wereld al mogen aanschouwen’. Mooie zin, ik voel christelijk-liberale samenwerking er helemaal in doorklinken. Voortekenen! Aanschouwen! Chaos! Jammer dat de JOVD de naw gegevens van de marktmeester niet bijlevert. Raar ook want de meeste ‘marktmeesters’ in Nederland zijn van VVD huize. Van de Autoriteit Financiële Markten bijvoorbeeld, de club die een oogje in het zeil moest houden in exact die sector waar het helemaal fout is gelopen, onder toezicht. Oogje in het zeil, oogje dicht, waar zit het verschil? Anarchie kun je gratis roepen, chaos alleen achteraf constateren maar de JOVD weet beter. En meer markt en betere marktmeesters. Een wensenlijstje als analyse. De jeugd heeft de toekomst.
Het kan best zijn dat meer markt wenselijk is. Nog wenselijker is een andere markt. De verzekeringenmarkt is nog lang niet af bijvoorbeeld en iemand als Shiller heeft tal van verstandige voorstellen gedaan om die markt te verbeteren door, bijvoorbeeld, beter toezicht te organiseren (geen toezichthouderschap als bedankje voor VVD politici die wat anders willen maar gewoon het aanstellen van competente mensen die na serieuze selectie met duidelijke selectiecriteria worden benoemd), door alles wat maar naar advies zweemt in die sector (en er is weinig dat daar niet naar zweemt) uit handen te nemen van lieden die belangen hebben bij transacties en dat in handen te geven van onafhankelijke, op uurloon betaalde, experts, door eenvoudige standaardregels en standaardcontracten als ‘default’ in te stellen enzovoorts. Kun je zo op de bancaire sector leggen overigens, en het zou niet gek zijn om vergelijkbare regels voor derivaten op te stellen.
Het is, zo schrijven de JOVD jongens, ‘de linkse elite die, als de problemen op hun beloop worden gelaten, teert op de zak van toekomstige generaties, en zelf geen enkele verantwoordelijkheid hoeft te dragen. Het is onacceptabel om de kosten van nu door te schuiven naar de volgende generatie.’
Met zulke denkers kan de VVD nog jaren vooruit.
6 maart
=0=
Passend
Er is niets nieuws onder de zon, aldus Donner. Voorheen werd je na 18 maanden bij je kladden gepakt en vanaf 1 juli van dit jaar al na 12 maanden. En het gaat ook op voor de hoogleraar. Als je na 12 maanden nog geen nieuwe baan hebt dan is elke baan een baan met passende arbeid. Ook voor de hoogleraar. Wie droomt er niet van een baan op de tram? Alle arbeid is passend. Passende arbeid is gewoon de andere kant van werkloosheid en daarom is werkloosheid ook geen werkloosheid meer maar alleen het even tussen twee banen inzitten.
Dat van die hoogleraar, dat was een grapje natuurlijk. Hooglerarensoep is andere koek, omdat bij werkloosheid eerst de hoger opgeleiden de lager opgeleiden uit de baantjes verdringen en die tram nooit verder komt dan de jongensdroom waar het een product van was. Ze willen je niet eens, bij de tram. Er gebeurt wel meer in jongensdromen en lang niet alles komt uit. Een beetje onbeleefd is het wel, die opmerking van Donner over de hoogleraar. Niet dat die ervan schrikt maar de lager opgeleide heeft natuurlijk de hoon heel goed door. Had je maar beter moeten opletten op school jongen! We hebben het gezegd en nu zit je op de blaren. Eigen schuld en eigen verantwoordelijkheid. En dan nog een leuk baantje komen eisen ook? We weten je te vinden.
Indirecte discriminatie, de minister weet vast wel waar dat voor staat. De passende arbeid is een aardige casus. Niet de regel vanzelfsprekend maar de uitwerking van de regel en, iets dichterbij, de uitvoering van de regel. Hebben we immers niet sinds 1 januari een gloednieuw Werkbedrijf, het UWV Werkbedrijf? Welzeker hebben we dat en het gaat nog beter presteren dan het CWI al deed. De uitvoering van het arbeidsmarktbeleid is nu helemaal in handen gegeven van de sociale zekerheidsinstellingen, niet omdat die er voor zijn, of het al zo goed doen, maar omdat de sociale zekerheid ofwel genationaliseerd is ofwel geprivatiseerd maar in elk geval bevrijd is uit de klauwen van die nare sociale partners die er toch maar foute dingen mee hebben gedaan. Hier spreekt de genationaliseerde tak. Een baan is leuk, elke baan is leuk en wel zo leuk dat we aannemen dat niemand er bezwaar tegen zal hebben dat wie het niet leuk vindt gekort wordt. Het is voor ons eigen bestwil. De kenniseconomie ook, maar moet even wachten. In de Tweede Kamer is, geloof ik, het woord niet één keer gevallen, gisteren, bij de behandeling van het voorstel in een commissievergadering.
Een overheid die innovatie zegt te koesteren en met deze plannen komt, zo’n overheid spreekt zichzelf tegen. Donner spant het paard achter de wagen en hij doet dat gedurig. In arbeidsmarktkringen is men er inmiddels achter dat de inzetbaarheid van mensen bepalend is voor hun inzet nu en morgen. Werk je, dan bepaalt je baan je kansen op verdere inzetbaarheid. Doet die baan dat niet, dan heb je pech. Er zijn veel van dat soort banen, heel veel. Daarom worden tal van mensen, lager geschoolden in het bijzonder, steeds vroeger oud op de arbeidsmarkt. Donner ontkent dat: de inzet in welke baan dan ook is een bijdrage aan je inzetbaarheid nu en morgen. Taal en begrip van voor de jaren tachtig, toen de wereld nog eenvoudiger was.
Je zult maar werknemer zijn: jongen, als je niet werkt aan scholing, verdere opleiding, betere inzetbaarheid, dan wordt het niks, dat weet je toch, daar ben je toch zelf ook verantwoordelijk voor? En: jongen, als je niet werkt, dan korten we je op je uitkering, ook al is het werk dat er wel is een aanfluiting voor inzetbaarheid. Want: elke baan is beter dan geen baan. En de rest doe je maar ’s avonds. Zo is er altijd wat, en de dag van morgen brengt ongetwijfeld meer van hetzelfde en dat alles omdat de minister over de sociale verzekeringen beschikt als was het regeringseigendom.
Twee richtlijnen als het ware en ze kunnen niet allebei waar zijn, noch allebei tegelijk worden ingezet. Misbruik van sociale zekerheid is het wanneer de premies van werkgevers en werknemers worden besteed aan kruimelwerk waar niemand wat van leert, waar behalve voor politici en de artiesten in het re-integratiecircus voor niemand een toekomst in zit, waar elke baan een doodlopende steeg is en waarin je door de minister wordt verteld dat die baan toch beter is dan, stel je voor, je scholen voor iets anders, iets dat je bijvoorbeeld in staat zou stellen iets meer greep op je eigen omstandigheden te krijgen, iets meer regie uit te kunnen oefenen op de arbeidsmarkt en wat er daar met je gebeurt. Een sociale zekerheid die een knip voor de neus waard is zou daarop zijn afgestemd. Het zou de zekerheid van mensen dienen door hun keuzemogelijkheden te vergroten zodat er inderdaad gekozen kan worden omdat er iets te kiezen is. Die droom, Donner heeft hem nooit gedroomd en met elk nieuw initiatief toont Donner aan dat het hem eerder een gruwel dan een zegen is.
Passende arbeid. Onpasselijke sociale zekerheid. Activering om de onzekerheid in stand te houden. Werkloosheid als disciplinering. Van de werkgever wordt, zoals steeds, helemaal niets gevraagd. Dat een werkplek ook een leeromgeving kan zijn? Moet zijn om werken en leren een beetje bij elkaar in de buurt te houden? Nu even niet. De werkgever heeft het al moeilijk genoeg en dus moet de werknemer maar een beetje inschikkelijkheid tonen. Opbouw, continuïteit, consistentie in je kwalificatie? Je ‘persoonlijke ontwikkeling’? Je ‘employability’? Eventjes tot luxe verklaard.
Volgende week wordt er gestemd. Spannend is het niet. Die meerderheid komt er wel.
5 maart
=0=
Kikkerogen
Buitenechtelijk maar wel zuiver arisch. Dat is Max Schulz, zoon van Minna Schulz, de hoer. Max is hoofdpersoon en verteller in De nazi en de kapper, van Edgar Hilsenrath. Max heeft, bij gebrek aan een officiële vader, vijf vaders die er allemaal wel iets mee te maken gehad zouden kunnen hebben en wordt opgevoed door een zesde vader, een stiefvader, een mislukt man met een kapperszaak die ook al niet loopt. De opvoeding bestaat uit veel slaag en regelmatige verkrachting, vanaf de geboorte en daarom, zegt Max in navolging van Minna, is er iets niet goed in zijn bovenkamer. Wat dat is, we komen het niet te weten. Maar we kunnen het wel afleiden. Max, de jongen met het joodse uiterlijk, de jongen met de kikkerogen, de jongen met Itzik Finkelstein als beste vriend, de blonde en blauwogige zoon van kapper Finkelstein aan de overkant van de straat, de kapper wiens winkel wel goed draait en de kapper die Itzik en Max het vak leert na hun periode aan het gymnasium, de jongen die het leven van Itzik en zijn ouders neemt en daarna hun naam, identiteit en beroep, die jongen heeft als kenmerk dat hij een kameleon is, dat hij de kleur kan aannemen die het gemoed hem aanbeveelt. Die hem beschut zoals het kikkeroog de kikker beschermt tegen ongeziene nadering. Wanneer de SA wat belooft wordt Max lid van de SA, wanneer de schaduw van de SS over de SA valt wordt Max lid van de SS. Geen punt. Een mens past zich aan.
Itzik, voorheen Max, is een kleine samenballing van de geschiedenis van de 20ste eeuw, de eeuw waarin antisemitisme zich moeiteloos wist te transformeren in filosemitisme en Max Itzik werd. De massamoordenaar werd bevrijdingsstrijder, verving de SS tatoeage door eentje met een nummer van Auschwitz, liet zich besnijden, ging naar Palestina, vocht voor de staat Israel in officieel niet maar naar de heersende mening wel degelijk legitieme organisaties, verwierf uiteindelijk de zo gewenste kapperszaak die geen kapperszaak mocht heten maar kapsalon. De nazi en de kapper is geworden tot de nazi is de kapper. Het verschil is verdwenen en geknipt en geschoren wordt overal. Worden we overal. Dat Itzik/Max nog een haargroeimiddel uitvindt, het Samson-V2 doopt, op een gegeven moment verbaast ons niets meer. Alles kan omdat niets er zozeer toe doet dat het duurzaam is, dat het ergens op lijkt, dat het is wat het is en niet iets anders. En dat alles in een badinerende, soms schunnige, altijd ontluisterende want ons inwijdende stijl waarbij je af en toe wilt lachen maar het toch maar niet doet omdat je niet compleet met de verteller durft mee te reizen, mee te beleven noch mee te denken. Je doet het wel, maar tegenstribbelend.
Uiteindelijk poogt Max een oude rechter uit te leggen wat er werkelijk gebeurd is want die zes miljoen doden zitten toch niet helemaal lekker. De rechter gelooft hem niet maar is wel bereid het spel mee te spelen en Itzik te geloven als Max. Welke straf is dan gepast? Ze komen er niet uit. De angst van de zes miljoen, zes miljoen doden sterven, daar loopt het op uit, maar dat is de wending van Itzik die Max is, niet de wending van de oude rechter. Niemand gelooft Itzik, die Max was, en dus is Max die Itzik is alleen, totaal en helemaal op zichzelf aangewezen.
Dat zijn we na lezing van dit boek eigenlijk allemaal. Die kikkerogen, die ons in staat stellen alle kanten tegelijk op te kijken, we hebben ze meer dan ooit nodig.
4 maart
=0=
Pro wie?
De regiopolitie Gelderland-midden is tevreden over ProKid, een instrument om risico’s te taxeren en in rubriekjes (groot, gaat wel, amper de moeite waard) onder te brengen. Risico’s? Ja, van kinderen onder de twaalf (maar we kunnen wachten het ‘uit te breiden’ naar alle kinderen onder de achttien) die op de een of andere manier in de dossiers van de politie zijn terechtgekomen. Ze hebben wat gedaan, er is hen wat aangedaan, en omdat de wetenschap weet dat een kras op de ziel tot een lelijke wond kan uitgroeien is het zaak er vroeg bij te zijn. Het instrument zal ook door andere korpsen gebruikt gaan worden, hoor ik.
Klinkt best fris en zo, ProKid. Beter dan Vroegtijdige Detectie van Potentiële Etterbakken. Maar daar komt het wel op neer. Kinderen die ergens onderweg in aanraking zijn gekomen met de rottigheid van het leven worden getaxeerd, niet op wat hen is overkomen maar op wat ons zou kunnen overkomen als we hen niet tijdig dresseren. Slaagkans: ongeveer 1 op 2, dus wat we bij de één vermoedelijk winnen verprutsen we bij de ander. Netto winst: nul. Aan de andere kant, van die kindertjes hadden we toch al geen hoge verwachtingen dus waarom moeilijk gedaan als het makkelijk kan? Waar gehakt wordt vallen spaanders en wie verwacht dat het maatschappelijk verkeer zonder verkeersslachtoffers verloopt leeft in een andere maatschappij. Niet dat er slachtoffers zijn maar wie het zijn, daar gaat het om. Het is een verdelingsvraagstuk, niks anders.
Bijzonder, of misschien is het al niet eens bijzonder meer, ik hou het allemaal niet meer bij, maar goed bijzonder is dat de politie hiermee naar buiten komt. De politie neemt haar preventieve taken serieus, dat blijkt maar weer en houdt de kindertjes in de gaten die misschien (in waarschijnlijkheidsklassen, door de wetenschap goedgekeurd!) tot het Kwade geneigd zouden kunnen zijn, die mogelijkerwijs (kansberekening bijgeleverd!) u en de uwen en erger nog uw eigendommen niet met het Respect weten te bejegenen dat u en hen toekomt. En stuurt ze bij, aan en zo nodig weg. Laat dat maar aan overste Ter Horst over.
ProKid is een belediging voor een beschaafde maatschappij. Onze maatschappij is niet beschaafd.
3 maart
=0=
Kroonprins
Nooit geweten dat Ed van Thijn de enige kroonprins was die in de lange rij pretendenten voor de troon van Den Uyl geen kroonprins wilde zijn. Hij vond nummer twee al mooi genoeg. Meer was niet nodig. Hij schrijft het een paar keer in zijn boek Kroonprinsenleed; machtswisselingen in de politiek.
Ik kreeg het boek afgelopen donderdag; een presentje na een lezing over ‘geld en arbeid’. Leerzaam boek. Het hoofdstuk over Den Uyl is het langste; het hoofdstuk over Kok is goede tweede. Geen van beide hoofdstukken behoren tot de betere in dit, prettig geschreven en informatieve, boek. Het is alsof Van Thijn te dicht op de zaken van Den Uyl en Kok heeft gezeten om voldoende afstand te hebben en die afstand, die is nodig voor een beschrijving. Als je er met je neus bovenop hebt gezeten of er gewoon bij was, als je van de betrokkenen en van jezelf niet alleen een foto maar hen en jezelf ook de maat wil nemen, dan wordt het moeilijk om personen, gebeurtenissen en relaties het gewicht te geven dat hen toekomt en ook wel om hoofdzaken van bijzaken te scheiden. Dat blijkt. Hoe minder Van Thijn met een geportretteerde heeft hoe beter de beschrijving hem afgaat. Daarom is het hoofdstuk over Van Agt beter dan het hoofdstuk over Willy Brandt, het hoofdstuk over Wiegel beter dan dat over Vondeling enz.
Het grootste deel van het boek gaat overigens niet over kroonprinsen maar over bestuurders, ‘olifanten’ noemt Van Thijn ze, die niet weten hoe ze afscheid van de macht moeten nemen, of die het niet willen nemen en het niet kunnen nalaten over hun graf heen te regeren. Den Uyl is een voorbeeld van een man die niet weg te krijgen was maar die als het dan toch moest alleen Wim Kok als opvolger wou. En kreeg. Maar was Kok ooit een kroonprins? Ik vraag het me af, niet omdat ik er zoveel van afweet maar op grond van de informatie die ik in het boek aantref. Hoeveel kroonprinsen zijn er, bijvoorbeeld in de Nederlandse politiek, nou helemaal geweest? Brinkman, die wel en dat liep beroerd af. Melkert, zo benoemd door Kok en met opnieuw desastreuze afloop. Maar anderen? Van Agt kon het even weinig schelen als de politiek of zijn premierschap. Zijn zaak was het niet. Hij was nooit een kroonprins en wou geen kroonprins voor zijn opvolging. De VVD had geen kroonprinsen na Wiegel en daar is de vraag of het geklier over het leiderschap het gevolg is van een tekort aan capabele mensen of van een mastodont (het lokale olifantenras) die alles beter weet en dat steeds opnieuw laat weten aan ieder die het horen wil en ook nog aan een paar mensen die het niet willen horen maar het zich niet durven permitteren er niet naar te luisteren. Beide vermoedelijk. En Van Mierlo? Die is de kroonprins van zichzelf, en is daarom ook een paar keer zichzelf opgevolgd.
Het beste hoofdstuk is dat over Pierre Mendès France, over de man die in 1954 gedurende 245 dagen minister-president van Frankrijk was. Van Thijn studeerde toen in Parijs en kwam diep onder de indruk van de man die Frankrijk van de Vietnamoorlog bevrijdde. In de jaren na ’54 kwam de naam van PMF nog regelmatig voorbij schrijft Van Thijn. Maar PMF, kroonprins noch koning en wars van beide, heeft de boot afgehouden. De laatste keer was in 1968, en Van Thijn vermoedt dat PMF geen behoefte had aan weer een golf van antisemitisme, ‘waarop je in Frankrijk gif kunt innemen’ (p. 168).
Daar had ik nou wel meer van willen weten. Die kroonprinsen, ik geloof er niet in. Brown was niet de kroonprins van Blair, maar Blair heeft gewoon voorgedrongen. Schmidt was niet de kroonprins van Brandt; de man had hooguit een vadercomplex. Peres was misschien wel de kroonprins van Ben Goerion, alleen had Ben Goerion op het laatst helemaal geen kroonprinsen meer dus ook Peres niet. Zijn er wel kroonprinsen? Nee, er zijn bestuurders die niet los kunnen laten. Machtswisselingen verworden zo tot onmachtsmanifestaties. Vervelend en politieke partijen zouden er eens wat aan moeten doen. Bijvoorbeeld door te eisen dat een politiek leider altijd in het parlement blijft. Door het dualisme serieus te nemen. Dat soort dingen. Machtswisseling komt niet achteraf, als de macht uit handen gegeven moet worden; de machtswisseling van straks heeft alles te maken met de machtsuitoefening van nu.
2 maart
=0=
Roversbende
Augustinus vroeg zich niet zonder reden af wat het verschil is tussen een staat en een grote roversbende, als de staat niet aan het recht is onderworpen. Het staat, met bijbehorende bronverwijzing naar De Stad van God, in het afscheidscollege van prof. Kortmann (Staatsrecht en Raison d’Etat), afgelopen vrijdag aan de Radboud Universiteit. In die stad, Jeruzalem of Babylon of Jeruzalem en Babylon, in die stad wonen we en welke kant het opgaat, dat hangt weer af van de kwaliteit van de staat. Wanneer roept die staat de raison d’Etat in? Een definitie ervan is niet goed te geven maar als we stellen dat als het wordt ingeroepen we om een vergunning vragen om de middelen door het doel te laten heiligen, dan zijn we in de buurt. Het doel heiligt, zo Kortmann, steeds meer middelen. We worden bedreigd en dan moet je het soms niet zo nauw nemen. Bij ons valt het nog wel mee, maar het loopt wel achteruit volgens Kortmann, die dat vervolgens illustreert aan de hand van een aantal gebeurtenissen rond de scheiding der machten (de groeiende symbiose van regering en parlement), rond de democratische besluitvorming (de gotspe van het referendum rond het Europese verdrag) en rond de rechtstaat (iedereen is gelijk maar sommigen zijn anders gelijk dan anderen). Met het vreemdelingenrecht en de inburgering als meest gehanteerde voorbeelden toont Kortmann aan dat we op moeten passen en niet zo’n beetje ook. Het grootste gevaar zit niet in de regels en de wetten, het zit in de incompetentie en het opportunisme van hen wier taak het is met deze instituties om te gaan, ze te interpreteren, ze te verdedigen, er de kwaliteit van te bewaken. De overheid is op weg om, bijvoorbeeld, legaliteitsbeginsel en gelijkheidsbeginsel aan z’n laars te lappen. En komt er mee weg, al was het maar omdat de Raad van State eerder bestuurder dan rechter speelt en z’n rechterlijke taken aanpast aan de nood van de bestuurlijke. En vervolgens door het Europese Hof op z’n vingers getikt, zich daar niets van aantrekt en dat ook niet hoeft te doen want niemand in dit land die het van hen vraagt.
Het gaat ook wel snel. Het aantal keren dat Bos het niet nodig vond de Tweede Kamer te informeren voordat hij in actie kwam, laat staan te overleggen met die Tweede Kamer, laat staat zijn besluit afhankelijk te maken van de instemming van de Kamer, het is misschien nog net op de vingers van één hand te tellen. Maar gezien de makheid waarmee de Kamer zichzelf buiten spel laat zetten kunnen we voorspellen dat men daar maar al te blij is van de verantwoordelijkheid verlost te zijn. Een logisch vervolg ongetwijfeld van het feit dat we de onderscheiding van regering en kamer hebben vervangen door het onderscheid van regering en regeringsfracties versus oppositie. Ondermijning van de trias maar wie kan het wat schelen. Desnoods verzinnen we er achteraf de wettelijke basis bij want preventie is leniger dan legaliteit en veiligheid rekbaarder dan gelijkheid.
Er staat niet geschreven dat het niet mag en dus mag het. Het geeft te denken, die uitspraak van Augustinus.
1 maart
=0=